×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Noord-Thailand

De Mekong en Phu Kradung National Park

Reisverslag: Rob van Iren
Foto's: Rob van Iren

Na een bezoek aan het eiland Koh Chang, waar nog rustige plekjes zijn om ongestoord in een hangmat te hangen, via Bangkok per trein naar het noorden. Aan de Mekong, die hier de grens met Laos vormt, liggen idyllische dorpjes als Nong Khai, Sang Khom en Chiang Khan. Phu Kradung National Park ligt op een 1300 m plateau, bereikbaar via een steil pad. Na het groeten van een hert (pas bij het buigen op voor het gewei), per trein naar Chinatown in Bangkok.

Na aankomst in Bangkok reis ik meteen door naar Koh Chang. Wie een pakketreis boekt (minibus, taxi en boot inbegrepen), wordt met 10 man in een minibus gestouwd en in 5 uur naar de haven van Laem Ngob gereden, om daar op een speciale pier in een boot volgepakt met zich volvretende Russische, Australische bulktoeristen en ander lawaaiig zuipvolk te belanden.

Ik neem er liever de tijd voor en pak vanaf het vliegveld de shuttle naar het nabijgelegen busstation, waar ik de bus naar Trat neem. Deze grote touringcars zijn airconditioned en daardoor niet geschikt voor zomerkleding.

In Trat verblijf ik een nachtje in guesthouse Pop, met naast kamers en bungalows in verschillende prijsklassen voor de liefhebbers op aanvraag ook een paar bungalowtjes aan de Trat-rivier.

Koh Chang

Vanuit de hangmat genieten van prachtige zonsondergangen

De volgende morgen neem ik al vroeg een taxi naar de pier en rond tienen ben ik op Koh Chang. Op de Central Pier kun je lekker eten en bij kraampjes op worstjes lijkende staafjes van de doerianvrucht en zelfs heerlijke poffertjes kopen.

Bij het laatste kraampje op de Central Pier zoek ik de vrouw van het boekingsbureau voor allerhande trips. Ze maakt ook contact met Long Beach om een taxi te regelen, voor zover het lukt om te bellen. Long Beach ligt aan de andere kant van de bergen, waardoor er maar beperkt bereik is. Ook qua vervoer is de bereikbaarheid van de moeilijke kant van het eiland beperkt. De eerste keer dat ik er was had de regen een gat in de weg geslagen en was er slechts beperkt taxichauffeur beschikbaar.

Uiteindelijk werd ik samen met een Russisch stel gehaald door de manager van de Three House Resort en volgde een rit over een hobbelpad over privégrond, waarbij we onderweg een hangslot moesten slopen. Inmiddels is er een bruggetje over het gat gelegd en is er weer een dagelijkse taxiservice.

Het vergt dus wat moeite om bij Long Beach te komen, maar je treft er veel leuker volk dan aan de westkant. Er zijn in het westen nog wel wat rustige plekjes maar bijvoorbeeld Lonely Beach maakt zijn naam niet langer waar. Het is volgebouwd en ‘s nachts lig je in je bed te trillen op de bass­drums van nabijgelegen bars, waar hordes back­packers zich de hele dag vermaken met blowen en zuipen.

Nu ik wat langer op Long Beach rondhang en de staf, relaxte lui, wat beter leer kennen hoor ik de ins and outs van het eiland. De bars op Lonely Beach functioneren stuk voor stuk als coffeeshop. De maffia heeft Koh Chang al aardig in handen en de politie wordt omgekocht. Op elk eiland hanteert de politie een verschillend drugsbeleid, van oogluikend toestaan tot zeer repressief.

Ik geniet hier iedere dag van prachtige zonsondergangen, de kleine kolonie apen die hier rondhangt en af en toe een slang of gekko bij mijn hut. De hele dag een beetje in de hangmat hangen, zwemmen, lezen en schrijven en wat kletsen met de andere gasten.

Die andere gasten zijn voornamelijk dertigers uit alle Europese landen en soms van daarbuiten. Het is leuk om een Belgische reisleider van een non-profitorganisatie te ontmoeten die mijn hyvespagina tussen de sites heeft staan die hij ter voorbereiding heeft geraadpleegd. Overdag komen er soms wat diehards langs die Long Beach op een scootertje weten te bereiken.

Het is een hell-of-a-road, zeker waar het asfalt op een helling is weggeslagen. Soms meert er ook iemand af met een catamaran. Ze genieten van de rust, het uitzicht, het strand en het heerlijke eten. Maar om 4 uur sluit de keuken tot 6 uur, dan zijn wij weer onder ons.

Als dank voor het aangenaam verpozen reinig ik Long Beach en het nabijgelegen Memorial Beach van aangespoeld plastic, zandzakken en piepschuim. Ik verbrand alles, wat een enorme zwarte rook geeft. Tja, wat moet je er anders mee?

Langs de oevers van de Mekong

Idyllische dorpjes Nong Khai, Sang Khom en Chiang Khan

Ik verlaat Koh Chang en maak via Bangkok een heel mooie treinreis noordwaarts richting Laotiaanse grens, waar dorpjes aan de Mekong liggen die zeer idyllisch schijnen te zijn. Het is zonde om tijd te verspillen aan een busreis, daar is echt niets aan. Vaak is het zelfs heel vermoeiend, door de middeleeuwse vechtfilms en de uiterst irritante spelletjes­programma’s op de TV.

De trein gaat eerst met een relaxt gangetje door rijstvelden. Het water staat nog erg hoog, hier en daar staan huisjes in het water. Daarna gaat het dwars door moeras­gebieden vol waadvogels zoals verschillende soorten reigers en door onbewoond heuvel­landschap, met daar middenin op een heuveltop enorme gouden boeddha’s, de provincie Isan in.

‘Isan? I was there last year. I had some problems with the people there. They don’t speak Englies,’ klaagt een Française. Dat hoor ik graag. Ik ga de goede kant uit! Ik reis niet naar de andere kant van de wereld om Engels te praten.

Als we bij een station stoppen, komt meteen een aantal verkopers met tal van etenswaren de trein in. Je hoeft hier geen honger te lijden. Het spoor eindigt in Nong Khai aan de Mekong. Nong Khai heeft een boulevard waar je een mooi uitzicht hebt op de rivier en op Laos aan de overkant. Er is ook een brug waarover je Laos in kunt.

Deze streek is erg in trek als weekendverblijf van Thai, het is er relaxt en je kunt er kennismaken met de manier waarop de middle class Thai het boeddhisme beleeft. Op een ochtend zit ik aan de boulevard van Nong Khai van een ontbijtje te genieten, als ik van de ene kant een monnik zie aankomen en van de andere kant een vrouw.

Als ze elkaar naderen vertraagt hun pas en dan knielt de vrouw bij de monnik en stelt hem een vraag. De monniken hebben hier kennelijk nog de status van raadgever.

Per bus volg ik oostwaarts de rivier tot Sang Khom, een klein eenvoudig plaatsje, waar mij Bouy Guesthouse wordt aangeraden door de Trotter. Het is inderdaad bijzonder idyllisch: een houten huisje met terras en hangmat, direct aan de Mekong.

De rivier is hier stil, er is amper scheepvaart. Alleen ‘s ochtend varen er wat longtail-motorkano’s met een visser of met wat passagiers van de overkant. De stilte op de rivier, die de grens vormt, heeft overigens een wat wrange oorzaak: enkele jaren geleden werd door Laotiaanse grenswachten nog geschoten op illegale grensoverschrijders.

In Sang Khom maak ik het zo niet merkwaardigste dan toch wel het meest aandoenlijke dorpsfeest ooit mee. De baas van het guesthouse waarschuwt me ‘s morgens al: vandaag wordt het lawaaierig. Ik ga een kijkje nemen in het dorp, want er zou zang en dans zijn.

In de hoofdstraat zitten gasten onder partytenten voor een podiumpje waarop wat gogodanseressen wel erg amateuristisch aan de gang zijn. Soms liggen ze achterover neukbewegingen te maken. Regelmatig vallen ze uit hun rol: dan trekt ineens de lach weg en zie je hoe ze balen van verveling en vermoeidheid. Maar de geluidsmannen achter het podium gunnen hen geen rust: het gaat maar door.

Uren later zijn ze nog steeds aan het dansen. Er is inmiddels een zeiltje over het podium gespannen tegen de zon, zodat ze tijdens het dansen niet steeds een hand boven hun ogen hoeven te houden. Maar dat is zo klungelig gedaan dat de danseressen nu tijdens het dansen een punt van het zeil vast moeten houden. En het publiek zit erbij alsof ze naar een toespraak van de burgemeester moeten luisteren: nog nooit zag ik zoveel Thai bij elkaar waarvan er niet eentje lacht.

Ik reis per bus door naar Chiang Khan, dat ook aan de Mekong ligt. Het is erg gezellig met bijna alleen jonge Thaise toeristen met een beetje geld die weekend vieren en door het winkelstraatje flaneren.

Als ik zondagochtend het guesthouse verlaat om naar de bushalte te gaan, zit het potdicht van de mist. In de songthaew, een lange open taxi met een huif erover, heb je best warme kleren nodig.

De schoothondjes en zelfs de katten hier hebben een jasje aan, alleen ik heb er niet op gerekend dat het hier in februari ook winter kan zijn.

Onderweg zie ik in een winkelstraat Thai geknield op de stoep zitten met een mandje voor zich. Langslopende monniken krijgen de inhoud ervan in hun metalen schalen geworpen. De offers zijn meer symbolisch: snoep, frisdrank of een bolletje kleefrijst.

Phu Kradung National Park

1000 meter klimmen tussen bomen, bomen en nog eens bomen

Met de trein reis ik weer naar het zuiden. Onderweg breng ik eerst een bezoek aan het Phu Kradung Park, een hooggelegen plateau in het gelijknamige gebergte in de provincie Loei. Voor de steile klim naar het plateau kun je een drager inhuren om je bagage te dragen. Maar de hele weg zo’n vent mee voel ik niks voor, dacht ik.

Maar gaandeweg fr klim krijg ik spijt als duidelijk wordt dat zo’n drager zijn eigen gang gaat, bepakt met de bagage van wel zes bezoekers.

Als ik even rust komt zo’n gespierde vent in een uiterst kalm tempo voorbij. Ik probeer het gewicht van de lading die hij draagt te raden: 40 kilo? Hij steekt 5 vingers op: 50 kilo hangt er aan de einden van de bamboestok op zijn schouders!

Ergens halverwege kom ik zowaar vier dragers tegen die een vrouw als een pasja in een draagstoel naar boven dragen. Te oordelen aan haar kleding en die van de andere Thai bij haar, is ze duidelijk rijk. Ik ben te verbouwereerd van het tafereel om er een foto van te maken.

Het pad de beboste helling op naar het plateau is meer een grote trap. Omdat je constant tegen bomen aankijkt is het een wat saaie klim. Ik loop door een stil tropenbos terwijl de lucht langzaam oranje kleurt. Ik hoor wat vogel­geluiden en zie een groep apen, maar verder zijn het vooral bomen, bomen en nog eens bomen.

Na zes uur beland ik op het plateau op 1300 meter hoogte en heb ik 1000 meter geklommen. Vanaf de top is het nog 3 km naar het kamp. Aan de randen van het plateau zijn hier en daar kliffen waar je een weergaloos uitzicht hebt op het omringende laagland. Het plateau zelf heeft een bijzondere vegetatie: varens, hoog gras en naaldbomen. Soms is er een steenplateau dat door de regen heel vlak en glad is geschuurd, met op diverse plaatsen prachtige boeddha’s.

Vanaf een klif kijk ik tegen vier lagen bewolking aan: bovenaan een deken, daaronder een laagje blauw, dan weer een laag wolken, dan de sluierwolken die rond de bergen hangen en daaronder ook nog een deken waar je bovenop kijkt. Maar op de vlakte zelf is de begroeiing ook nog 1 tot 4 meter hoog, dus veel uitzicht is daar niet.

In het kamp kun je voor een euro een tent huren en een matje en een slaapzak of dekbed, want ‘s nachts kan het op deze hoogte flink koud zijn. Er schijnen hier olifanten rond te lopen, maar die laten zich niet zien. Het is een beetje saai maar wel rustig.

Bij de restaurantjes loopt een hert rond. Daar kan ik mijn buigingen mooi op oefenen. Het is wel een kwestie van goed mikken: het hert buigt recht naar voren en dat moet ik ook doen, anders prik ik mezelf op de punten van zijn gewei.

Via Phitsanulok naar Bangkok

In Chinatown wemelt het van de eettentjes en sloopbedrijfjes

Ik reis door naar Phitsanulok, vanwaar ik de treinreis naar Bangkok voort kan zetten. Phitsanulok ligt aan de Nan-rivier. Het is een grote plaats maar met weinig moderne hoogbouw. De stad heeft een lange boulevard aan de rivier die ‘s avonds een grote markt met veel kraampjes is.

Er is ook een podium aan de rivier waar een band country & western speelt in een decor van strobalen. Iedereen loopt rond met cowboyhoeden op die je hier kunt kopen. Dansen kunnen of durven ze niet. Country Roads van John Denver schalt over de rivier. De 70er jaren dringen langzaam door in Thailand.

Het treintraject vanaf Phitsanulok gaat sneller dan dat op de heenweg over Khon Kaen, waar maar drie keer per dag een boemeltje gaat. In Phitsanulok komen vele treinen per dag langs die van Chiang Mai naar Bangkok gaan.

Bij elkaar verblijf ik drie keer zeer plezierig in Bangkok als tussenstation. Ik overnacht er in het River View-guesthouse in Chinatown, dat zowel dure als goedkope kamers heeft en op de achtste etage een terras-restaurant met een groots uitzicht op de Menam-rivier.

Iedere motortaxi weet de weg in de wirwar van smalle straatjes van Chinatown, waar het wemelt van de eettentjes waar je alleen Bangkok-chinezen treft en vooral veel sloopbedrijfjes. Dat kan ‘s nachts wat unheimisch overkomen, maar blijkt overdag alleen maar mee te vallen. Brave mensen druk aan het werk. Kijk vooral eens achterin die werkplaatsjes en zie het contrast tussen de rauwe entourage en de feeëriek verlichte altaartjes.

Ik ben na mijn zoveelste bezoek echt verslingerd aan de goedlachse en ontwapenende lankmoedigheid die de Thai uitstralen. Ja, zelfs de katten en de honden. Fascinerend vind ik de gedachte dat dit toch vooral aan de religie ligt.

Boeiend zijn ook de ontmoetingen in het openbaar vervoer met alleenreizende mensen, farang (gringo’s) zowel als Thai en zelfs een keer een Birmese. Nee, voor mij geen aapjes kijken (oppervlakkige ontmoetingen met vreemde volkeren) maar een ontdekkingsreis op zoek naar het antwoord op de vraag hoe ze dat doen, met zoveel mensen zo vreedzaam samenleven.

Want kom je de grens over, dan is het meteen anders. In het Cambodjaanse grensplaatsje Koh Kong, waar je je visum twee weken kunt verlengen, is het meteen oppassen geblazen: ze overvragen je overal. In Thailand heb ik daar niets van gemerkt. Maar dan heb ik wel al die plekken vermeden waar ik alleen maar nare verhalen over gehoord heb.

Rob van Iren bezocht ook Oost-Thailand en Zuid-Thailand.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win