×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Noordwest Andalusië

Trotse patio-eigenaars wenken ons naar binnen

Reisverslag: Els van der Vos
Foto's: Els van der Vos en Ineke Beekman

Vanuit Granada door eindeloze heuvels met olijfbomen naar Córdoba, met de Mezquita en de even beroemde patio’s. Via Sevilla, met talloze prachtige gebouwen, en de omringende bergen naar nationaal park Doñana met vogelrijke moerassen en duinen. Tenslotte door de bergen langs witte dorpen als Zahara en Ronda met de diepe kloof.

Het is prachtig weer, volop zon. Na het ontbijt rijden we vanuit Granada richting Priego de Córdoba door de stank van verschillende olijfoliefabriekjes. Het landschap is heuvelachtig met olijfbomen. Een rustige, mooie weg naar Priego de Córdoba en verder naar een klein plaatsje, Zagrilla, ongeveer 8 km voorbij Priego.

Dit is de Sierra Subbetica. Weids heuvelland met mooie vergezichten. Het is hier heel stil, zo nu en dan komt er een auto voorbij. Zagrilla is een mooi en welvarend plaatsje, de huizen zijn witter dan wit. Er is een klein restaurant, La Fuente, dat aan een beek met kristalhelder bronwater ligt. In het midden een eilandje met aronskelken. Aan de kant onder oude bomen staan de tafels en stoelen. Er zitten wat Spanjaarden te eten. De beek loopt door een ouderwets washok voor kleding met een schrobplaats.

Ook Priego de Córdoba ziet er welvarend en levendig uit. We parkeren vlak bij de Fuente del Rey, een mooie barokfontein in twee delen. We lopen door de Calle del Rio waar veel mooie barokgevels en barokkerken te zien zijn, een erfenis van de bloei van de zijde-industrie hier in de 18e eeuw.

Veel portieken met prachtige voordeuren, die soms open staan waardoor we een kijkje kunnen nemen op de patio’s die erachter liggen. Alles is erop gericht uit de zon te blijven. We gaan een kerk in, de Iglesia de la Asunción. De kerk is van buiten wit geschilderd, maar binnen word je overdonderd door de beeldhouwwerken en barokversieringen, tot aan het plafond toe.

Op het plein bij de kerk staat ook een Arabisch fort. We lopen via de Moorse wijk met nauwe steegjes, witte huizen en bloembakken naar de Adarve, de omloop rond het stadje. Priego ligt op een soort natuurlijke vestingwal. Aan de buitenrand zijn balkons gemaakt met bankjes, vanwaar je een mooi uitzicht hebt op de omgeving.

Córdoba

850 Arabisch versierde, rood-wit gestreepte bogen

Op weg naar Córdoba zien we een bord ‘Hermita de la Virgen de la Sierra’ en slaan rechtsaf om eens te kijken waar de weg naartoe leidt. Door een heuvelachtig kaal terrein voert een kronkelweg naar boven. Bij elke bocht toeteren we, want er komen steeds wielrenners met een rotvaart naar beneden. De weg stijgt erg snel, het is wel spannend.

De top op ongeveer 800 m ligt in de wolken. Er staat een kerk, een bedevaartplaats voor de Virgen de la Sierra. We zien een moeder met een baby op haar arm, vergezeld van haar ouders. De man wenkt ons mee te gaan. We lopen naar een beeld van de virgen op de binnenplaats, waar de moeder een gebed zegt en een lied zingt. Is er wat mis met de baby? We zien niks bijzonders aan hem. Er wordt ook een grote vaas met bloemen neergezet.

In de kerk staat een mooie Maria, omringd door een gigantische hoeveelheid witte lelies die (bedoeld of onbedoeld?) een bedwelmende geur verspreiden. Buiten is een taverna waar we koffie drinken. Spanjaarden die we daarnet devoot in de kerk zagen, nemen hier nu een flinke borrel. Het is koud. De kerk heeft een eigen zender en er staan overal luidsprekers. Het uitzicht is prachtig en we zien zelfs grote arenden vliegen.

We rijden door naar Córdoba en parkeren de auto net buiten de Judería, de oude joodse wijk. Het is hier druk, veel groepen toeristen met gids. De Mezquita of Grote Moskee uit 787 is een bijzondere ervaring. Al die 850 Arabisch versierde, rood-wit gestreepte bogen en zuilen van marmer en onyx, het precieze versierwerk, de enorme ruimte, de prachtige mihrab, het schemerlicht.

Jammer dat er ook een kathedraal in staat. De moskee wint het hier duidelijk van de kerk. Toch staat op het entreekaartje dat het toegang geeft tot de Kathedraal. Niks moskee. We lopen de Judería verder in, naar de Plaza de Poto met mooie fontein. Hier heeft Cervantes gewoond.

Het is bewolkt en het miezert. We willen naar het patio-museum, Palacio de Viana, in de oude stad. Het is lastig te vinden, niet alle straten staan op de plattegrond die wij hebben. We parkeren ergens bij een oude stadsmuur en vragen de weg. We zijn in een leuke, oude buurt beland waar geen toerist te bekennen is.

Een man wijst ons een straat in, omdat hij denkt dat wij naar patio’s willen kijken die aan het Festival de los Patios meedoen. We bekijken er een paar, vol met allerlei bloemen, veel geraniums. Trotse eigenaars wenken ons naar binnen.

Het patiomuseum bestaat uit veertien patio’s die verschillend, maar sober zijn ingericht. Op de eerste binnenplaats hangen tegels die herinneren aan hoog bezoek, onder andere koningen en regeringsleiders.

We lopen de wijk verder in en zien een bordje ‘pasteleria’. Dat blijkt een bakkerijtje te zijn in de Iglesia Santa Marina, dat gerund wordt door nonnen. We kopen een zak koekjes en maken een foto van het winkeltje. De non mag niet op de foto, zij verdwijnt snel achter een deur.

We lopen de straatjes verder door op weg naar de auto. Het is intussen zonnig geworden. Een oude fontein, veel patio’s. Een groenteboer waar we kersen en aardbeien kopen vraagt wat de aardbeien in Nederland kosten en schrikt van het bedrag.

Bij de oude stadsmuur is een nieuw park aangelegd, Jardin de los Poetas. Een aantal rijen wit-geel geverfde huisjes met kleurige voortuinen kijkt op het park uit. Misschien wel sociale woningbouw.

Sierra Norte de Sevilla

Het is erg groen, dus het zal hier wel flink regenen

Het regent pijpestelen. We rijden eerst naar Medina de Azahara, een voormalige Moorse stad, een paar km voorbij Córdoba. Als we bij de Medina zijn worden we eerst een kilometer teruggestuurd naar de verplichte parkeerplaats. Met een pendelbus moeten we dan naar de site. Daar blijkt dat er geen kaartjes meer zijn.

We rijden door richting Constantina in de Sierra Norte de Sevilla. De weg is eerst saai, laagland met onbelangrijke stadjes. Als we afslaan naar Constantina wordt het landschap weer mooi: heuvels met olijfbomen en kurkeiken, het gras eronder bezaaid met veldbloemen in alle kleuren.

Zo nu en dan staat er een hacienda. Constantina is een grote plaats met steile straatjes en witgepleisterde huizen. Geen toerist te zien.

We stoppen in Cerro de Hiello, op de weg naar San Nicolas. We wandelen anderhalf uur rond en in een oude, verlaten ijzermijn in een karstgebergte met spitse toppen. Er is verder niemand. Veel bloemen, vooral een soort cistus, die wel anderhalve meter hoog is. Kennelijk houdt die plant van ijzer. Verder staat er veel wilde lavendel. De route is goed aangegeven en we gaan zelfs door wat mijntunneltjes heen.

In het eigenlijke dorpje Cerro de Hiello heeft de tijd nu eens echt stilgestaan, het is een beetje wildwest. Aan weerszijden van één geasfalteerde straat die het dorpje in tweeën deelt staan kleine rijtjeshuizen met tuintjes. Overal lopen kippen en geiten. Op de weg lopen twee mensen en een hond. Meer volk zien we niet.

We rijden van Constantina naar San Nicolas del Puento, waar een waterval moet zijn. Bij een camping zetten we de auto neer en vragen waar het ‘agua a ver’ is. Tja, wat is ‘waterval’ in het Spaans? Zo ver reikt ons vakantiespaans niet. De campingbaas wijst ons de weg naar El Martinete, waar de rivier de Huesnar een driedelige waterval maakt. Een mooi plekje, en niemand te zien.

We klimmen via een klein paadje naar de bovenste waterval. We lopen verder de heuvel op achter een restaurant dat gesloten is. Het is hier nog geen seizoen. Overal weer prachtige bloemen: cistus, lavendel, malva, margrietjes, juffertje in ‘t groen, campanula. Verder veel kurkeiken en loofbomen, vooral essen en populieren. Het is erg groen, dus het zal hier wel flink regenen.

Als we op de heuvel lopen zien we aan de overkant van het riviertje een kudde schapen en twee herders. De schapen willen (letterlijk!) niet over de dam naar de andere kant. Als het eerste schaap er eenmaal overgeduwd is (nog een heel werk), volgt de rest vanzelf, zoals het spreekwoord al zegt. We wandelen rustig over de weg terug langs een vijver omzoomd door treurwilgen. Rust, rust, rust, heerlijk is het hier.

We rijden terug door de prachtige Sierra Norte. Mooie, afgelegen haciendas die er rijk uitzien en allemaal achter een groot hek liggen. De terreinen zijn overal afgezet met prikkeldraad en bordjes ‘Coto privado de caza’ (privé-jachtterrein).

In Constantina kopen we kersen bij de groenteboer, waar een oudere mevrouw eerst alle minder mooie druiven uit een tros laat halen voor hij op de weegschaal gaat. Iedereen wacht geduldig tot ze klaar is.

We pakken de auto in en rijden de Sierra Norte uit. Het is overal mooi, glooiend terrein, veel parasoldennen (het lijkt wel of ze in vorm gesnoeid zijn), bloemen, schapen. Veel kale rotsen zien we niet, alles is met gras bedekt. Verderop wordt het landschap vlakker en zien we graan, sinaasappelbomen en mais.

We dalen af naar het dal van de Guadalquivir waar Sevilla ligt. Een onaantrekkelijke streek, veel industrie. Via La Albaga bereiken we Castilleja de la Cuesta.

Sevilla

Er staan veel mooie gebouwen bij elkaar

Het is zonnig en warm. We nemen de bus naar Sevilla. Gaat prima, na een kwartiertje zijn we op het busstation, dat 10 minuten lopen van het centrum ligt, vlakbij het terrein van de Expo van 1992. Veel moderne gebouwen zijn overgebleven van de wereldtentoonstelling.

Er zijn acht nieuwe bruggen over de Guadalquivir gebouwd voor de Expo en Sevilla is nog steeds niet uit de kosten. Eén brug lijkt verdacht veel op de Zwaan in Rotterdam.

Een leuke sfeer in Sevilla, een beetje Parijs, elegant en toch zuidelijk. Eerst bezoeken we de kathedraal, veel pracht en praal natuurlijk.

Er staan veel mooie gebouwen bij elkaar: de kathedraal met de Giralda, het bisschoppelijk paleis, het Archief en de Reales Alcázar. Leuk plein met rijtuigjes die je kunt huren voor een rondrit.

 

De Reales Alcázar zijn haast nog mooier dan de koninklijke paleizen van het Alhambra. Het zijn prachtige gebouwen in mudéjar-stijl, de bouwstijl die gebaseerd was op de Moren. Er zijn patio’s en tuinen, de een nog mooier dan de ander. Veel blauwe bomen (judasbomen) en bougainville.

De Mercuriusfontein is erg mooi. De Moren waren meesters in sfeer scheppen. We lopen nog even de Barrio Cruz in, het oude deel van Sevilla. Smalle straatjes, mooi gerestaureerde panden, veel cafétjes en restaurants. Veel toeristen.

Parque Nacional Coto Doñana

In het moeras staan flamingo's, reigers en wilde paarden

Het is zwaar bewolkt en er is onweer voorspeld. Langs de weg naar Huelva staan aan weerskanten oleanders. Bij Pilas slaan we af richting Villamanrique, maar de aanwijzingen zijn niet duidelijk, zodat we nogal eens om moeten keren. Het is hier echt het achterland. De dorpen zien er wat verwaarloosd uit.

Om kwart voor drie rijden we El Rocío binnen. De straten zijn breed, maar allemaal met zand bedekt. Een prachtig dorp met een mooie bedevaartskerk. Het grenst aan de moerassen van het Parque Nacional Coto Doñana. We zien allemaal fourwheeldrives door het zand rijden. Vanaf het balkon van onze kamer in het hotel kijken we verbaasd naar buiten: in het moeras vlak achter het hotel staan tientallen flamingo’s, reigers en wilde paarden.

We rijden naar het bezoekerscentrum van het Parque Nacional de Coto Doñana in Acebuche, waar we al in Baeza een excursie geboekt hebben. Het is niet mogelijk dit park op eigen gelegenheid te bezoeken, je kunt er alleen in met een gids. Het is 52.000 hectare groot en bestaat uit duinen, strand, zee, moerassen en bossen in de delta van de Guadalquivir. Het gebied was ooit het jachtterrein (coto) van Doña Anna.

Het is het grootste vogelreservaat van Europa, omdat veel vogels hier neerstrijken na hun oversteek vanuit Afrika over de Middellandse Zee. Zwaluwen nestelen in de balken van het infocentrum en vliegen af en aan.

Om vijf uur stappen we de grote jeepbussen in. We zitten voorin naast de gids/chauffeur en hebben dus een prima zicht op de omgeving. De chauffeur spreekt uitsluitend Spaans. Eerst rijden we naar Matalascañas aan de kust, een toeristenplaats. Dan rijden we het park in, kilometers lang over het verlaten strand, waar niemand mag komen. We zien veel watervogels, o.a. steltlopers en scholeksters.

Dan slaat de jeep linksaf en rijden we de immense duinen in. Er is hier niets aangeplant om het zand vast te houden, alles blijft zoals het is. Het is heel licht zand, zo nu en dan wat helmgras, en veel parasoldennen. We stoppen om te kijken naar de ‘wandelende duinen’.

Voortgestuwd door de wind ‘wandelt’ het zandduin en bedekt langzaam maar zeker de bosjes met dennen. Die sterven af en gaan dood, het zand waait erover, en achter het zand komen weer nieuwe dennen tevoorschijn. Het zand verplaatst zich zes meter per jaar. Het lijkt veel op een gletsjer die naar beneden stroomt.

We rijden verder door de duinen en zien een paar herten. De chauffeur geeft veel uitleg, maar wij begrijpen er niet veel van. Wel jammer. Dan komen we bij de marisma, het moeras. We bekijken het moeras vanaf het dak van een bezoekerscentrum, maar er zijn niet veel vogels te zien. Wel realiseren we ons nu hoe groot het Parque Doñana is.

We rijden verder langs het moeras tot we bij een soort bos komen, met vooral dennen. Hier zouden de lynxen moeten zitten die in het park voorkomen, maar we zien er geen een. Wel zien we een stel everzwijnen met schattige jonkies, vrij veel herten, veel flamingo’s, witte reigers, verwilderde koeien met kalfjes en wilde paarden.

In het bos staat veel tijm en majoraan, lichtblauwe irissen en dwergpalmen. Er staat een palacio Mara Maria, een oud jachthuis dat nu in gebruik is voor onderzoek, en wat oude lage rieten hutten waar mensen wonen en waar tv-antennes bovenuit steken.

We rijden door tot we bij de enorm brede Guadalquivir komen, die hier in zee uitmondt. Aan de overkant ligt Sanlucar de Barrameda. Vandaar vaart een pont naar Doñana, maar vanuit die kant mag je het park niet in, alleen uit.

Als we wakker worden staan de flamingo’s en reigers in het moeras en ook de scholeksters vliegen rond. Er is een promenade aan de rand van het dorp die langs de marismas voert en een observatorium voor vogelaars. De flamingo’s vliegen op, een prachtig gezicht. Hun vleugels zijn zwart met roze.

Door de zanderige straten van het dorp lopen we terug. Veel huizen zijn leeg. Dat zijn de hermandades, een soort hotels, beheerd door broederschappen uit verschillende plaatsen in Spanje. Ze zijn alleen bezet bij de bedevaart, die hier met Pinksteren plaatsvindt. Dan komt er een miljoen mensen naar El Rocío vanuit verschillende plaatsen in Spanje en ook uit het buitenland.

Veel mensen komen met huifkarren, getrokken door ossen en paarden. De huifkarren worden gestald op de binnenplaats van de hermandades, de mensen logeren binnen. Het moet dan tjokvol zijn in El Rocío. Niet voor te stellen. Hoogtepunt van de bedevaart is het ronddragen van de H. Maagd door het dorp.

We gaan de kerk binnen en zien de mooie maagd met een iets te klein kind met scheve kroon. Alles om haar heen is goud. El Rocío is voor het weekend volgelopen met reli-toeristen. De grote parkeerplaats bij de kerk is stampvol. Er zijn al voorbereidingen aan de gang voor Pinksteren en de bisschop komt vanavond op bezoek. Er is een gigantische souvenirwinkel. Het stortregent.

Als de regen ophoudt rijden we naar Matalascañas aan zee. Een echte badplaats met prachtige villa’s maar ook enkele hoge flatgebouwen. Als het weer opklaart loopt de boulevard vol met Spanjaarden die hier voor het weekend naartoe komen. Een soort Sevilla aan Zee.

We rijden naar het Palácio de Acebron, waar ook een bezoekerscentrum van het Doñanapark is. Het Palacio lijkt oud, maar is uit de jaren zestig. Het is mooi opgeknapt, spierwit, en heeft een uitzichtpunt op het dak.

We maken een wandeling door weer een heel ander landschap: dennen, kurkeiken, moeras, een meertje, varens, campanula, een soort purperen fresia, korenbloemen en een exotische boom met oranje bloemen voor het palacio. Overal horen we vogels, maar we zien er weinig.

Ronda

We drinken koffie aan de rand van de afgrond

Via Almonte rijden we naar de snelweg naar Sevilla. Dan richting Cádiz naar Cazalla en Villamartin. Eerst saai landschap, maar later wordt het heuvelachtig en vlakbij Zahara de la Sierra spectaculair. Zwarte wolken boven de bergen, waartegen het witte dorp Zahara mooi afsteekt. Er ligt een groot stuwmeer.

We rijden door het Parque Natural Sierra de Grazalema naar Ronda. Eerst langs het stuwmeer, rechts groene bergen en langs de kant veel bloemen: damastbloemen bij voorbeeld en brem. Zahara blijft nog lang in zicht bovenop de rots. Het stuwmeer is 15 jaar geleden aangelegd, en aan de zuidkant steken nog boomtoppen boven het water uit. Altijd een beetje luguber gezicht, zo’n kunstmatig meer.

Ronda ligt in de Serranía de Ronda. De stad is bekend om de brug over de kloof van de rivier de Guadalevín, de Puente Nuevo (gebouwd tussen 1775 en 1793).

Het is druk en Ronda is groter dan we verwachtten. Er staan nogal wat bussen toeristen. We drinken koffie bij de parador die aan de rand van de afgrond ligt en waar we uitzicht hebben op de bergen rondom.

Het weer is opgeklaard en we lopen door het oude deel van Ronda (La Ciudad), over de Puento Nuevo, de brug over het ravijn. Mooi uitzicht naar lager gelegen gedeelten. We bekijken de brug en de rots waar Ronda op ligt ook van beneden. We mogen tegen betaling een paadje op bij het huis van een meneer. Hij is bezig bosjes artisjokken samen te binden. We verstaan hem slecht, want hij spreekt alleen Spaans en heeft een spraakgebrek.

Op de Plaza Duqueza de Parcent staan een oude mihrab van een moskee, een mooi kerkje en een huis met een mooie galerij op de eerste verdieping waar men vroeger naar de stierengevechten beneden op het plein keek.

Verder langs het Palacio de Salvatierra en het Casa del Rey Moro, een mooi gebouw met uitzichtpunt. We lopen naar beneden via de Poort van Filips II en over de Romeinse brug. Nog lager ligt de Arabische brug. Door een hellend park langs de rivier lopen we terug naar het grote plein.

Dan rijden we terug naar Zahara. Het licht is nu precies anders dan op de heenweg, waardoor het lijkt alsof we een andere weg rijden. We stappen nog even uit om naar het stuwmeer te kijken en wat groen gesteente te bekijken. Er staan grote struiken rozemarijn langs de kant van de weg.

We reizen ‘s ochtends naar Ojén. Onze laatste standplaats in Andalusië. Weer eerst de mooie weg door de Serranía de Ronda, daarna de weg van Ronda naar de kust. Het is een heel steile weg, met spectaculair uitzicht.

We rijden langs Marbella (heel veel flats) en slaan dan linksaf naar Ojén. Ons hotel ligt 8 km boven Ojén in de Sierra Blanca. Niemand te zien, alleen dennenbomen. Het is hier echt verlaten.

Het is onze laatste dag. Morgenochtend rijden we naar Malaga en vliegen naar huis.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win