Op – en onderweg naar Kroatië: een reis door boeiend landschap, mooie dorpjes, prachtige natuur en indrukwekkende doorkijkjes. maar vooral de watervallen in Kroatië kenmerken deze reis.
Ons eerste reisdoel is de goed bewaard gebleven middeleeuwse stad Rothenburg ob der Tauber, in Beieren, waar de Duitslands bekendste en mooiste toeristische route de Romantische Straße begint.
We bereiken deze bestemming via een tocht door golvend, groen landschap, langs een aantal leuke, typisch oud Duitse stadjes in pastelkleuren en vakwerkhuizen en een aantal burchten hoog op de heuvel. Ook Rothenburg heeft veel mooi gekleurde vakwerkhuizen, een aantal kerken, een mooi park en de oude muren uit 1172 (de binnenste muren) en 1388 (de buitenste muren).
We rijden door naar het zuiden van Oostenrijk. We passeren de bekende wintersportgebieden met namen als Kitzbühel en Kirchberg. Daarna vervolgen we de weg via Zell am See naar de 48 km. lange Großglockner Hochalpenstraße . De Großglockner Hochalpenstraße is een panoramische tolweg in de deelstaat Salzburg in Oostenrijk.
Het is een prachtige route door de Alpen, met zowaar in juni nog vrij veel sneeuw. Bij iedere haarspeldbocht heb je weer andere mooie vergezichten over de besneeuwde bergen. En verder mooie bloemen en een paar bergmarmotten. Op die route ligt op 2369 meter de Kaiser-Franz-Josefs-Höhe. Het is een panoramisch uitzichtpunt, het op een na hoogste punt van de Großglockner Hochalpenstraße. Vanaf de Kaiser-Franz-Josef-Hohe kijk je uit over de 8 km lange Pasterzengletsjer, aan de voet van de Gross Glockner. De gletsjer is de afgelopen jaren flink geslonken door de opwarming. En slinkt elk jaar een paar meter meer.
Vanuit het zuiden van Oostenrijk rijden we via Slovenië door naar Kroatië. Eerst langs de bloemrijke weilanden van Oostenrijk, en dan via de ruige bergen van Slovenië. Een mooie route, met maar een klein stukje snelweg. Onderweg maken we een stop met een kleine wandeling naar de hoog gelegen Slap Bokaí waterval. De Boka waterval is een 144 meter hoog en 18 meter brede waterval gelegen in het Triglav Nationaal Park in het noordwesten van Slovenië op een hoogte van 725 meter. Met een breedte van 18 meter en een hoogte van 144 meter is het de hoogste waterval van Slovenie. We lopen er naar toe maar heel erg bijzonder is hij niet.
De volgende dag rijden we een route langs stadjes in de bergen van Istrië. Dit deel van Istrië is mooi, met veel bossen en hier en daar kleine wijngaarden, afgewisseld met akkers. Via Pazin en Beram bereiken we Motovum, een ommuurd, middeleeuws vestingstadje. Vlak voor je er bent heb je mooi uitzicht op het op 280 meter hoog gelegen plaatsje. Het is een aardig stadje, met een klein, oud en ommuurd gedeelte. Leuk om te zien, al ben je er snel uitgekeken. Via dezelfde route rijden we terug.
We vervolgen onze weg naar de Plitvice meren. We maken eerst een stop in de badplaats Opatija, en wandelen een stukje langs de 11 km. lange, luxe boulevard, met een aantal mooie, oude en statige huizen en veel bloemen.
Het Nationaal Park Plitvicemeren is een nationaal park in de provincie Lika-Senj dicht bij Plitvička Jezera in Kroatië.
Door een natuurlijk afzettingsproces gedurende duizenden jaren door het stromende water van de Koranarivier zijn er in dit gebied dammen van travertijn ontstaan, kalksteen die gevormd wordt door de neerslag van kalk uit met calciumcarbonaat (kalk) oververzadigd water uit warme bronnen. Het park telt 16 glasheldere meren met mooie turquoise kleuren, die zijn onderverdeeld tussen de boven-meren (Gornja) en beneden-meren (Donja).
Naast de meren zijn hier ook 90 watervallen, die over de travertijndammen naar beneden storten. De hoogste heeft een hoogte van 78 meter is. Dat belooft wat! Het park heeft 2 ingangen. We beginnen bij “ ulaz 2” en wandelen daar twee van de uitgezette routes. Op de kaart die je bij de ingang kan kopen staat aangegeven welke wandelingen er zijn en hoe lang je er over doet. De routes zijn in het park goed aangegeven. De meren zijn prachtig, met een hel blauwgroene kleur, vissen in het glasheldere water, veel weide- en beekjuffers die boven het water dansen.
Ook heel veel watervallen die vaak over dik begroeide rotsen naar beneden komen. En natuurlijk de bekende, halfronde waterval met de naam Veliki Prstavac. De paden zijn voor een groot deel houten vlonders tussen en over de watertjes. We lopen voor het grootste deel door het bos, zodat je lekker in de schaduw loopt.
De volgende dag starten we bij ingang 1. We lopen weer 2 routes vandaag. Eerst de route B langs de indrukwekkende Veliki slap, tot aan de opstapplaats van de elektrische boot die je in 15 minuten het meer over vaart. Bij het afstappunt pakken we een route op die mooi langs het meer loopt, richting de ingang, en die je ook weer langs de grote waterval leidt. Deze moet in de herfst helemaal indrukwekkend zijn omdat het dan het regenseizoen is. ‘s Winters schijnt het hier sprookjesachtig mooi te zijn, als de watervallen zijn bevroren, en er sneeuw ligt.
Om een uur of 3 zijn we uitgewandeld, zoeken de auto op en rijden naar ons onderkomen.
We verplaatsen ons van de Plitvice meren naar het Krka Nationaal Park. We ontbijten bijtijds en lopen dan naar de boot die ons naar de grote waterval stroomopwaarts zal brengen. Na een boottochtje van een kwartiertje zien we in de verte de meest spectaculaire waterval – de Skradinski buk- al stromen en dat is gelijk de grootste van de 7 watervallen in de rivier de Krka.
Over een afstand van 800 meter en een hoogteverschil van 45,7 meter stort de rivier zich in 17 natuurlijke trappen naar beneden. Het is een prachtige en erg indrukwekkende waterval! Er is en goed pad aangelegd langs de watervallen naar het hoger gelegen deel, vaak door mooi groen, met poeltjes tussen de bomen, waar je gekwaak van kikkers hoort en de libellen en de juffers dansen.
Ook is er een oude korenmolen in het gebied gerestaureerd. De molen was nog tot 1970 operationeel, maar daarna ging men over op elektrische molens. Er leven in dit gebied niet alleen veel amfibieën en reptielen, maar ook veel andere dieren, zoals bijvoorbeeld de wolf, wilde kat, otter en de das. Overigens is zwemmen hier niet aan te raden, vooral als je hier niet bekend bent. Er schijnen jaarlijks een aantal toeristen te verdrinken omdat ze te dicht bij de waterval komen.
We gaan verder naar Dubrovnik een uur of 5 rijden we via secondaire wegen langzaam naar het zuiden. Eerst via groene heuvels, en dan pal langs de zee, met veel kleine kiezel strandjes en bijbehorende badplaatsen, met vlak daarachter de heuvels. De binnenstad van Dubrovnik is geheel autovrij, dus de auto moet buiten de muren worden geparkeerd. Vroeger liep hier een rivier, die het eiland scheidde van het vaste land. Later is die gedempt en werd het de winkelstraat. In 1667 is de Stradin door een aardbeving verwoest. Voor die tijd zouden er prachtige paleizen aan weerszijden gestaan hebben, maar met de heropbouw is bepaald dat alle huizen en gebouwen in een eenvoudige barokstijl gebouwd moesten worden, met dezelfde gevelhoogte en winkels op de begane grond, zodat de straat een eenheid uitstraalde. Ook nu zie je geen storende gevelreclame, waardoor het geheel een prettige uitstraling heeft. Dan duiken we de kleine steegjes in. Wel nog een paar trappen op, en dan is het onderkomen snel gevonden. Het is erg leuk om in het oude deel te logeren, zodat je in de avonden lekker kunt slenteren door de oude stad, met de mooi verlichte gebouwen en sfeervolle straten en pleintjes. Het is toeristisch, maar zeker niet storend.
De volgende dag staan we vroeg op, want we willen zodra dat kan de muurwandeling lopen. Dat kan vanaf 8 uur. We hebben de stad bijna voor onszelf. De bijna 2 km lange stadsmuren zijn tussen de 8e en de 16e eeuw als verdedigingswerk aangelegd. Aan de zeekant zijn ze 1.5 tot 3 meter dik, maar aan de landzijde zelfs hier en daar tot 6 meter. Ook de hoogte varieert tot 25 meter hoog.
We klimmen de muur op en genieten van het uitzicht op zowel de forten en kerken, de binnenpleinen en de zee. Na zo’n ruim anderhalf uur zijn we rond en strijken neer op een terras bij de grote fontein voor een grote fles mineraalwater. Door de hele stad zijn vroeger fonteinen aangelegd, die hun water krijgen van bergbronnen.
Een van deze mooie fonteinen is de grote Onofriofontein, waar we bij zitten. Deze werd in 1438 aangelegd door Onofrio della Cava uit Napels om de voltooiing van de 12 meter lange waterleiding naar de stad te vieren. Van het water dat uit de monden van de verschillende gebeeldhouwde waterspuwers rondom de koepel stroomt, wordt ‘s zomers dankbaar gebruikt gemaakt om af te koelen en flesjes bij te vullen.
We bezoeken het oorlogsmuseum van de Joegoslavische burgeroorlog (1991- 1995).
Dubrovnik is nog erger geraakt in deze oorlog dan we dachten. Het oude stadsgedeelte is in het najaar van 1991 wekenlang zowel vanaf het water als vanaf het land met granaten bestookt, en grote delen (30% van de gebouwen) zijn toen compleet verwoest. Duizenden burgers – vooral vrouwen en kinderen – werden gedeporteerd, en honderden zijn omgekomen. Je wordt daar wel stil van. Onder de indruk slenteren we nog een keer door de gezellige straatjes en langs de kerken. Wat een tegenstelling.
Van de oorlog is niet veel meer terug te vinden, want in snel tempo is alles in de oude stijl opnieuw opgebouwd. Toerisme is immers een belangrijke bron van inkomsten. We lopen door en eindigen bij een jazz-bar met een terras, met prima live-muziek.
We rijden verder naar het noorden, naar het eiland Brac, dat ongeveer halverwege de Kroatische kust ligt. In Makarska nemen we de ferry die ons naar Brac zal varen.
Na 3 kwartier varen komen we aan in Sumartin.
Het eiland Brac is vooral bekend om het Zlatni strand bij het plaatsje Bol. Een driehoekig strand, dat door de stroming lijkt te “wandelen”. Maar het eiland is ook bekend door de witte steensoort, waarvan o.a. het Witte Huis in Washington DC is gebouwd.
De volgende dag rijden we een rondje over het eiland. Eerst naar het hoogste punt – Vidova gora – waar je uitzicht hebt over de omliggende eilanden en vanuit de hoogte het beroemde strand bij Bol. We zien mooie insecten en kevers op de distels, verschillende vlinders en zelfs de kolibrievlinder. De wegen zijn op dit eiland overigens niet altijd even comfortabel breed en het is bij tijd en wijle een uitdaging om een tegenligger te passeren met zicht op een afgrond naast je.
We maken een tussenstop in Supetar in het noord-westen van Brac. Supetar is een aardig plaatsje, qua bouw vergelijkbaar met alle andere plaatsjes op Brac. We gaan met de ferry naar Split. Het erfgoed ligt vlak bij de haven. We struinen dan door het oude paleis van Diocletanius, dat een mini dorpje op zich is en op de Wereld erfgoed lijst staat. Diocletanius was een “gewone soldaat” van ca. 300 na Chr., die eindigde als het hoofd van het Romeinse Rijk. Tijdens zijn heerschappij heeft hij de nodige oorlogen gevoerd, zoals tegen de Perzen en Germanen. In die tijd is het paleis gebouwd. We bezoeken de prachtige, kleine Domniuskathedraal met de schatkamer en de tempel van Jupiter.
We nemen de ferry naar Split, om onze reis te vervolgen. Ons eindpunt van vandaag is tot net in Italië. In een kleine drie uur rijden we naar Verona, onze volgende stop.
We lopen de stad in en slenteren richting ons favoriete plein, het mooie Piazza delle Erbe, naar het oudste plein van Verona, met de beschilderde oude huizen. Vroeger was hier de Romeinse markt – het forum – en ook vandaag is er nog een dagelijkse markt. De hoge toren op het plein – de Torre dei Lamberti – is uit de 12e eeuw, gebouwd om de bewoners te waarschuwen als er gevaar was.
We vervolgen onze tocht naar Zwitserland. De route is prachtig! Door de bergen, met uitzicht op de bergweides met de koeien compleet met de bekende bellen om hun nek en de spitse bergpieken. Veel haarspeldbochten, met bij iedere bocht weer mooi uitzicht. Zwitserland is een erg mooi land.
Ons einddoel van vandaag is Brienz, bij het hooggelegen Brienzer see in Berner Oberland. Het bijna 30 km2 grote, smalle bergmeer ligt op 564 meter hoogte, en is wel tot 260 meter diep. Dit leek ons een mooi punt om te overnachten. Vanuit Zwitserland rijden we in ca 2,5 uur naar Colmar. Eerst een stukje langs het meer, en dan vanaf Interlaken over de snelwegen via Basel naar Frankrijk. We overnachten in Colmar.
Colmar is een stad met een rijke geschiedenis, waarbij het in 1226 een vrije rijksstad van het Roomse rijk was. Na een heel korte verovering van de Zweden (twee jaar) kwam de stad bij Frankrijk. Daarna weer bij afwisselend twee keer bij Duitsland en Frankrijk. Het heeft een bloeiende textielindustrie gekend. Nu is het een prachtige oude stad met veel vakwerkhuizen uit de Middeleeuwen en Renaissance. We slenteren op ons gemak door de oude straten, bezoeken de kerken, de overdekte markten de wijk “ little Venice” en de “ visserswijk” met de mooie huizen aan het water.
En dan zit de vakantie er op. Weer naar huis. In zeven uur rijden we over de Franse snelwegen relaxed naar huis, met een tussenstop aan de Maas, waar we op een terras lunchen.