Verspreid door heel Denemarken liggen in de vrije natuur vele honderden eenvoudige kampeerplaatsen, waar je kunt genieten van het omringende landschap: uitgestrekte bossen, heidevelden en meren. Een aparte ervaring zijn de Deense stranden, waarop iedereen zijn auto langs de vloedlijn parkeert. Er staan zelfs verkeersborden in het zand. Voor de kleintjes is Legoland het pretpark.
In 834 overvielen Vikingen uit Denemarken het toen belangrijke handelscentrum Dorestad in Nederland. In 1013 veroverde Knoet de Grote zelfs heel Engeland.
In het huidige Denemarken is echter niets meer te merken van die oude expansiedrift. Het is er veilig, rustig en mooi.
De kampeerplaatsen in de bossen en op de heide stralen een zelfde sfeer uit als de door ons geliefde campings in state parks en nationale parken in de VS.
Na zeven uur rijden draait onze bus een kleine parkeerplaats aan de Frederikshäbvej op. Vlak daarachter ligt volgens ons boekje een ‘overnatning i det fri’. Deens lezen is niet zo moeilijk. Het betekent in dit geval zoiets als een kampeerterreintje in het bos aan de rand van de uitgestrekte randbol heide met in het midden een vuurplek. Er is geen mens, er is geen water, het kost geen cent en het is hier erg mooi. Alleen hebben ze het ‘nat’ in de overnachting iets te letterlijk genomen want het is best moeilijk om zo’n vuurtje gaande te krijgen in de stromende regen.
Vlak achter de tent is een mosdalletje. Ik wordt er poëtisch van zoals de heide en het mos zich hier vermengen. Maar zoals menig dichter ook zou moeten doen, laat ik het gedicht gewoon in m’n dagboek staan. Twan, onze zoon, is daar beter in en goede poëzie kun je duizend keer herhalen: ‘vuur in de nacht geeft, licht’.
De dagen staan hier in het teken van het vuur. Ons brood is op en Antoinette bedenkt dat er nog brooddeeg in de bus ligt. We bakken brood, dat kost bijna de hele middag, dus kan het avondeten er tegelijk achteraan. De volgende dag is het zelfs zo nat en koud dat we het vuur de hele dag aanhouden.
Bij het aardse paradijs denk je misschien niet direct aan Denemarken maar voor kinderen komt Legoland toch een heel eind in de richting. We hebben onze tandems inmiddels van de bus gehaald en fietsen prinsheerlijk naar het droomland toe.
Legoland is een pretpark als alle pretparken maar omdat de meeste attracties daadwerkelijk een lego uiterlijk hebben doet het toch erg nostalgisch aan. Dat geldt niet voor de x-treme racers en de powerbuilder die wel degelijk lego zijn maar juist zeer futuristisch aandoen. Gelukkig geven de shows en de speeltuinen wat rust in het aardse paradijs.
Het paradijs der ouders ligt toch eerder aan de Midtervej, waar we een natuurgebiedje vinden met Posbank-kwaliteiten; hoogte, heide en moeras geven een fraaie combinatie en een fraaie rondwandeling. Bij elke parkeerplaats vinden we routes en routekaarten, dat hebben ze in Denemarken perfect voor elkaar. Het grijze weer werkt slechter mee.
‘Danmarks smukkeste jernbane.’ Als je een beetje Duits kent dan snap je dat bane een treinspoor is en elke Nederlander maakt van het woord smukkeste toch iets leuks. Het leukste treinspoor van Denemarken derhalve en dat geldt zowel voor het oude stoomtreintje dat van Vrads naar Byrup rijdt als voor het oude spoor dat nu fietspad geworden is. Vooral het stuk van Vrads naar Silkeborg is hoog over de heide een belevenis. En natuurlijk de korte tunnels, daar kun je als driejarige Mart heerlijk in echoën.
Achter het oude station van Vrads, dat nu een restaurant is, vinden we weer een kampeerplaats met dit keer drie leuke shelters (blokhutjes met een grastapijtje als dak), water en een poepdoos. Het hout voor het kampvuur is al voor ons gehakt en klaargelegd, dus het enige dat we hoeven te doen is de hens erin. En dat is nog steeds nodig, het is onder de 15 graden en het vuur zorgt voor de nodige warmte. Ook in het blokhutje met een fleecedekentje is het gezellig en prima uit te houden als je een goed boek hebt.
Kunst en ambacht liggen in Denemarken dicht bij elkaar. De glasblazer zit in z’n eigen atelier te werken en ook de pottenbakker gunt ons een kijkje in haar werkruimte. Wij zijn in Silkeborg even gebiologeerd door het glazen vuur. Het kleine stadje maakt een wat grijze indruk maar hoe kan het ook anders.
Le Gateau biedt alles wat ik lekker vind: Belgisch bier, Frans brood, Italiaanse olijven en natuurlijk een Deens taartje dat we ter plekke verorberen. Het Country en Western festival valt in het water maar Nienke en ik maken toch een dansje bij de muziek van wijlen Johnny Cash.
Zondag doet z’n naam eer aan en eindelijk breekt het zonnetje door. We rijden met de stoomtrein en wandelen terug en vinden een prachtig meertje. Met het fietskarretje sleep ik de kano naar het meer, waarna eerst de drie dames een rondje varen en daarna de drie heren.
Tussendoor wordt nog een compartiment geplakt. Dat is het voordeel als je je kano per fiets vervoert, je hebt altijd bandenplak bij je.
Ondertussen knappert het vuur alweer en kunnen we op onze nieuwe design BBQ (alles is design in Denemarken) een lapje vlees roosteren, wegspoelen met een flesje rosé en daarmee de overige toeristen de ogen uitsteken. Want jaloers zijn ze, dat kun je zien.
‘Eet uw buikje vol in de natuurlijke, West-Jutse provisiekamer’ stond in de campagne van Jutland en het is waar. We vinden van alles om te eten. Bosbessen, helaas al een beetje overrijp, heerlijke frambozen en natuurlijk veel paddenstoelen maar daar durven we ons niet aan te wagen.
Op de Klosterhede vinden we de mooiste kampeerplaats tot nu toe. Mooie blokhutten en een fraaie gemetselde vuurplaats met hout en een hakbijl. Maar het is pal aan de weg, en dat is geen rustige weg. Tijd voor familieberaad. Tweeëneenhalve kilometer verder is er nog een kampeerplaats. Verder dus, maar die is veel minder mooi, goh er staat al een tentje, dat hebben we nog niet meegemaakt. En we horen de auto’s nog steeds…
Dan gaat het roer volledig om. Waarom niet direct naar Thy? En daar iets langer blijven? Ok, nog 100 kilometer verder dan vandaag, gelukkig liggen de fietsen op het dak.
Als ons tentje staat bij het Vandet So, één van de schoonste meertjes van Denemarken en dan waarschijnlijk ook meteen in de top tien van Europa, vinden we weer frambozen.
De bergen zijn niet hoog in Denemarken, het hoogste punt is de Ejer Bavnehøj op de Jutlandse heuvelrug (172 meter), maar toch lijken ze hoger. Daardoor is het fietsen op een tandem met daarachter een éénwieler met Mart een zware onderneming.
Toch durven we een expeditie aan naar de Isjberg, die ons het overzicht moet verschaffen over het Hanstholm reservaat. Langs de Nors So, een broertje van onze Vandet So, waar ook weer zo’n mooie kampeerplek ligt en dan omhoog rond de kerk van Nors. Je niet laten afleiden door de landelijke fietsroute 1 die geen behoefte heeft aan deze berg en er vlak voor naar rechts buigt. Twan fietst natuurlijk vrolijk door, zodat we zoals al een paar keer deze vakantie op zijn terugkomst moeten wachten.
Langs de rand van het bos klimt kleine Mart voor ons uit, een klein puntje op een grote duin. Een smal paadje is zeer uitdagend voor zo’n klein mannetje, uit zicht geeft dat al gauw een beangstigend gevoel zodat we snel achter hem aan gaan over de graat van de duinenrij.
Voor ons liggen 5000 ares moerassig landschap waarin zeldzame vogels zich op hun gemak voelen. Grote groepen ganzen manouvreren over ons terwijl we in een bunker uit de wind van het zonnetje genieten. Jawel, het weer is duidelijk aan de beterende hand.
Vlakbij onze kampeerplaats, waar overigens 15 wandelingen zijn uitgezet waarvan we er elke dag één of twee lopen, ligt een klein meertje, het Rindbaeck So, waarin een zeer idyllisch eilandje ligt, compleet met vuurplaats en picknicktafel.
Van boomschors en takken worden boten in elkaar gezet die een race op het meer houden. Gwen van tien is onze knutselkampioen maar moeders wint de race. De aardapelen poffen in het vuur, deze groene oase is vandaag helemaal van ons.
De dagen verlopen in een aangenaam sloom ritme: vuurtje maken, brood roosteren (ze hebben hier alleen maar vies tostiebrood dat alleen geroosterd nog enigszins te eten valt), een wandeling, brood roosteren, zwemmen (we hebben de regenspullen in de bus gegooid en de zwemspullen eruit gehaald), aardappels poffen, boek bij het vuur en slapen. Het lijkt misschien saai maar het is een zeer aangenaam mantra voor mensen die normaal gewend zijn elk uur van de dag twee keer te besteden.
Gisteren hebben we er in Klitmoller al even aan kunnen ruiken maar vandaag betrekken we ons huisje aan het strand en gaan we het ritme echt omgooien naar het strandleven. De zomer is op tijd begonnen. Er is één ding dat gelijk opvalt als we het strand betreden. Er rijden en staan hier overal auto’s.
Dat is even een tegenvaller omdat we niet van die autoliefhebbers zijn maar het is toch ook wel weer zeer apart.
Voor oude mensen die in Nederland de lange gang van parkeerplaats naar zee niet meer aan kunnen is het een zegen. We zien verschillende ouden van dagen met de voeten uit de auto bungelen en af en toe verkoelende voeten halen in de zee. Families hebben hun hele hebben en houden in de Volvo gegooid en stellen rond hun auto volleybalvelden, BBQ’s en picknicktafels op. Het is een drukte van belang maar toch lang niet zo druk als Zandvoort of Scheveningen op een dag met zoveel zon als vandaag.
Het menu wordt iets gevarieerder. Een visbuffet en een ijsbuffet, veel beter kan het niet. ‘s Avonds genieten we van de sauna en de privacy van onze eigen duintop vanwaar je in je nakie naar de zonsondergang kunt kijken. We missen ons vuurtje wel.
De volgende dag fietsen we de hoofdstraat van Blokhus uit in de verwachting op een boulevard terecht te komen. Maar nee, we belanden met de fiets op het strand met verkeersborden en al, Saltum rechtsaf 6 kilometer, Rodhus linksaf. We kiezen voor het laatste en fietsen onwerkelijk langs de zee om via de wat tegenvallende duinen weer terug te keren. In de duinen wemelt het van de dagpauwogen.
De laatste avond (lees nacht) geniet ik de gastvrijheid van een voormalig collega en zijn vrouw die me gered hebben van een natte nacht in een shelter. Ik geniet van een goed glas whisky na een lange dag en leer over het emigrantenbestaan dat over het algemeen zeer aangenaam klinkt (op een paar sneeuwstormen in de winter na).
De dag begon voor vijf uur vanmorgen in de druilerige regen op weg naar Aalborg. Tussen Aabybro en Biersted pik ik nog mooi een stukje oude spoorbaan mee en ook de aankomst in Aalborg via de brug over het Limfjorden is zeer de moeite waard. Dan volgt een leuke conferentiedag gevolgd door een bezoek aan Limfjorden museum in Logstor. We draaien de oude brug op en zien een oud vikingschip. De zon die onder de wolken door komt zorgt voor een mooi spektakel.
De volgende dag maakt Aalborg de indruk van een levendige stad, vooral de Klosterjordet en Hjelmerstald met al z’n gekleurde ouderwetse huisjes maken Aalborg de moeite van een bezoek waard. De vele muzikanten doen ‘s middags als de conferentie afgesloten is de rest.