De Sechurawoestijn; Chiclayo; Tucuma met de Vallei van de Piramiden; Huanchaco met vissersbootjes van riet; Trujillo en de Chan Chan-opgravingen; Lima; de Islas Ballistas; Pisco, waar de nationale borrel wordt gebrouwen; Nazca met zijn mysterieuze tekeningen; Arequipa; de condors van Colca Canyon; het Titicaca-meer, waar Indianen eilandjes en huizen van riet bouwen; en uiteraard Cusco en Machu Picchu.
Om van Ecuador naar Peru te komen moeten we te voet een rivier oversteken. Bij de grensovergang wordt weer voorgedrongen. We laten ons dit keer niet op onze kop zitten en de passage wordt geregeld.
Na een uurtje is de klus geklaard en rijden we Peru in. Al snel wordt het landschap kaler en bruiner. Er ligt steeds meer afval langs de wegen. We rijden langs akkertjes en er is wat vee te zien.
Aan het eind van de middag bereiken we Piura en gaan deze levendige stad verkennen. Een gezellige Plaza de Armas en een drukke winkelstraat. We kunnen hier per keer slechts 700 nuevo sol pinnen, maar voorlopig is dit voldoende.
De volgende dag rijden we door de Sechurawoestijn tussen Piura en Chiclayo. Ook langs de rest van de kust van Peru liggen woestijnen. Hoewel dit niet erg uitnodigend was voor de Spanjaarden, zijn zij toch aan land gegaan en hebben gruwelijk gemoord, gestolen en uitgebuit.
Onderweg zien we aan de ene kant woestijn en aan de andere uitgestrekte groene rijstvelden. De Lambayeques, een volk dat hier vóór de Inca’s woonde, zijn de ontwerpers van een drainagesysteem met water dat vanuit de Andes kwam en dat heden ten dage nog steeds gebruikt wordt. Langs de Panamerican Highway vind je overal rijstverwerkings- en inpakindustrie in grote platte gebouwen, die achter lemen muren schuilgaan.
In Chiclayo, waar we drie nachten blijven, bezoeken we museum Brüning en het museum van de Heer van Sipan. Het graf van de Heer van Sipan werd in 1987 ongeschonden gevonden ten oosten van Chiclayo en er worden nog steeds van dit soort graven ontdekt.
Tijdens de opgraving zijn veel voorwerpen gestolen, maar deze zijn later opgespoord en teruggekocht bij Sothebys.
In museum Brüning vinden we potjes, beeldjes, etc., met een goede uitleg over de pre-Inca culturen, terwijl het museum van de Heer van Sipan veel gouden voorwerpen en sieraden bezit. Alleen mogen we hier niet fotograferen.
We laten ons per taxi naar Tucume brengen, naar de Vallei van de Piramiden. Hier staan zesentwintig lemen piramides. Deze kunnen ons niet zo boeien, maar we beklimmen er wel één en hebben goed uitzicht op het plaatsje ernaast.
De plaatsjes hier in het noorden zijn stoffig en de huizen van leem. Je kunt zien dat het hier arm is. Chiclayo is bekend om zijn heksenmarkt. Helaas kunnen we de heksen niet vinden op de grote markt.
Wel vinden we op het grote plein met gekleurde folie en lampjes versierde bomen, die dienen als kerstboom. ‘s Avonds speelt een bandje op dit plein omdat het zaterdagavond is.
Verder naar het zuiden, naar Huanchaco, dat bij Trujillo ligt. Huanchaco is een klein vissersplaatsje, waar de vissers de zee opgaan met een totora. Ze zijn van gevlochten riet en de vissers zitten er op hun knieën in. We zien ze niet varen, maar misschien komt dat omdat het flink waait.
We nemen een taxi naar Trujillo en bezoeken de opgraving Chan Chan, de ruïnes van de uit adobe (zand, water, klei en organische materialen) gebouwde hoofdstad van de Chimú. In de stad met zo’n 35.000 inwoners stonden negen grote lemen paleizen.
De Chimú zijn een volk dat net voor de Inca’s leefde, van 850 tot 1470. Chan Chan is heel uitgebreid en we bezoeken ook nog een ernaast gelegen klein museum.
We gaan met de lokale bus terug naar Huanchaco. Onze lange mannen moeten met gebogen hoofd in dit lage busje staan, tot groot vermaak van de Peruanen die natuurlijk willen weten waar we vandaan komen. Toeristen zijn in dit deel van Peru nog geen dagelijks verschijnsel.
Even buiten Trujillo liggen de piramides van de Zon en de Maan. Veel gekleurde muren met dezelfde motieven. Het is vandaag een feestdag (Maria Onbevlekte Ontvangenis) en in Trujillo komen we dan ook een processie tegen. We worden wel gewaarschuwd op dit soort plaatsen heel goed op onze spullen te passen.
De negen uur durende rit naar Lima gaat met een superbus van het openbaar vervoer. We hebben verstelbare ligstoelen, airco en een busstewardess, die ontbijt en lunch verzorgt en op de koop toe ‘s middags bingo. Haar Spaans gaat ons echter te snel, dus we missen veel getallen.
We maken een stop in Chimbote, een stad die leeft van de visverwerkende industrie. Dat is te zien aan de fabrieken, die vieze rookwolken uitbraken. Het is ook te ruiken: dit is geen gezonde leefomgeving.
We rijden nog steeds door de woestijn over de Panamerican Highway, die de laatste 100 kilometer voor Lima hoog over zandduinen gaat en fantastische uitzichten heeft over stranden, rotspartijen en de Pacific. De weg is niet helemaal ongevaarlijk, want op sommige delen mag je maar 45 km/u rijden. Op de stranden zien we overal kippenfarms.
Lima is een drukke metropool. Er is een grote ME-oefening gaande, omdat er de laatste tijd veel demonstraties zijn. We worden regelmatig gesommeerd door te lopen, maar we mogen wel het wisselen van de wacht bij het presidentiële paleis bekijken, als we rustig blijven staan.
Na één dag hebben we de binnenstad gezien, inclusief het San Franciscoklooster. De burgemeester doet er de laatste jaren alles aan om Lima veiliger te maken, bedelaars zijn opgepakt en handelaren weggeborgen in marktjes voor souvenirs. De kerken zijn van suikergoedbarok (geschilderd in zoete kleurtjes), maar dit geldt min of meer voor alle kerken in Peru. Aan de stoelen op terrassen en in cafés hangen riempjes, waar je je tas aan kunt vastmaken.
Vanuit Lima gaan we richting Ica. Onderweg maken we een boottochtje naar de Islas Ballistas, eilanden die voor de Peruaanse kust liggen en worden beschouwd als de Peruaanse Galapagos.
Mooie eilanden, verbonden door door de zee gevormde bogen en ligstrandjes met heel veel zeeleeuwen. Tegen de rotsen ziet het zwart van de pelikanen, Humboldt pinguins (kleintjes) en nog meer speciale vogels. Het is voorjaar en de eerste eieren zijn al uitgebroed.
Eenmaal per zeven jaar wordt de guana (vogelstront) op de Islas Ballistas verzameld en verkocht als de beste mest ter wereld.
Na de Islas Ballistas brengen we een bezoekje aan een brouwerij van pisco, de nationale borrel, die gebruikt wordt om Pisco Sour te maken, een cocktail van pisco, citroensap, geklopt eiwit en nog een paar ons onbekende ingrediënten. Een lekker drankje, maar behoorlijk koppig.
Omdat Pisco in 2007 is getroffen door een aardbeving kan hier niet worden overnacht. Wij rijden door naar Ica en slapen in een hotel aan een meertje. Het plaatsje wordt omgeven door hoge zandduinen.
De volgende ochtend rijden we met vijf speciale plaatselijke taxi’s naar de Nazcavallei. Het zijn grote Amerikaanse wagens, waarvan de jongste minimaal 30 jaar oud is. Onderweg dus ook een stop voor een kleine reparatie.
We stoppen bij een uitzichttoren, waar we twee Nazca-figuren kunnen zien. Sommigen van onze groep gaan vanmiddag met kleine vliegtuigjes over de Nacza-lijnen vliegen. Dit zijn tekeningen in het zand, die dateren uit 200 voor tot 600 jaar na Christus. Zij zijn bewaard gebleven omdat het hier één van de droogste gebieden op aarde is. Het is niet bekend waarom deze figuren zijn gemaakt. Ze zijn zo groot dat ze alleen vanuit de lucht goed kunnen worden gezien.
We hebben nog een hele dag vrij in Nazca en bezoeken het Antonini musuem, waar veel oude vaasjes staan. ‘s Middags laten we ons door een taxi naar de Chauchilla-opgraving brengen, een oud kerkhof van de Nazca’s.
In de hete en winderige woestijn vinden we grafjes waarin complete mummies zijn gevonden en gebruiksvoorwerpen. De sfeer is een beetje horrorachtig, de mummies zijn (gedeeltelijk) gekleed in hun eigen oude klederdracht. De taxichauffeur loopt mee om speciale graven aan te wijzen.
Per nachtbus gaan we naar de ‘witte stad’ Arequipa, gebouwd van witte tufsteen. De stad wordt omgeven door drie vulkanen, de bekendste is de 5822 meter hoge Misti.
We gaan naar het Sint Catalinaklooster, dat heel groot is, met straatjes en binnenplaatjes, waar rijke nonnen een eigen appartementje met keuken en stookplaats hadden met twee of drie bedienden. Vaak wilden meisjes het klooster in om te ontkomen aan een huwelijk met een oude man.
Het meest interessante in Arequipa vinden we het museum van Juanita; zij is al 500 jaar oud, maar goed geconserveerd, omdat ze al die jaren hoog in de permafrost van de berg Ampato heeft gelegen, waar ze door de Inca’s aan de goden is geofferd.
Er werd geofferd om rampen te voorkomen. Zo kon men de komst van el Niño voorspellen omdat men dan schelpen uit Australië aan de kust vond. Lager op de berg zijn meer geofferde kinderen gevonden, maar Juanita lag op de hoogste plek en was dus het belangrijkst. Zij was hiertoe al voorbestemd vanaf haar tweede jaar en kreeg hiervoor een speciale opvoeding. Archeologen hebben vastgesteld dat zij tussen de 12 en 14 jaar oud was.
De universiteit heeft een klein museum aan haar gewijd met allerhande bij haar gevonden voorwerpen; gouden voorwerpen voor de zon, zilver voor de maan en uit schelpen gemaakt voor de zee. De goden werden afgebeeld als condors, de mens als poema en de aarde als slang.
Aan het einde van de rondgang ligt zij daar dan, opgebaard in een glazen kistje als Sneeuwwitje, bij een temperatuur van -20 graden Celsius. Het is nog steeds een knappe meid, jammer dat wij geen foto’s mogen maken, we kunnen alleen ansichtkaarten kopen.
Het is mooi weer in Arequipa en we wandelen de hele stad door. Rondom de Plaza de Armas zijn overal leuke restaurantjes, maar voor het eerst worden we daar op tamelijk agressieve wijze naar binnen gelokt door dames in mooie klederdracht.
Op onze hotelkamer hangt een bord, dat we in Peru in veel hotelkamers tegenkomen. Het geeft de plek aan waar we moeten gaan staan in geval van een aardbeving.
De Colca Canyon is twee keer zo diep als de Grand Canyon, maar met minder steile wanden. Onderweg erheen hebben we uitzicht op vulkanen en we maken flink wat fotostops voor kuddes vicuña’s, lama’s en alpaca’s.
Bij een koffiestop worden sjaals, dassen en geweven waren aangeboden, waarvoor de wol ter plekke wordt gesponnen.
Tegen betaling willen de dames wel gefotografeerd worden en waarom ook niet. Het is aan hen te zien dat het leven hier niet gemakkelijk is en ze moeten het echt hebben van toeristen.
We lunchen in Vimaye op het plein en komen halverwege de middag aan in ons hotel in Chivay.
Aan het eind van de middag gaan we naar het plaatselijke thermaalbad om nog een uurtje lekker te baden en morgen vroeg fit weer op te staan.
We rijden langs de Colca Canyon naar Cruz del Condors, waar condors te zien moeten zijn. Al snel zien we er twee door de lucht cirkelen en we zijn al tevreden, want de kans is niet zo groot omdat het momenteel broedseizoen is.
Maar klokslag half tien besluiten de dames en heren (waarschijnlijk door de thermiek) een vliegshow te geven. Ze passeren soms op tien meter afstand. Het is spectaculair maar het maken van foto’s van vliegende condors blijkt heel moeilijk te zijn, iedereen schiet zijn geheugenchipje vol.
De volgende dag maken we een lange busrit naar het noorden van Chili.
Na een reis door Chili en Bolivia komen we via het Titicacameer terug in Peru. In Puno staan tot onze verrassing (bak)fietstaxi’s klaar om ons naar de haven te brengen. Deze taxi’s rijden je in Puno wel naar beneden, maar niet naar boven, daarvoor moet je een gemotoriseerde tuk tuk nemen.
We varen naar de drijvende rieteilanden van de Uros-indianen. Deze zijn gebouwd van totorariet dat in het Titicacameer groeit. De Uros verwelkomen ons hartelijk.
We zien hoe de eilanden van riet worden gebouwd evenals de huisjes erop. De mooi aangeklede bewoners van een eiland zijn allemaal familie, maar dat merken we niet als ze ons hun zelfgemaakte souvenirs aanbieden. Dan is er haat en nijd als de één ze wat agressiever aanbiedt dan de ander.
We denken dat het grootste deel van de eilandbevolking ‘s avonds naar het vasteland gaat om te slapen. Dat is te begrijpen, want door de nattigheid lijden veel van deze mensen aan reuma.
‘s Middags rijden we de bergen in voor een bezoek aan de Sillustani graftorens. Deze werden gebouwd door de Aymara’s, een volk dat vóór de Inca’s leefde en door hen werd onderworpen.
De hoogte van de ronde torens verschilt, sommige hadden wel drie verdiepingen. In een ruimte werden mensen begraven, waarna de naar het oosten gerichte ingang dichtgemetseld werd.
We hebben vanaf de plek waar ze staan een mooi uitzicht over het lager gelegen Umayo-meer. Zo zien we ook de grote zwarte wolken aan komen drijven waarin het bliksemt en dondert. Opeens begint het te stortregenen en we halen het net niet droog naar de bus.
Op alle markten in Peru wordt geel ondergoed verkocht. Onze goed Engels sprekende gids vertelt dat iedereen op oudejaarsavond geel ondergoed draagt om geluk af te dwingen. Eventueel met rode of groene accenten, die moeten bijdragen tot meer liefde of geld.
We verkennen Puno nog verder en vinden dat we op deze reis toch één keer cavia (cuy) moeten eten, die hier overal op het menu staat. We vinden het niet echt bijzonder.
Met de openbare bus naar de laatste plaats van deze reis. De beide bergketens (cordilleras), die de hoogvlakte van Bolivia omvatten, sluiten zich in Peru weer aaneen en door een mooi dal, omgeven door hoge bergtoppen rijden we naar Cusco.
Onderweg zien we nog behoorlijk wat sneeuw op de bergtoppen. We stoppen op het hoogste punt van de route (4900 meter).
Cusco is een mooie stad, met veel originele barokkerken en -huizen (geen suikergoed). Het was de hoofdstad van de Inca’s toen de Spanjaarden de stad veroverden.
Op de plekken waar de Incatempels stonden, bouwden de Spanjaarden kerken, de muren van de door hen verwoeste tempels als fundering gebruikend.
De kerken werden later verwoest door aardbevingen, maar de Incamuren bleven staan. Dat is goed te zien aan de onderste delen van de huizen in Cusco.
Aan de Plaza de Armas staan verschillende grote kerken en het is er gezellig druk door de winkeltjes en restaurants, die vaak op de eerste verdieping zijn en waar je op de balkons gezellig kunt eten.
We maken een excursie naar de Heilige Vallei, waar Incaruïnes liggen, hoog in de bergen. Bij de ruïnes van Pisac worden mensen met hoogtevrees gewaarschuwd omdat we op smalle paden moeten lopen die langs afgronden gaan. De verschillende ruïnes liggen niet bij elkaar, zodat we een paar uur rondwandelen.
Daarna rijden we verder langs de rivier de Urubamba en bezoeken de Inca-ruïnes van Ollantaytambo, waar we minstens 700 treden naar boven moeten klimmen.
In dit hooggelegen dal staan op bijna alle daken van de huizen kleine stiertjes van gebakken klei, een symbool van geluk. Soms staan er nog andere dingen bij, flessen of religieuze symbolen.
Als toetje bezoeken we een zoutmijn. Van bovenaf lijken het kleine zwembadjes. Het water verdampt en het zout blijft achter. Het water komt uit de bergen en heeft een zoutgehalte van 30%, het is niet te drinken.
Cusco betekent uiteraard een bezoek aan Machu Picchu. We moeten daarvoor vroeg op omdat de trein al om 6.45 uur vertrekt.
Vanaf 6.00 uur gaat de poort van Machu Picchu open en stormen de toeristen naar binnen. Wij arriveren pas om 12.00 uur in het beneden geleden dorpje Aqua Calientes en besluiten meteen door te gaan, want het is prachtig weer.
We dwalen uren rond in Machu Picchu, aan de voet van één van de meest gefotografeerde bergen ter wereld. Het is op sommige plaatsen heel druk, bij de tempels en andere religieuze gebouwen, en op andere plaatsen heel stil, bij de ruïnes van oude huisjes.
Ergens in een muur staat een seismograaf, die iedere trilling van de aarde noteert. Diep beneden zien we Aqua Calientes aan de rivier liggen. Er zijn in Machu Picchu nog wel bewoners: lama’s en een soort grijs konijn met een lange staart.
Machu Picchu is één van de bestbewaarde Incasteden. Dit komt omdat de Spanjaarden deze plaats nooit hebben gevonden, hij werd pas in 1911 ontdekt door de Brit Hiram Bingham. Overige Incasteden hebben de Spanjaarden met de grond gelijk gemaakt, nadat ze alles van waarde, vooral goud en zilver, gestolen hadden.
De Spanjaarden hebben hier op meer gebieden huisgehouden. De Inquisitie heeft het rooms-katholicisme er hardhandig ingemept. De roomse rituelen worden in deze landen, hoewel verweven met Incagebruiken, nog steeds in de praktijk gebracht. In de zilvermijnen is een god bedacht om de inheemse bevolking aan het werk te houden.
Omdat de trein naar Cusco pas laat in de middag vertrekt, hebben we nog flink wat uren in Aqua Calientes, waar het regent. Omdat we toch al van boven nat zijn, gaan we naar het thermale medicinale bad, waar we badkleding en een handdoek huren. Het is lekker warm en het water stinkt.
We nemen de trein terug naar Cusco, waar we nog een hele dag hebben voordat we via Lima verder vliegen naar Santiago, waar onze autoreis door Chili en Argentinië begint.
Deze 3,5 maanden lange Latijns-Amerikareis ging behalve door Peru ook door Bolivia, Ecuador, Argentinië en Chili