×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Andalusië

Ontelbare olijfbomen en goudgele graanvelden

Reisverslag: Angélique Woudenberg
Foto's: Angélique Woudenberg

Reis langs Granada (Alhambra en Generalife), de renaissance-steden Baeza en Ubeda, Córdoba (Mezquita en Judería), Sevilla (kathedraal, La Giralda en Santa Cruz), sherrystad Jerez de la Frontera, Cadiz, een aantal witte dorpen en de rots van Gibraltar.

Granada

Het Alhambra en het Generalife

Onderweg naar Granada zien we de uitlopers van de Sierra Nevada, de hoogste bergketen van Spanje, 3482 meter hoog, met nog wat sneeuw op de bergtoppen. Tot begin mei kun je er nog skiën.

Dè attractie van Granada is het sprookjesachtige paleizencomplex het Alhambra en de mooi aangelegde tuinen met water, het Generalife. Onze gids, een historicus, vertelt ons dat Alhambra letterlijk ‘de rode burcht’ betekent. Het complex is niet rood, maar omdat het op de uitlopers van de Sierra Nevada ligt en dit gebergte ijzer bevat, heeft men het de rode burcht genoemd.

Het Alhambra bestaat uit een aantal paleizen die rond 1238 zijn gebouwd door de Moorse (Arabische) Nasriden koningen die lange tijd de macht hadden over voornamelijk Zuid-Spanje.

De Moren veroverden Midden- en Zuid-Spanje in 711 vanuit Noord-Afrika en noemden het veroverde gebied ‘Al-Andalus’, waarvan Córdoba de hoofdstad werd tot het jaar 1236. De Moren bouwden in deze periode veel moskeeën en paleizen en legden mooie tuinen aan.

Vanaf de 13e eeuw heroverden (reconquista) de christenen vanuit Noord-Spanje Midden- en Zuid-Spanje. Na de val van Córdoba werd Granada de hoofdstad tot 1492.

Granada was het laatste Moorse koninkrijk en in 1492 veroverden koningin Ferdinand van Aragon en koningin Isabel het. In datzelfde jaar begon Columbus aan zijn reis naar Amerika.

Tijdens de reconquista werden bijna alle Moorse bouwwerken gesloopt en moesten alle moslims het land uit. De moslims die mochten blijven, de mudéjars (‘zij die mochten blijven’) genoemd, moesten ‘meehelpen’ aan de bouw van christelijke kerken en gebouwen in gotische stijl. Zo ontstonden nieuwe gebouwen in een christelijk-islamitische mengstijl, de mudéjar-stijl.

Het Alhambra is tijdens de reconquista niet gesloopt en werd later bekend doordat de Amerikaanse schrijver Washington Irving, die een tijdje in een van de paleizen woonde, legenden en verhalen heeft verzameld. Deze verhalen zijn gebundeld in het boek ‘Verhalen van Alhambra’.

Het Alhambra bestaat uit vier delen, de Alcazaba (Moorse vesting), het koninklijk paleis van de Nasriden, de zomerresidentie met het tuinencomplex van de Nasriden (de Generalife) en het paleis van Karel de V (Carlos V).

We bezichtigen eerst het oudste gedeelte, het Alcazaba (de oude citadel). Vervolgens zien we het koninklijk paleis van de Nasriden (Palacios Nazaries). De kamers van het paleis bevinden zich rondom diverse patio’s die omringd wordt door galerijen met arcaden die voor schaduw zorgen. De wanden zijn bekleed met kleurrijke mozaïeken.

De ‘Patio de los Leones’ was vroeger een harem in het paleis dat omringd wordt door een zuilengalerij met Moorse bogen, versierd met mooi stucwerk (kenmerk van de Nasriden) en stalactieten van gips die worden gedragen door marmeren zuilen. In het midden staat een fontein die wordt gedragen door twaalf marmeren leeuwen. Uit hun bekken spuit water, dat de patio koelt.

Vervolgens bezichtigen we het paleis van Karel de V, de opvolger van Ferdinand en Isabel, dat in renaissance-stijl is gebouwd.

Het paleis heeft een grote, kale, ronde binnenplaats met galerijen in twee verdiepingen zonder versieringen. Dit paleis is in de 16e eeuw gebouwd na de reconquista en staat in het hart van het Alhambra.

We bezoeken het zomerpaleis van de Nasriden met het bijbehorende tuinencomplex, het Generalife. Dit wordt ook wel ‘de tuin van het hemelse paradijs’ genoemd en daar sluiten wij ons helemaal bij aan. De mooi aangelegde tuinen met coniferen, geurige witte jasmijnen en rode rozen worden afgewisseld met vijvers en fonteinen en stralen rust uit.

Daarna neemt de gids ons mee naar een plek waar we uitzicht hebben over het Albaicín. Doordat ons programma is ingekort gaat de wandeling door deze oude Moorse witte wijk helaas niet door. We zien in de verte de minaret van een nieuwe moskee. Dit is de eerste moskee in Granada sinds de reconquista.

Hierna lopen we via nauwe straatjes steil naar beneden naar het centrum van Granada. Het is helaas siësta en zondag waardoor er geen winkels open zijn. Onderweg komen we vrouwen tegen die ons een rozemarijntakje geven. Zodra je het aanpakt, pakken ze je hele hand en voorspellen ze je de toekomst voor geld.

Op het centrale plein zien we hippies die allerlei ‘kunstjes’ uitvoeren of gitaar spelen om aan geld te komen. Zij worden in Granada ‘zwartvoeters’ genoemd, omdat zij op sandalen of blote voeten lopen.

Granada is een studentenstad. De studenten proberen een extraatje te verdienen door in een studentenorkest te spelen dat men ‘touna’ noemt. Onderweg naar Baeza horen we een paar liedjes van de Touna.

Baeza en Ubeda

Stadswandeling door twee renaissance-steden

We vertrekken naar het renaissance-stadje Baeza in de provincie Jaen. We rijden langs ontelbare olijfbomen die op glooiende heuvels zijn geplant en door goudgele graanvelden.

 

Eerst wandelen we in Ubeda door de ‘poort van Granada’. Dit is niet de oorspronkelijke stadspoort van de Moren. Een Moorse stadspoort had een soort ‘elleboogbocht’ met een knik naar links of rechts zodat de vijand niet direct naar binnen kon kijken.

Vervolgens bezichtigen we het ‘Casa de las Torres’ waar vroeger een oude man met een zeer jonge vrouw woonde. De man verbood haar om de deur uit te gaan en ze moest zich kleden als non. Hij sloot haar op in de toren van het huis met tralies voor de ramen. Op een gegeven moment gaf hij zijn vrouw als vermist op. Eeuwen later, in 1920, vond men bij de restauratie een skelet, waarschijnlijk van de vrouw. Men zegt dat haar geest hier nog steeds aanwezig is. In het voormalige woonhuis is nu de kunstacademie gevestigd.

We bezoeken vervolgens een huis van een particulier die zijn verzameling antiek graag laat zien aan toeristen. Een gedeelte van het huis is daarom ingericht als museum. Vandaar ‘Casa museo’.

Via smalle steegjes komen we bij het ‘Casa Mudéjar’ in Moors-christelijke stijl. We bezoeken daarna de werkplaats ‘Al faveria Tito’ waar men aarden potten en tegels beschildert.

Als laatste bezichtigen we het ‘Palacio de las Cadenas’, een voormalig paleis dat nu dienst doet als stadhuis (Ayuntamiento). Op de muren staan teksten die, naar men zegt, met stierenbloed zijn geschreven. De traditie om teksten met stierenbloed op de muren te kalken komt uit Salamanca. Het gebouw is in renaissancestijl en ziet er Grieks uit door de pilaren. Een kenmerk van de renaissance-bouwstijl (1450-1650) is de invloed van de Griekse en Romeinse bouwstijl.

Voordat we naar Baeza rijden bezoeken we een olijfoliefabriek. We zijn tenslotte in dè olijfprovincie van Andalusië, Jaén.

Olijfbomen groeien langzaam, hebben weinig onderhoud nodig (wel veel zon) en worden heel oud. Er zijn diverse methoden om olijven te plukken, maar ze moeten wel binnen vier uur verwerkt worden, omdat een olijf snel rot.

Baeza ligt op een heuveltop (765 m) en werd in 1226 veroverd door Ferdinand III. Het was de eerste Moorse stad in ‘Al-Andalus’ die werd veroverd tijdens de reconquista.

‘s Middags maken we een stadswandeling door Baeza waar we weer veel monumenten bezichtigen die niet echt indruk op ons maken. We hebben vanmorgen in Ubeda veel gezien en we worden zo langzamerhand een beetje ‘gebouwen-moe’.

Het interessantst is de kathedraal met een protserig altaar met veel bladgoud en het museum achter de kathedraal waar we de bladgouden en zilveren kisten zien die tijdens de Semana Santa worden gedragen door ‘nazarenos’.

De Semana Santa is de heilige week voor Pasen (opstanding van Jezus) in Spanje. Tijdens deze week zijn er in alle dorpen en steden van Spanje processies waarin grote beelden (pasos) worden rondgedragen die een deel van het verhaal van Jezus vertellen.

Deze zware kisten waar de beelden op staan worden getild door 40-50 mensen die gekleed zijn in bruine mantels tot op de grond met over hun hoofd een lange, stijve, puntige zwarte kap die alleen gaatjes heeft ter hoogte van de ogen. We zien in het museum een pop met deze kleding aan die nogal luguber aandoet.

Deze mensen vragen vergeving voor hun zonden en worden nazarenos genoemd. De processies worden begeleid door een soort begrafenismuziek die we tijdens de reis naar Córdoba in de bus horen.

Córdoba

De Mezquita en de joodse wijk Judería

Córdoba was ooit de grootste en rijkste stad van Europa. Vanaf de Romeinse brug over de rivier de Guadalquivir, de Puento Romano, hebben we een mooi uitzicht over de Mezquita.

 

Córdoba was van 756 tot 1236 de hoofdstad van het Moorse rijk Al-Andalus en vanaf 785 is men begonnen aan de bouw van de grootste moskee, de Mezquita. Tot en met de 10e eeuw is er nog aan gebouwd.

Zodra we de Mezquita betreden, is het eerste dat ons opvalt de rood-witte marmeren bogen die met elkaar zijn verbonden. Het is een soort bos van pilaren.

Na de verovering door de christenen in 1236 is er veel veranderd. In de 1523 liet Karel de V een deel van de moskee verwoesten om in het midden een kathedraal (in barokstijl) te plaatsen. Op de plaats van de minaret werd een klokkentoren geplaatst, de Torre del Alminar.

Diezelfde Karel de V liet ook in het Alhambra in Granada een lelijk paleis bouwen dat er totaal anders uitziet dan de Moorse paleizen. Karel de V schijnt later wel spijt te hebben gehad. Tja, maar dat was toen te laat.

We eindigen de rondleiding bij de Mihrab, een versierde gebedsnis uit de 10e eeuw die we achter gesloten hekwerk kunnen bewonderen.

Met dezelfde gids maken we een wandeling door de oude joodse wijk, de Judería, die naast de Mezquita ligt. Via smalle steegjes lopen we langs souvenirwinkeltjes en eetzaakjes naar het Maimonides-plein. Dit was in de 12e eeuw een joodse arts en filosoof.

Op het plein staat een kleine synagoge in mudéjar-stijl die één van de drie originele synagogen is die de reconquista hebben overleefd. De andere twee staan in Toledo. De joodse wijk vormt een doolhof van nauwe straatjes met bloempjes en tralies voor de ramen. De huizen bouwde men dicht op elkaar en de smalle steegjes zorgden voor schaduw.

Het doolhof was ook een strategisch voordeel, want zo kon de vijand de weg niet vinden. Het hekwerk voor de ramen is tegen inbraak, omdat men ‘s avonds de ramen opengooit om het huis te laten afkoelen.

Onze rondleiding eindigt bij het Callejon de las Flores, een nauw wit steegje met kleurige bloempjes tegen de muur dat naar een pleintje leidt.

Sevilla

De kathedraal, La Giralda en Santa Cruz

Vanuit Córdoba volgen we de Rio Guadalquivir stroomafwaarts naar de hoofdstad van Andalusië, Sevilla.

1492 is het belangrijkste jaar in de geschiedenis van Spanje; het laatste Moorse bolwerk Granada werd veroverd en Columbus vertrok in dat jaar vanuit Palos de la Frontera en ontdekte een nieuwe wereld. Door de ontdekking van Amerika werd Sevilla één van de rijkste steden van Europa.

Omdat Ferdinand Córdoba (1236) en Sevilla (1248) veroverde, viert men jaarlijks op 30 april de ‘Dag van de heilige Ferdinand’. Op deze dag kan men zijn gebalsemde lichaam zien in de kathedraal van Sevilla.

We bezoeken eerst het Casa de Pilatos, dat een kopie is van het huis van Pontius Pilatus in Jeruzalem. Het eerste dat we zien na de entree is een patio (binnenplaats) in mudéjarstijl, versierd met azulejos (mozaïeken) die als decoratie op de muren fungeren.

De patio wordt omringd door arcaden en in het midden staat een fontein met twee gezichten. Vanaf de entree gezien is het gezicht jong en aan de achterzijde oud. Deze patio met fontein werd als filmdecor gebruikt bij de film ‘Lawrence of Arabia’.

Vervolgens maken we een wandeling door de Barrio de Santa Cruz, de oude joodse buurt waar geen joden meer wonen. Net als in de joodse buurt van Córdoba is deze wijk een doolhof van nauwe witte straatjes met overdekte patio’s en dicht op elkaar gebouwde huizen met tralievensters tegen inbraak.

Op de muren staan nog namen waaruit we kunnen afleiden dat het eens een joodse buurt was, zoals ‘Levi’ (een joodse achternaam) en ‘Juderia’ (joodse buurt). Op de Plaza Santa Cruz stond een synagoge die werd gesloopt voor een ijzeren heilig kruis, Santa Cruz. Vandaar de naam van de wijk.

Vanaf de Plaza Santa Cruz lopen we naar dè kathedraal van Sevilla. ‘La Giralda’, werd in de 12e eeuw gebouwd als minaret bij de moskee. Vanaf de minaret werden de moslims opgeroepen voor het gebed en hij werd ook als uitkijk gebruikt door het leger.

Toen de Moren uit Sevilla waren verdreven, bouwden de christenen, hoe kan het ook anders, een kathedraal op de plaats van de moskee. Van de Giralda braken ze het bovenste stuk af en zetten er een klokkentoren op.

De Giralda is 97 meter hoog en we kunnen via hellingen naar boven klimmen om van het uitzicht over Sevilla te genieten. Er zijn hellingen i.p.v. trappen, omdat de soldaten vroeger te paard naar boven gingen.

Na de Sint Pieterskerk in Rome en de St.Paul’s Cathedral in Londen is ‘El Catedral’ in Sevilla de grootste ter wereld.

Vervolgens lopen we een rondje langs de ‘hoogtepunten’ in de kathedraal. We gaan eerst naar de plek waar het gebalsemde lichaam van de veroveraar van Sevilla, koning Ferdinand ligt die we niet kunnen zien. De schatkamer is in renaissancestijl. Toen Columbus de Nieuwe Wereld ontdekte, werd Sevilla een rijke stad (veel zilver en goud).

De vermoedelijke graftombe van Columbus die wordt gedragen door ‘vertegenwoordigers’ van de koninkrijken Aragòn, Castilië, Léon en Navarra is de fotoplek waar alle toeristen op de foto willen, ja wij ook, dus we moeten even geduld hebben.

Columbus stierf in 1506 en wilde op het eiland Hispaniola (eiland waarop Haïti en Dominicaanse Republiek liggen) begraven worden. Zijn resten en die van zijn zoon werden naar dat eiland gebracht, maar wegens politieke onrust werden zij twee keer verplaatst, in 1795 naar Cuba en in 1898 naar Sevilla.

Ongeveer 12 jaar geleden ontdekten arbeiders in een kathedraal in Santo Domingo op de Dominicaanse Republiek een urn waarop de naam Columbus stond. Sindsdien maken Santo Domingo en Sevilla ruzie over de vraag in welke van de twee steden het graf van Columbus ligt. Spaanse wetenschappers hebben in de kathedraal van Sevilla de vermoedelijke graftombe van Columbus gelicht en willen met DNA-testen uitzoeken waar hij echt begraven ligt.

Daarna bezichtigen we de heilige St. Antoniuskapel en leren we iets over de beschermheilige van Spanje, Jacobus (Santiago in het Spaans). Jacobus was één van de twaalf apostelen van Jezus en men gelooft (door het verhaal van een monnik) dat Jacobus meevocht tegen de Moren, ook al was hij allang dood. Jacobus kreeg daarom de bijnaam ‘matamores’ dat Morendoder betekent.

Jacobus wordt in bijna elke kerk in Spanje afgebeeld als man op een wit paard die de Moren doodt met een zwaard. In Santiago de Compostela werd op de plaats van het graf van Jacobus een kathedraal gebouwd. Ieder jaar gaan bedevaartgangers naar Santiago de Compostela in Noord-Spanje.

Als laatste bewonderen we de protserige hoofdkapel van de kathedraal die is versierd met bladgoud en tevens het grootste altaar van de wereld is. Het kunstwerk is in de 16e eeuw bedacht door een Nederlander.

Vanaf de ‘toren van het goud’, de Torro del Oro, gaan we naar het Plaza de Espana en het Parque María Luisa, een stadspark in Sevilla.

Als de schepen terugkwamen uit Amerika, meerden zij aan op de Rio Guadalquivir. De lading werd opgeslagen in de Torro del Oro, vandaar dat men het de toren van het goud noemt.

Het Plaza de Espana werd gebouwd voor de wereldtentoonstelling in 1929 en onder iedere boog van het gebouw zijn de Spaanse provincies in tegels uitgebeeld.

Costa de la Luz

Jerez de la Frontera - El Puerto de Santa Maria - Cadiz

Vandaag bezoeken we twee dorpjes met de toevoeging ‘de la Frontera’. Dat betekent dat het ooit een vesting is geweest in de frontlinie tussen de christenen en de moslims tijdens de reconquista.

We maken ‘s ochtends een korte wandeling door het centrum van Jerez de la Frontera, de stad waar de sherry vandaan komt. We bezoeken de lokale markt waar overigens niet veel te koop is behalve vis, bloemen en kleding.

De terrasjes zijn bomvol met Spanjaarden die ‘churros’ eten. Dit zijn gefrituurde deegstengels (soort oliebollendeeg) die je in chocolademelk moet dippen. Je kunt het bij een kraampje bestellen en meenemen naar een terras waar je een glas chocolademelk kunt bestellen om de churros in te dopen. Het is erg lekker, maar je bent wel heel snel verzadigd.

Jerez is bezaaid met bodega’s en wijnpakhuizen waar sherry in rijen vaten ligt te rijpen, de zogeheten ‘solera’s’. De bekendste bodega’s van Jerez zijn Osborne & Sandeman, maar wij bezoeken de bodega van Williams & Humbert.

Deze bodega is voor 50% eigendom van Ahold in Zaandam.

Voordat we een rondleiding krijgen bezoeken we de rijschool en zien we een korte uitvoering van paardendressuur. Jerez de la Frontera is namelijk naast sherryhoofdstad ook beroemd om de paardenrijschool.

 

De bodega van Williams & Humbert bestaat uit enorme donkere kelders waar duizenden solera’s (wijnvaten) gestapeld liggen. De sherry wordt gemaakt van twee druivensoorten die eerst worden geplukt, geperst en opgeslagen. De bovenste wijnvaten bestaan uit jonge wijn en de onderste uit oude wijn die wordt gebotteld. Op de solera’s hebben de afnemers met krijt hun naam en de datum geschreven.

Daarna wordt het tijd om te proeven en dat is voor de meesten van de groep een welkome afwisseling na het vele wandelen en het bezichtigen van monumenten. We nemen plaats aan een grote ronde tafel en ieder krijgt een borrelglaasje. We krijgen drie soorten sherry voorgeschoteld en kunnen zelf inschenken.

Na de proeverij is het voor de meesten noodzakelijk om vast voedsel naar binnen te krijgen, dus rijden we voor de lunch naar het gezellige havenstadje El Puerto de Santa María waar we lekkere gefrituurde vis eten.

Vervolgens brengen we een kort bezoek aan de oudste stad van Europa: Cadíz, waar de Spaanse grondwet werd afgekondigd. Cadíz ligt op een schiereiland aan de Costa de la Luz en is vanwege de harde zeewind geen echte strandbestemming voor de massatoerist, wel voor de Spanjaarden. Dus wellicht een ideetje voor wie niet van massatoerisme houdt. Cadíz is ook dè carnavalstad van Spanje.

We rijden langs het strand van Cadíz, La Cazetta, aan de Atlantische Oceaan om een fotostop te maken voor het fort van Cadíz dat tevens in de James Bond film ‘Die Another Day’ is te zien en Cuba moest voorstellen.

Witte dorpen

Grazalema - Ronda - San Roque - Gibraltar - Algeciras

De volgende ochtend rijden we via de Pueblos Blancos route (de witte dorpenroute) door een landschap vol kurkeiken en loslopende geiten, bokken en varkens en slingeren we naar boven tot op een hoogte van 1100 meter, om een wandeling te maken door het natuurpark Sierra de Grazalema.

We wandelen naar het witte dorpje Grazalema en genieten onderweg van de bijzondere flora, mooi gekleurde bloemen, sparrenbomen, wilde olijf- en eikenbomen en de palmito’s, de originele palmbomen van Spanje.

Na de wandeling brengt de bus ons naar dorpje Grazalema, een (nu nog) rustig wit dorpje, waar vanaf komende zondag een week lang de stieren worden losgelaten. Gelukkig zijn we er dan niet. In het dorpje maken we een wandeling en bezoeken een dekenfabriek.

We gaan naar het volgende witte dorp, Ronda, een typische dagexcursie vanuit de Costa del Sol. Ronda heeft één van de oudste arena’s van Spanje, de Plaza de Toros die we kunnen bezichtigen, maar aangezien we tegen stierengevechten zijn, doen we dat niet.

De grootste winkelstraat loopt steil naar boven, omdat Ronda op een bergplateau ligt. Aan het einde kunnen we de kloof van Ronda (die het bergplateau doorsnijdt) bewonderen vanaf de nieuwe brug, de Puento Nuevo.

‘s Middags lopen we via een ‘villawijkje’ van Ronda naar het station om de trein naar San Roque La Linea te nemen. Het is een regionale trein van ‘Regioneles Renfe Andalucia Exprès’ en hij stopt bij elk (verlaten) stationnetje. De rit voert langs heuvels en natuurgebieden.

Bij het station van La Linea wacht de bus om ons naar Gibraltar te brengen. La Linea ligt aan de Spaanse kant van de grens met Gibraltar.

 

Voordat we door de douane lopen, stoppen we bij een mooi uitzicht op de rots van Gibraltar en in de verte de kust van Marokko. De rots is 5 kilometer lang en 2 km breed en sinds 1704 Brits eigendom. Door de rots lopen veel tunnels die vooral werden gebruikt voor militaire doeleinden.

Ons bezoek aan Gibraltar gaat helaas niet verder dan het vliegveld. We hebben zoals gewoonlijk deze week geen tijd om langer te blijven. We vinden het erg jammer dat we de ‘Mainstreet’ met Engelse pubs en bobbies niet hebben gezien en we missen ook de beruchte wilde apen zonder staarten.

Op de terugweg bij de douane wordt het Spaanse vrouwtje voor ons apart gehouden, zij probeerde waarschijnlijk een paar sloffen sigaretten te smokkelen. La Linea is namelijk een smokkelplaats, omdat drank en sigaretten op Gibraltar veel goedkoper zijn dan in Spanje.

We rijden naar onze laatste verblijfplaats, Algeciras, waar we overnachten in een 100 jaar oud hotel vlakbij de haven. Algeciras is een zeehaven aan de Straat van Gibraltar van waaruit schepen naar Marokko vertrekken. Onderweg naar het hotel zien we veel kantoortjes die adverteren met de verkoop van tickets naar Tanger in Marokko en Ceuta (Spaanse enclave in Marokko).

Marbella

Bin Laden was hier vaste klant

Op onze laatste dag bezoeken we nog de jachthaven van Marbella, Puerto Banus. We zien mooie boten en appartementen te koop staan en de reisleider vertelt dat Bin Laden vaste klant was in Marbella en dat Koning Fahd van Saoedi-Arabië er een moskee heeft laten bouwen.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!