×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis door gastvrij Bulgarije

Museumdorpen, kloosters en natuurparken

Reisverslag: Frans Bosman
Foto's: Frans Bosman

In Bulgarije is veel te zien: bergen en natuurparken, mooie dorpen en stadjes met typisch Bulgaarse huizen, de Zwarte Zee-kust en natuurlijk de oosters-orthodoxe kloosters. De gastvrijheid van de Bulgaren heeft niet geleden onder de economische crisis van de laatste jaren.

Het wordt al donker als we in Sofia landen. De aankomsthal is vergeleken met Schiphol een hondenhok; nog stammend uit de tijd van het oude regime, dus oud, grijs en sfeerloos. Geen visitekaartje van Sofia, of misschien toch wel… De paspoortcontrole gaat vlot, in de bagage is geen interesse. Bij de uitgang staan velen te wachten. Onder hen Gosho, een man van middelbare leeftijd met grijs haar en een bordje ‘hotel Zdravetz’. Rammelend vanwege het slechte wegdek gaan we over slecht verlichte wegen naar Simeonovo, een buitenwijk van Sofia, aan de voet van het Vitosha-gebergte. We krijgen de mooiste kamer, met uitzicht op een deel van Sofia.

Sofia

Alleen om te studeren, te werken of zaken te doen

We worden vroeg gewekt door blaffende, hongerige zwerfhonden. Vandaag bezoeken we Sofia, hoewel Mia en ik vanwege de drukte een hekel hebben aan grote steden. Gosho brengt ons weg, hij moet toch in Sofia zijn. In het centrum is het erg druk, op diverse plaatsen staat een politie-agent met machinegeweer in een wachthokje. Veel verkeer en alles is oud: gebouwen, wegen en auto’s. Niet echt een gezellige stad, geen terrasje te zien.

De weg naar de Alexander Nevski-kathedraal, een orthodoxe kerk, is moeilijk te vinden. De kathedraal is tussen 1882 en 1924 naar Russisch ontwerp gebouwd, ter ere van de 200.000 Russische gevallenen in de Balkanoorlog. Het dak is bedekt met bladgoud en bestaat uit hele en halve koepels. Overal zijn fresco’s, vanuit de hoofdkoepel kijkt een witbebaarde God naar beneden, boven de uitgang is het laatste oordeel afgebeeld.

Het belangrijkste van Sofia hebben we gezien. Het is nou niet bepaald onze stad. Volgens veel Bulgaren moet je ook alleen in Sofia zijn om te studeren, te werken of zaken te doen.

Veliko Tarnovo

Het oude deel is één groot museum

Vanuit Simeonovo gaan we naar Veliko Tarnovo, op de noordelijke uitlopers van de Stara Planina (het Balkangebergte). Gosho brengt ons naar het station. De enorme hal zit vol wachtende reizigers. Eerst het juiste loket zoeken… helaas, er worden nog geen kaartjes verkocht. Na drie kwartier hebben we twee enkeltjes voor de express richting Varna. De trein vertrekt stipt op tijd, hoewel de nummers op de met de hand geschreven plaatsbewijzen niet op elkaar aansluiten zitten we toch naast elkaar.

Het landschap is fraai: bergen, riviertjes, korenvelden, bossen, zonnebloemen en schaapskudden. De steden en dorpen zien er armoedig uit. Overal is te zien dat het slecht gaat met de Bulgaarse economie. Niets is nieuw, alles oud, kapot en versleten. Na ruim 4 uur zijn we in Gorna Orjahovica, het station van Veliko Tarnovo dat op zo’n 13 km van de stad zelf ligt. We nemen een taxi voor omgerekend acht gulden.

Zanka staat ons al op te wachten. We kennen haar sinds 1972, toen we Bulgarije voor het eerst bezochten. We stonden toen met onze tent op camping-annex-motel ‘Sveta Gora’. Na het opzetten van de tent vroegen we de receptie wat er interessant was in Veliko Tarnovo. Ilko, een jongen die een maand stage liep, stond ons te woord. Na een drankje op het terras kwam hij weer naar ons toe; als we iets van de stad wilden zien, moesten we meekomen. Zijn vader stond al met de auto bij de tent. Dimo verontschuldigde zich voor de vuile auto en we stapten in.

Via hobbelige straatjes kwamen we bij het huis van de familie, waar Zanka en dochter Natasha ons verwelkomden met koffie en banitsa (een soort kaasgebak). In het atelier van Dimo was een zithoek waar we ook nog kennis maakten met de onovertroffen Bulgaarse yoghurt.

Het steeds weer vertalen van Bulgaars naar Engels en andersom kostte veel tijd maar het was erg gezellig. Toen het tijd was om op te stappen was het al donker en kon ik helaas geen foto’s meer maken.

Het oude deel van Veliko Tarnovo ligt tegen de hellingen van de Jantra, een riviertje dat door het dal slingert. Vanaf het terras, waar we nog vele uren zouden doorbrengen, hadden we een prachtig uitzicht op een deel van de oude hoofdstad en de heuvels Trapezitsa en Tsarevets. Ons eerste bezoek was typerend, zoals steeds weer zou blijken, voor de gastvrijheid en vriendelijkheid van de Bulgaarse bevolking. We zijn nadien nog vele malen in Bulgarije geweest. Dimo, Zanka, Ilko en Natasha zijn onze beste vrienden geworden.

Zoals gebruikelijk worden we aan de grote tafel ontvangen. Deze staat al snel vol met allerlei eten en drinken. Vervolgens wordt de rest van de familie gebeld, die even later verschijnt.

De komende uren wordt er bijgepraat, wat voor mij inmiddels wat makkelijker is nu ik door zelfstudie een beetje Bulgaars spreek. Het is net als vroeger een gezellige boel. Intussen krijgen we van Zanka de huissleutel, we zijn weer ‘thuis’.

Hoewel we al vaak in Veliko Tarnovo waren bekijken we alles nogmaals: de heuvel Tsarevets met de ruïnes van de middeleeuwse vestingstad, de prachtige Gurkostraat, de vroegere hoofdstraat met de vele oude huizen, het Samovodska Sjarsjia waar nog veel oude ambachten worden uitgeoefend en de vele kerken en monumenten. Het oude deel van Veliko Tarnovo is één groot museum.

Veel tijd brengen we door op het fraaie terras met uitzicht op de heuvels. ‘s Avonds wordt op het terras gegeten en gedronken. De rakija (pruimenjenever) en wijn vloeit rijkelijk en het eten smaakt verrukkelijk, vooral de shopska-salade. Vroeger hadden we het hier moeilijk mee, want ons is geleerd: wat je opschept, eet je ook op. In Bulgarije is dat anders. Een leeg bord wordt meteen weer vol geschept. Zo gaat het ook met de glazen: een glas mag niet leeg staan, ook al heb je genoeg gedronken…

Op zondag zijn er doopplechtigheden in de St. Constantin en Elena-kerk. Buren van Natasha en Zjorro willen kinderen en daarom willen ze eerst zelf gedoopt worden. Het is een komen en gaan van dopelingen en hun familie. Alle dopelingen zijn volwassenen.

De pope bidt, zingt en voert de rituelen uit, bijgestaan door een assistent. Het dopen gebeurt door in een bekken met water te staan. Het is koddig om te zien hoe Zjorro, hij lijkt enigszins op Bud Spencer, de voeten van de dopelingen moet afdrogen.

Het gaat er heel relaxed aan toe. Tijdens de doping loopt een man naar de pope, zegt ‘tot ziens’ en gaat weg. De pope antwoordt ‘tot ziens’ en vervolgt de plechtigheden. Na afloop gaat Natasha met een doos bonbons de kerk rond. Dit is een traditie, ook bij trouwerijen.

Nisovo nationaal park

In de verte zien we een gier zijn nest verlaten

Op maandag wordt onze huurauto afgeleverd bij hotel Janthra. Ilko gaat mee om de papieren te contoleren, die dik in orde blijken. Na het afscheid van de hele familie – we krijgen tomaten, komkommers, feta, rakija en dergelijke mee – vertrekken we richting Ruse.

De weg noordwaarts richting het aan de Donau gelegen Ruse slingert door licht golvend landschap. Op hoofdwegen staat de route duidelijk aangegeven; meestal in Cyrillische en Latijnse letters, soms alleen in Cyrillische. Er is dan wel uit te komen maar enige kennis van dat alfabet is aanbevelenswaardig. Je kan de weg ook vragen door de plaatsnaam te noemen. Het antwoord ‘da’ of ‘ne’ is duidelijk maar de hoofdbewegingen zijn hier precies andersom. En daar trappen we dus nog steeds in.

Onze bestemming is Nisovo, een klein dorp 30 km beneden Ruse aan het riviertje Beli Lom. Ivailo, een student die goed Engels spreekt, opent de poort van het pension. We krijgen een eenvoudige kamer. Onder een grote notenboom drinken we een frisdrank in afwachting van zijn ouders. Marko en Nina blijken vriendelijke en zeer gastvrije mensen, waar we ons direct bij thuis voelen. ‘s Avonds wordt gezamenlijk op het terras gegeten en gedronken.

De volgende morgen vraagt Nina of we een wandeling willen maken. Ze belt de burgemeester en vraagt of hij met ons mee gaat. Even later komt een vriendelijke grijze man aangewandeld. Met de auto vertrekken we met zijn vieren naar een jachthuis, een tiental kilometers verderop.

De burgemeester leidt ons door bossen en langs velden naar een fraai uitzicht over het riviertje. Terwijl wij van het uitzicht genieten, speelt hij een liedje op een boomblad. Hij weet erg veel van de natuur. Op de terugweg brengen we hem naar huis en krijgen een grote pot honing mee.

Als we de volgende dag van een wandeling terugkomen maken we kennis met drie gasten; de directeur van het nationale park Rusenski Lom, een fotograaf en zijn stagiaire. Ze vragen of we mee willen op een wandeling in het park. Natuurlijk willen we dat. Aan het einde de middag gaan we met vieren het park in, de fotograaf gewapend met een camera met enorme telelens. Hij komt hier bijna wekelijks een dag.

Het park heeft canyonachtige dalen, waardoor o.a de Beli Lom zich een weg zoekt. In het natuurgebied bevinden zich veel soorten bomen en planten maar vooral veel vogels, zo’n 190 soorten.

We gaan op zoek naar de zwarte ooievaar, die hier in rotsspleten broedt, en naar de Egyptische vale gier, die hier eveneens broedt. Vanuit de verte zien we nog net dat een gier zijn nest verlaat, om zich niet meer te laten zien.

De volgende dag zien we op een andere plaats wel een zwarte ooievaar. De gewone ooievaar komt in Bulgarije veel voor. Ook in de tuin van ons pension staat een ooievaarsnest op een paal, twee jongen staan op het punt om uit te vliegen. Regelmatig hoor je ze klepperen.

Stara Planina

Levende museumdorpen in het Balkangebergte

Bozenci ligt onder Veliko Tarnovo, op een tiental kilometers van Gabrovo. Het is een klein wit museumdorp dat begint waar de weg eindigt. Er staan prachtige witte huisjes waarvan de daken zijn bedekt met flagstones.

Voor de val van de muur en de ineenstorting van het communisme woonden hier schrijvers, schilders en dichters. Tegenwoordig zijn er zelfs huizen te koop.

Bozenci is prachtig gelegen in een dal midden in de Stara Planina met rondom bossen. Voor twintig dollar krijgen we een eenvoudige maar keurige slaapkamer met daarvoor een overdekt terras. Het is heerlijk toeven in dit mooie en rustige dorp, waar geen verkeer is en je ‘s nachts alleen het geluid hoort van uilen en andere nachtdieren.

Tijdens een wandeling maken we kennis met een jong Bulgaars paar dat in Engeland woont en hier op vakantie is. We besluiten ‘s avonds samen te eten in een restaurantje.

Tijdens de maaltijd vertellen ze dat eind 18e eeuw vanuit Bozenci handel werd gedreven met Moskou en Istanbul maar dat dit na de ineenstorting van het Ottomaanse rijk niet meer mogelijk was. Vandaar dat sindsdien de tijd in dit dorp een beetje stil is blijven staan.

De volgende morgen maken we een dagtocht door de omgeving van Bozenci. Ons eerste doel is het etnografisch museum bij Etar, iets onder Gabrovo. Hier staan allerlei huisjes en werkplaatsen, waarin oude ambachten worden uitgeoefend.

Veel werkplaatsen maken gebruik van waterkracht. Er worden producten gemaakt van keramiek, leer, goud, zilver, koper, houtsnijwerk, bont, enzovoorts. Alle producten worden ter plekke voor weinig geld te koop aangeboden.

Op de Stoletovberg vielen in de grote Balkanoorlog duizenden doden tijdens hevige gevechten om een van de weinige noord-zuid routes door het Balkangebergte. Nu staat hier een enorm mausoleum, met daarin een museum over deze oorlog. Via een enorm brede trap lopen we ruim 700 treden naar boven, om te ontdekken dat daar een parkeerplaats is…

Het panorama vanaf het mausoleum is indrukwekkend. Terug op de parkeerplaats wordt ons buffelyoghurt aangeboden, hetgeen alleen hier verkrijgbaar is. Het smaakt niet geweldig, volgens de verkopers omdat het door de grote vraag de tijd niet krijgt om goed te rijpen.

Na de afdaling van de 1326 meter hoge Sipka-pas bezoeken we de herinneringskerk. Deze kerk met gouden koepels is naar Russisch ontwerp gebouwd. De binnenkant is voorzien van portretten van Bulgaarse heiligen en tsaren.

Toen we hier ruim 30 jaren geleden een bezoek brachten waren er veel toeristen, waaronder veel Russen. Nu zijn wij dankzij de slechte economie bijna de enigen…

Orthodoxe kloosters

Je waant je in een andere wereld en kijkt je ogen uit

Een bezoek aan Bulgarije betekent dat minstens één klooster bezocht moet worden. Daar hoef je beslist niet religieus voor te zijn. Er zijn er vele, van klein tot groot, elk klooster heeft weer een geheel andere bouwstijl.

De kloosters van Backovo (in het Rodopi-gebergte ten zuiden van Plovdiv) en Trojan (bij een bergpas in het Balkangebergte, halverwege Sofia en Gabrovo) zijn zeker een bezoek waard. Vorig jaar wandelden we rond in het Backovo-klooster. Op een galerij vroeg een monnik waar we vandaan kwamen. Bij het antwoord ‘Holland’ zei hij ‘Ah, Ajax!’ en kreeg ik een schouderklopje.

Het grootste en meest interessante klooster is dat van Rila, in het gelijknamige gebergte in het zuidwesten van Bulgarije. Het is omgeven door dikke muren, wat de indruk geeft van een fort. Op de binnenplaats staat de kapel en rondom liggen de kamers van de monniken, alles in prachtige kleuren.

Je mag gewoon rondwandelen in het klooster, waar je je in een heel andere wereld waant en je ogen uit kijkt. Het staat op de lijst van Unesco als werelderfgoed.

Dit keer bezoeken we vanuit een pension in Ribarica (ten westen van Trojan in het Balkangebergte) het klooster van Glozene. We laten onze auto achter aan het einde van de asfaltweg en gaan te voet verder.

In de verte zien we het klooster al, prachtig gelegen op de top van een berg. Het wordt slechts bewoond door één monnik. Hij leidt ons rond door het kleine klooster en ontsteekt alle kaarsen in het kerkje. Na onze rondgang dooft hij ze weer en sluit de deur af. In het kleine museum (twee kamertjes) toont de monnik ons het kerkzilver en enige gewaden en attributen van een patriarch die hier gevangen heeft gezeten.

Ook interessant is de ruimte waar de nationale held Vasil Levski tijdens de revolutie verbleef. In de vloer zit een luik waardoor hij kon vluchten, het komt enige honderden meters verder uit in het bos. Op de binnenplaats praten we nog wat verder. De monnik, die zijn verhaal eerst formeel vertelde, wordt steeds vrijer in de omgang. Hij haalt een drankje voor ons en vertelt dat hij het hier uitstekend naar zijn zin heeft. Op zondag komen er veel bezoekers, maar hij geniet vooral van de winter. Hij leeft dan een half jaar geheel geïsoleerd, met uitzicht op een fantastisch mooi winterlandschap.

Nationale renaissance-architectuur

Houten bovenverdiepingen in prachtige kleuren

Ons volgende doel, op weg naar het zuiden, is Koprivstica in de Sredna Gora (de Anti-Balkan). Koprivstica ligt aan het riviertje Topolnica, zo’n 25 km ten zuiden van de hoofdweg van Sofia naar Burgas die hier de beroemde Rozenvallei binnen gaat.

Deze weg is in slechte staat en we rijden de afslag naar het stadje voorbij. Het bord dat de afslag aangeeft is erg klein, geen wonder dat we het misten.

Koprivstica is vooral bekend vanwege het jaarlijkse folklore-festival. Er staan meer dan honderd huizen die onder monumentenzorg vallen. Van deze huizen, die allerlei fraaie kleuren hebben, zijn de mooiste gratis te bezichtigen. Koprivstica is het beste voorbeeld van de diverse ontwikkelingsfasen in de nationale renaissance architectuur. Deze woningen hebben een stenen benedenverdieping en een bovenverdieping van hout, die in prachtige kleuren is geverfd, met aandacht voor de kleinste details.

Ook in Plovdiv, gelegen in de Thracische laagvlakte tussen de Sredna Gora en de Rodopen, zien we veel nationale renaissance-huizen. Plovdiv is de tweede stad van Bulgarije. Het is een stuk interessanter dan Sofia en heeft veel meer sfeer. Vooral de oude stad is de moeite waard.

Vorig jaar waren we hier voor het eerst. Op de hoek van de Ulitsa Starinna parkeerden we onze auto toen onder een kastanjeboom, nabij een souvenirwinkeltje. De eigenaars van deze winkel pasten wel op de auto. Aan de hand van ansichtkaarten vertelden ze wat het meest interessant was in de stad.

Na een rondgang langs de Hisarpoort, het romeinse amfitheater, de ruïnes, het etnografisch museum en de vele fraaie gebouwen kwamen we weer bij onze auto. Ik maakte een paar foto’s van Margarita en Dimiter en stuurde deze op. Dimiter nodigde ons uit om dit jaar enige dagen bij hen door te brengen en gezellig samen te eten en rakija te drinken.

Nu logeren we een paar dagen in hun flat. We maken wandelingen naar het stadscentrum en ‘s avonds wordt er gegeten en gedronken. De rakija smaakt uitstekend. Veel Bulgaren verzamelen ‘s zomers in het bos pruimen. Deze laten ze gisten om ze vervolgens te destilleren, hetgeen hier is toegestaan. De rakija die zo ontstaat bevat geen chemische middelen, waardoor je als je een keertje bent doorgezakt de volgende dag geen kater hebt.

Voor 10 stotinki (ruim 12 cent) per kilometer brengt een taxi ons naar het centrum, waar het prettig toeven is de vele terrassen rond het Stamboliiskiplein. In een uitgraving is een deel zichtbaar van de ruïnes van het romeinse stadion, waar in de tweede en derde eeuw allerlei sportevenementen plaatsvonden. Rondom staan kraampjes van kunstschilders die hun werk te koop aanbieden. Velen flaneren door de winkelstraat, maar ondanks de drukte is het hier erg rustig.

Zwarte Zee-kust

Het Aladza-klooster is uitgehouwen in een hoge rotswand

Na het afscheid van Margarita en Dimiter gaan we op weg naar Burgas aan de Zwarte Zee en vervolgens naar Sinemorec, een kustplaatsje nabij de Turkse grens. De kustweg vanaf Burgas is eerst redelijk maar hoe verder we richting Sinemorec komen, hoe slechter deze wordt.

Onderweg passeren we een reeds jaren geleden verlaten scheepswerf. Wat er nog staat is in onze ogen allen nog maar schroot. Sinemorec ligt in het vroeger voor iedereen verboden grensgebied. Het is zelfs voor Bulgaarse begrippen een achtergebleven gebied.

Sinemorec is een dorp dat zich na de val van de muur wat heeft ontwikkeld. Toen men nog geld had zijn veel nieuwe huizen gebouwd. Een groot aantal is nu half af en staat te wachten op betere tijden, want het geld is op. Overal in Bulgarije zie je zulke door de slechte economie half afgebouwde, verlaten huizen. Ondanks alles blijven de Bulgaren vriendelijk en zeer gastvrij.

Na een paar dagen trekken we noordwaarts naar Kranevo, ongeveer 25 km boven Varna. Onderweg doen we Nesebar aan, een voormalig eiland dat door een brug met het vasteland is verbonden. Het is de topattractie aan de Zwarte Zee, met zijn vele middeleeuwse kerkjes en negentiende eeuwse houten huizen. Ook Nesebar staat op de Unesco-lijst. In de zomer is het erg druk en warm in de smalle straatjes waar veel souvenirs te koop worden aangeboden.

Kranevo heeft geen mooi strand, daarom wordt het alleen door Bulgaren bezocht. We blijven hier een paar dagen, dat is stukken goedkoper dan in het enkele kilometers verderop gelegen Albena. Albena is een van de grote hotelsteden aan de Zwarte Zee waar alleen toeristen komen en Duits de voertaal is.

Vanuit Kranevo bezoeken we in Balcik het zomerpaleis van koningin Marie van Roemenië met zijn ruim 30 hectare grote botanische tuinen. Helaas maakt een uren durende regenbui een vroegtijdig einde aan dit bezoek.

Ook het tussen Kranevo en Varna gelegen Aladza-klooster is interessant. In een 40 meter hoge rotswand zijn diverse kamers en cellen uitgehouwen. Reeds in de derde eeuw moeten hier monniken hebben gewoond. Nu woont er niemand meer. Via enkele trappen is een aantal ruimtes te bekijken.

Na deze laatste dagen moeten we onze auto op het vliegveld van Varna inleveren en vliegen we via Sofia terug naar Nederland. Do visjdane! (tot ziens).

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win