De Faerøer-eilanden (schapeneilanden) worden weinig bezocht, maar zijn een prima tussenstop voor wie per ferry van Denemarken naar IJsland reist. Naast schapen vind je langs de fjorden dorpjes met houten huizen, soms nog met daken van gras. Het bergachtige groene landschap is imposant en eindigt vaak in steile kliffen langs zee, waarop talrijke vogelkolonies onbedreigd broeden.
Rond 22.30 vaart de Norrona van Smyril Line de haven binnen van Tórshavn, de hoofdstad van Faerøer. Tórshavn is gelegen in het zuidoosten van Streymoy, het grootste van de 18 Faerøer eilanden.
Gisternamiddag zijn we met onze auto aan boord van de ferry gegaan in Hanstholm in het noorden van Denemarken. Het werd een ontspannen reis over een kalme zee met praktisch geen golven.
In Tórshavn, niettegenstaande een kleine stad, is het vrij moeilijk om je weg te vinden. Het was na aankomst al zoeken naar ons hotel, hoewel dat niet ver van de haven ligt. En ook vanmorgen draaien we wat in cirkels en komen telkens weer uit aan de haven.
Uiteindelijk geraken we, na enkele malen vragen, op de ringweg en op de juiste baan naar Vestmanna in het westen van Streymoy. Het landschap is heel mooi, met bergen en dalen. Het laat wat denken aan de Lofoten (eilandengroep in het noordwesten van Noorwegen).
Vanuit Vestmanna kunnen we een boottochtje maken naar de vogelrotsen waar we de papegaaiduiker zouden kunnen zien. Om 14 uur vertrekken we met een snelle motorboot. Er zijn vrij veel belangstellenden, ik denk dat de boot ver vol zit.
Gezien we tussen hoge, steile rotsen zullen varen die soms een heel nauwe doorgang bieden, overhandigt de gids ons een gele helm, die we allen opzetten. We krijgen duidelijke uitleg in het Engels over de verschillende soorten zeevogels die we hier aantreffen, o.a. papegaaiduikers, stormvogels en jan-van-genten.
Op veel broedplaatsen hoog op de rotsen huizen nog vogels met hun kleintjes. We zien heel veel mooie vogels, helaas vaak in de vlucht, dus moeilijk te fotograferen. Zelfs de door ons zo gezochte papegaaiduikers vliegen over onze hoofden heen.
De prachtige trip duurt ongeveer twee uur, dan varen we met volle snelheid terug naar de haven van Vestmanna, want er wacht nog een groep belangstellenden. Niettegenstaande het echt warm is, voelt het nu koud aan op de boot gezien de snelheid waarmee hij terugkeert.
Wij richten ons naar het noorden van Streymoy en houden even halte aan het zwarte kerkje met wit torentje en grasdak in Hvalvik. Helaas is het gesloten. We rijden verder naar Saksun, een pittoresk plaatsje in het noordwesten van het schiereiland, dat een bezoek zeker waard is.
Saksun ligt aan de voet van een fjord, omgeven door vrij hoge bergen en heeft ook een klein kerkje. Dergelijke kleine kerkjes zullen we gans de reis door vaak zien. Dorpjes met enkele huizen hebben blijkbaar hun eigen kerkje. Dit kerkje is eveneens gesloten. Gezien het begint later te worden en we de hele weg moeten terugrijden, besluiten we om Tjornuvik opzij te laten, eventueel kunnen we dit morgen bezoeken na onze toer op Eysturoy.
We keren terug naar Tórshavn via Hvalvik en Kollafjordur en houden verder weg 54 langs de kust aan om in Hoyvik even naar de Hoyvikar Kirkja te lopen. Ook deze kerk is echter gesloten. De Hoyvikar Kirkja, merkelijk groter dan de vorige kerken, is van ver zichtbaar door haar hoge ligging en heeft een moderne bouwstijl.
We keren dan maar terug naar ons hotel om ons op te frissen voor het avondmaal. Vooraleer in Tórshavn een restaurant te zoeken kuieren we nog wat rond in het stadje en lopen naar de vuurtoren, waar we een mooi zicht krijgen over de haven.
Het is zonnig, hier en daar zien we een mooi wolkje, er is een beetje wind, maar het is warm. Vandaag rijden we naar Eysturoy, het tweede grootste eiland van de Faerøer, verbonden met Streymoy door de Noord Atlantische Oceaanbrug.
We rijden opnieuw over weg 10 richting Kollafjordur tot we aan een file komen en iedereen begint terug te draaien. Wat nu? Er komt een vriendelijke man naar ons toe die uitlegt dat de weg voor een drietal dagen gesloten is wegens wegenwerken en dat we moeten terugdraaien om over de oude weg door de bergen naar Kollafjordur rijden. Hij toont ons op ons zeer klein plannetje, zoals hij zelf zegt, hoe we er kunnen geraken.
Zodoende rijden we over de bergweg, een zeer goede tweerichtingsbaan overigens met prachtige zichten en wat meer verkeer dan gisteren, tot net voor Hvalvik waar we via de brug de oceaan oversteken. Onmiddellijk begint de weg te klimmen, zodat we prachtige zichten krijgen op het lager gelegen Streymoy.
We rijden noordwaarts naar Eldi, een dorpje met zicht op de Sundini, een zeearm in het noordwesten van het eiland Eysturoy. We maken een korte wandeling en bezoeken het mooie wit geschilderde kerkje met zwart dak. Opvallend aan het interieur zijn de luchters en zeilboten die er aan het plafond hangen (ook dit zien we vaker terug).
Hier, ter hoogte van Eldi, aan de noordkust, bevinden zich in zee twee fraaie basaltzuilen: Faroese Risin & Kellingin (de reus en de heks). De reus is de 71m hoge zuil verder van de kust en de heks van 68m hoog staat nabij het land met twee ‘gespreide benen’. Deze zijn goed zichtbaar vanaf de weg naar Tjornuvik op Streymoy aan de overzijde, zoals we later op de dag zullen zien.
We zetten onze weg verder richting Gjogv, waar de hoogste berg van de Faerøer ligt: de Slættaratindur, 882m. We rijden langs hoge bergen, prachtige valleien en zien dorpjes beneden aan de fjorden liggen. Hier en daar moeten we voorrang verlenen aan overstekende schapen of een ganzenfamilie.
Gjogv is een klein dorpje gelegen aan zee in het noordoosten van Eysturoy. Net voor we het dorpje inrijden zien we kinderen lustig in een riviertje spelen waarbij de ouderen zonnend een oogje in het zeil houden. We kunnen onze ogen niet geloven, we zijn toch in het noorden? Het lijkt hier wel een plaatsje aan de Belgische kust.
We rijden een stukje terug en dalen af langs Funningur en zetten zo onze weg over het eiland voort langs Funningsfjordur naar Leirvik, doch rijden eerst nog noordwaarts tot Elduvik. Opnieuw een kleurrijk klein dorpje aan het einde van een fjord, dus keren we terug zuidwaarts richting Leirvik.
Leirvik is een grotere plaats met een haven aan de oostkust van Eysturoy. Van hieruit kan men via de onderzeese tunnel naar Klaksvik op Bordoy, een ander eiland van de Faerøer. Dit laten we opzij, wij bezoeken het dorp.
Er zouden overblijfselen uit de Vikingtijd (± 900) teruggevonden zijn in Leirvik. We lopen op een, naar het ons lijkt, herdenkingsveld voor vissers vergaan op zee en nadien naar de kerk, die in tegenstelling tot de andere kerken op de Faerøer groot is. Het is een wit geschilderd gebouw met zwart dak. Het interieur is zeer sober, maar mooi.
Van Leirvik rijden we naar het noorden, naar Fuglafjordur. In zee zien we zalmkwekerijen liggen. Vervolgens keren we op onze stappen terug en rijden verder naar Runavik, Toftir en Nes aan de zuidkust van Eysturoy.
Nes is opnieuw een eindpunt van de weg en ligt momenteel in een zeer dikke mist. Gezien we hier niet veel meer zien, draaien we maar terug. Even verder is de mist verdwenen.
We rijden tot Toftir, waar we ook een kijkje nemen. Het is eveneens een mooi kleurrijk plaatsje aan de zee gelegen en met een moderne kerk. Hier gaan we niet binnen, we keren terug naar Runavik.
Runavik is groter dan de meeste dorpjes die we reeds zagen. We rijden verder noordwaarts over weg 10 en over de Noord Atlantische Oceaanbrug en komen zo terug op Streymoy, waar we naar Tjornuvik rijden, het plaatsje helemaal in het noorden gelegen dat we gisteren misten.
We stoppen even ter hoogte van Haldarsvik. Van hieruit hebben we een prachtig uitzicht over het dorpje en de baai. Hier staat ook de enige achthoekige kerk op de Faeroer, die van op deze hoge weg goed zichtbaar is.
Even later komen we aan in Tjornuvik, opnieuw een eindpunt aan een fjord, waar we andermaal mensen zien spelen, zonnen en genieten in zee. Van hieruit zie je eveneens Risin en Kellingin. Er is ook een mooi houten kerkje, het is evenwel gesloten.
We rijden over dezelfde hoge, enge weg terug en zien ter hoogte van Eldi aan de overkant, van dichterbij nu, de twee prachtige basaltzuilen Risin en Kellingin statig uit zee oprijzen.
We stoppen even om het landschap te bewonderen en worden verwelkomd door een tiental schapen, die ons staan aan te kijken alsof ze zich afvragen wat we eigenlijk komen doen op hun terrein.
We rijden opnieuw langs de bergweg terug naar Tórshavn en genieten van de prachtige zichten, de vele vogels her en der en de schapen op wandel met hun kroost. We gaan ons verfrissen en wandelen wat in het stadje. Morgen vertrekken we naar IJsland.
Na het ontbijt vertrekken we naar Kirkjubøur in het zuiden van Streymoy, aan Hestsfjodur. Er hangt wat mist en het druppelt even lichtjes. Langs een smalle weg (de 54) door de bergen rijden we naar Kirkjubøur. Wanneer je, hoog boven de zee, de laatste bocht voorbij rijdt houd je even de adem in, het is zeer indrukwekkend!
Dit prachtige havenplaatsje valt op door de gekleurde houten bebouwing, overwegend zwarte huisjes met rode vensters, vaak met een groen geschilderd dak of een grasdak Het kerkje is wit met zwart dak en heeft een mooie poort met glas-in-lood raampjes. Het geheel is net een plaatje.
Vervolgens rijden we terug naar Tórshavn, waar we wat wandelen aan Vidarlundin, het stadspark. De plantengroei lijkt ons wel wat verwilderd. Na een tijdje voelen we enkele druppeltjes vallen en gezien we geen regenscherm of regenjas hebben meegenomen, keren we maar terug naar de wagen.
We besluiten om de enige katholieke kerk op de overwegend lutherse Faerøer te zoeken. Aan de hand van onze plattegrond vinden we ze snel. Het is een modern gebouw met mooie glasramen, maar met vrij sobere inkleding. Behalve een in hout gesneden beeld van de H. Maagd Maria met Kind hangt er een zeilschip en aan de ingang staat een beeld van St. Franciscus.
Dan rijden we naar de haven en gaan in het rijtje staan voor inscheping naar IJsland.
De reis gaat verder in IJsland langs de zuidkust van Seydisfjordur naar Reykjavik
en vervolgens langs de noordkust van Reykjavik naar Seydisfjordur.