×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis IJsland II

Langs de noordkust van Reykjavik naar Seydisfjordur

Reisverslag: Willem & Christiane Mosselmans-De Coster
Foto's: Willem & Christiane Mosselmans-De Coster

IJsland is dunbevolkt en de noordkust nog het meest. Echte bomen groeien er niet, hooguit gras, mos en wat struikjes. En met schapen, vogels en zeehonden heb je de dieren ook wel gehad. Maar spectaculaire landschappen heeft het verlaten noorden van IJsland des te meer, met fjorden, meren, rivieren en watervallen, besneeuwde toppen en grillige rotsformaties. Zwavelgeur en stoom wijzen je de lavavelden met modderpotten en fumarolen.

Westkust

Uit het niets storten talloze watervallen omlaag

We verlaten Reykjavik noordwaarts richting Mosfellsbaer. In Sauerbaer vermijden we de tunnel om de fjord Hvalfjordur langs weg 47 te ronden. We worden geconfronteerd met prachtige zichten op de bergen.

We rijden langs Fossatun verder naar de 518 die leidt naar Hraunfossar en Barnafoss, gelegen in het Reykholtsdal. Hier en daar zien we de Langjokull schitteren in de zon. Het weer is goed en de zon is van de partij, het is zo’n 16 à 17°C.

De lavawatervallen zijn buitengewoon. Over een 900-tal meter lopen vele riviertjes van onder het lavaveld Hallmundarhraun en worden pas zichtbaar wanneer ze in de Hvita-rivier neerkomen.

De eerste waterval die we tegenkomen is de Hraunfossar. Een vijftigtal meter verder ligt de Barnafoss, waar de Hvita zich door een smalle kloof naar beneden stort. Hier zouden ooit twee kinderen van de brug zijn gevallen en verdronken, vandaar de naam die kinderwaterval betekent.

We keren terug naar Reyckholt, een belangrijke historische plaats voor IJsland. Het was de woonplaats (tevens geboorteplaats) van Snorri Sturluson, sagaschrijver, dichter en politicus.

Vervolgens rijden we naar Deildartunguhver, een warmwaterbron die 180 liter praktisch kokend water per seconden verschaft. Hier is de stoom van het water zo dicht dat je op vele plaatsen omzeggens de grond niet ziet.

We zetten opnieuw aan richting Borgarnes en rijden vervolgens via Borg naar Snaefellsnes via de 54, een voor 2WD vrij goed berijdbare weg (voorlopig tenminste). In Borg stoppen we even aan het kerkje, met ernaast een modern standbeeld.

Aan het uitkijkpunt voor Ytri-tunga gaan we een kijkje nemen. We hebben een mooi zicht op de oceaan. Hier ligt een mooi wit zandstrand en het is een paradijs voor vissers.

We zetten de weg verder naar Budir, waar we ook eens rondlopen. Hier staat een hotel en een opvallend zwart kerkje met witte ramen en toegangspoort en is er een wit zandstrand.

We keren naar de 54 terug. Dit stuk van de 54 dat afslaat naar het noorden van Snaefellsnes nabij Olafsvik is in enorm slechte staat, bovendien zijn er werken gaande (zoals we later vernemen… voor de aanleg van de weg). Wij houden de moed erin en hobbelen verder, niet al te gerust, tot we in de verte de zee zien. Even later komen we op de 574.

Het Hellissandur hotel, waar we worden verwacht, ligt net tegenover de Snaefellsjokull. We maken nog een mooie wandeling langs de zee en keren terug via het dorpje. Hier is ook het Sjomannagardurinn museum, een maritiem museum, waar men kan zien hoe destijds zeelui hebben geleefd.

Voor het museum staat een vissersboot uit 1826 en een monumentje van een visser die een vis toont aan een kind.

Schiereiland Snaefellsnes

Hoge zwarte kliffen waarop honderden vogels zitten

Dat het in deze tijd van het jaar (juli) omzeggens niet donker wordt op IJsland wisten we al, maar dat we worden gewekt met een stralende zon die onze kamer binnenvalt overtreft alles.

Om het schiereiland Snaefellsnes te verkennen rijden we via de 574 en de 579 naar Ondverdarnes, het meest westelijke punt van Snaefellsnes. Op het einde van de weg staat een vuurtorentje waar enkele schaapjes staan te kijken, net alsof we indringers zijn op hun terrein.

We lopen een stukje verder tot we de zee zien. Hoge zwarte kliffen, waarop honderden vogels zitten, lopen hier steil naar beneden. We zijn hier echt in the middle of nowhere, behalve de schaapjes en vogels is er niets levends te bekennen.

We rijden een stukje terug en draaien af naar Saxholsbjarg. Opnieuw worden we bedankt met prachtige zichten op vogelrotsen (met vogelpoep) en de zee. Hier staat ook een vuurtoren. We rijden terug naar de 574.

Onze volgende stop is nabij Dritvik, aan de grillige rotsformaties van Djupalonssandur, een kleine baai waar vroeger vissersbootjes aanlegden. De vissers kregen loon, afhankelijk van hun kracht, die werd gemeten met zware stenen die ze moesten optillen. Die stenen liggen er nog.

We dalen de trappen en het bergje af en hebben een spectaculair zicht op de lavarotsen tussen het zwarte keitjesstrand. Her en der liggen nog stukken schroot van de Epine GY7, een Engels schip dat op 13 maart 1948 door de zware storm in Dritvik op de rotsen werd geslagen. Reddingsteams van Arnastapi, Hellnar en Hellissandur kwamen ter hulp. Doch door de slechte weersomstandigheden en de wilde zee konden er van de 19 bemanningsleden slechts 5 worden gered.

We lopen de helling op en krijgen een mooi zicht op de oceaan. Hier en daar staan gelukstrolletjes. We gaan terug naar boven en volgen een graspad tot we opnieuw zicht krijgen over de oceaan en het lager gelegen keitjesstrand van daarnet.

We keren terug naar de 574 en rijden verder zuidwaarts. We stoppen aan de vuurtoren van Malariff, het zuidelijkste punt van Snaefellsnes. Net ten oosten kunnen we ook de Londrangar & Thufubjarg kliffen bewonderen.

We rijden een stukje verder tot Svalthufa & Thufubjarg en lopen naar boven, waar we een prachtig zicht krijgen op de oceaan en de vogelrotsen.

In Laugarbrekka, haar geboorteplaats, stoppen we even aan het standbeeld van Gudrid Thorbjarnardottir met haar zoon Snorri op de schouder, staande in een boot.

Volgens de overlevering zouden de viking Thorfinn Karlsefni en zijn vrouw Gudrid Thorbjarnardottir zo’n 500 jaar voor Columbus voet aan wal hebben gezet op Amerika.

Tijdens hun verblijf kregen zij er een zoon, Snorri Thorfinnsson, de eerste Europeaan die in Amerika werd geboren. Gudrid en Thorfinn verlieten Amerika na 3 à 4 jaar en leefden verder op een boerderij in Glaumbær, nabij Varmahlid in het noorden van IJsland.

Onze volgende stop wordt Hellnar, waar we opnieuw worden verrast door het mooie landschap, een turkooizen oceaan aan een ruwe ingesneden kustlijn, vooruitspringende rotsformaties waarop veel vogels huizen, bergen alom met de mooiste kleuren en natuurlijk de besneeuwde Snaefellsjokull.

Van hieruit rijden we verder tot Arnastapi, een prachtige baai en de laatste in de rij van onze tocht richting zuiden op het schiereiland. Zoals Hellnar heeft Arnastapi een mooie ingesneden kustlijn, prachtige rotsformaties, grotten en kliffen bewoond door vogelkolonies, bergen en een haventje waar enkele bootjes liggen te dobberen.

Weer wordt het landschap gedomineerd door de Snaefellsjokull. In het dal staat een wit geschilderd huis met rood dak, wat het geheel vervolmaakt. Het is hier prachtig, net een schilderijtje.

We keren via de 574 terug over Hellissandur naar de 575 richting noordoosten van het schiereiland Snaefellsnes. Het weer is nog steeds prachtig, er hangen enkel wat wolkjes in de bergen, de hemel is mooi blauw en het is warm.

Net voorbij Hellissandur stoppen we aan het uitkijkpunt Sjonskliffa, een broedgebied van de noordse stern. Ik wil uitstappen om foto’s te maken van deze stormvogels, maar word letterlijk door de dieren aangevallen. Ik maak de foto’s dan maar langs de open ruit van de wagen. We willen hen niet verder storen en rijden door tot Rif, waar eveneens een grote kolonie stormvogels ons opwacht.

In Olafsvik, een aangenaam vissersdorpje, bezoeken we de haven en de mooie kerk die wel een heel speciale bouwstijl heeft en van ver zichtbaar is. Wat buiten het dorp ligt een mooie waterval.

Even buiten Olafsvik zien we de wegwijzer naar weg 570 richting Snaefellsjokull. Net als we de weg indraaien komt er een zware 4x4WD aanrijden. De bestuurder zegt dat hij zelfs met de 4X4 terug moest keren omdat er teveel sneeuw ligt. Het mag dus niet zijn, we draaien terug en zetten onze weg verder richting Grundarfjordur.

Na een poosje duikt de berg Kirkjufell en de waterval Kirkjufellsfoss op. We lopen tot aan de voet van de Kirkjufellsfoss. Boven in het gras ligt iemand te zonnen… wij zijn nog steeds in IJsland. Het is 17u en 20°C, geen wind. Het is hier heerlijk.

We rijden door tot Grundarfjordur, een visserdorp van waaruit je ook een mooi zicht hebt op de 463m hoge Kirkjufell. Dan keren we terug naar ons hotel in Hellissandur.

Net voor Hellissandur slaan we nog de weg in naar Ingjaldsholl, waar een mooi wit kerkje met rood dak staat. Hiervoor moeten we opnieuw de kolonie ‘jagers’ voorbij rijden die opvliegen als we aankomen. Sommige vliegen in duikvlucht tot net voor de voorruit.

Noordwestkust

Zeehonden liggen op de rotsen te zonnen

We informeren bij het toerismebureau of weg 54 langs de noordkant berijdbaar is voor 2WD wagens en niet is zoals het stuk dat Snaefellsnes dwarst. Ze antwoorden dat die niet geasfalteerd is en niet goed ligt, maar veel beter dan het bewuste stuk waarover wij het hebben. Ten einde ook deze kant van het schiereiland te zien besluiten we het risico te nemen.

We rijden over de 574 noordwaarts en komen even verder op de 54. De weg is inderdaad niet goed en we moeten het houden bij zo’n 20 km/u, tijdrovend maar we worden beloond met schitterende zichten op de oceaan, fjorden, hoge bergen en diepe dalen.

Op een gegeven moment krijgen we er zelfs plezier in als we zien hoeveel stof we laten opwaaien, maar anderen laten ook veel stof opwaaien. Sommige momenten zie je omzeggens niets meer. Op IJsland valt het niet op dat je met een bestofte auto rondrijdt, iedereen rijdt met een vuile wagen.

Over Grundarfjordur, Kolgrafafjordur Alftafjordur en Hvammsfjordur rijden we richting Budardalur, de weg naar de Westfjorden. Net voor dit plaatsje nemen wij de 56 naar de 61, die we een stukje zuidwaarts volgen om uiteindelijk op de 1 te geraken.

Gezien het schitterende weer nemen we ons voor om ter hoogte van Laugarbakki weg 72 naar Hvammstangi op Vatnsnes te nemen en vervolgens via de 711 het schiereiland te ronden i.p.v. rechtstreeks naar Blonduos te rijden.

In Hvammstangi op het schiereiland Vatnsnes rijden we verder noordwaarts en nabij Stapar lopen we tot aan de zee en zien zeehonden op de rotsen liggen zonnen. Hindisvik is het noordelijkste plaatsje op Vatnsnes, waar de grootste kolonie zeehonden te vinden is. Het is beschermd gebied en hier mogen we niet tot aan de zee lopen.

We rijden door tot Hvitserkur, waar we de spectaculaire 15m hoge basaltformatie, in de vorm van een draak, in zee zien liggen. Bij laag tij kun je er onderdoor lopen. Niettegenstaande de scherpe wind zien we beneden op het zwarte strand mensen lopen.

We zetten onze weg verder langs de 717, een zeer slechte weg die over hellingen van 12, 14 & 18% loopt, naar Borgarvirki waar we basaltkolommen en rotsformaties bekijken. Hier is de wind zo hevig dat we praktisch de deur van de wagen niet open krijgen. We besluiten dan maar om niet tot boven lopen.

We rijden verder via de 716, een veel betere weg, naar de 1 om naar Blonduos te rijden. Dit is een vrij grote plaats aan de monding van de gletsjerrivier Blanda. We stoppen even aan de futuristisch gebouwde kerk. We zagen er al meer op IJsland, maar deze is toch wel heel speciaal qua bouwstijl.

In Hunaver rijden we voorbij een heel mooi groen dal met een boerderij, een kerk en een soort ren voor schapen. Alles geschilderd in rood en wit.

Een stukje voor Varmahlid staat, aan een rustplaats op een heuveltje, een mooi monument met een gedenkplaat: een jongen die blijkbaar uitkijkt over de streek met een hond aan zijn voeten.

We rijden door tot Vidimyri waar mooie turfhuisjes en een van de oudste turfkerkjes van het land staat. De Vidimyrarkirkja uit 1834 is een van de 6 turfkerken op IJsland. Het werd in 1934 gerestaureerd en is staatseigendom. Eigenlijk zijn we te laat want het is open tot 18u, maar we rijden toch tot daar. We hebben geluk en mogen nog een kijkje nemen in de kerk. Het is in heel goede staat en er staat zelfs een preekstoel en doopvont.

We rijden door naar het Varmahlid hotel waar we voor een nacht zullen verblijven. We melden ons aan en rijden door naar Glaumbaer, ongeveer 8 km noordwaarts.

Naast het kerkje van Glaumbaer ligt een 19e eeuwse turfboerderij met grasdak, thans uitgebaat als museum. Hier vinden we ook het standbeeldje terug van Gudrid Thorbjarnardottir met haar in Amerika geboren zoon Snorri op de schouder staande in een boot, zoals we het ook zagen op Snaefellsnes, in haar geboortedorp Laugarbrekki. Na hun terugkeer uit Amerika leefden Thorfinn, Gudrid en Snorri hier op een boerderij.

Noordkust

Op 3 uur varen ligt de poolcirkel

Vandaag rijden we richting Myvatn, waar we nabij Laugar 3 nachten zullen logeren. We rijden eerst nog tot Holar in het Hjaltadal, zo’n 38 km verder noordwaarts en een van de belangrijke historische plaatsen op IJsland. Hier zetelde vanaf 1106 de bisschop van IJsland gedurende 7 eeuwen. In 1985 werd de bisschopszetel opnieuw naar hier overgebracht.

De huidige kerk dateert van 1763 en is de oudste stenen kerk van IJsland. De toren staat een stuk verwijderd van het hoofdgebouw. De kerk en de toren zijn wit geschilderd en hebben een zwart dak. Nabij de kerk staat een drietal turfhuisjes met grasdak.

Over de 767 en de 76 keren we terug zuidwaarts naar de 1 richting Akureyri. De zon probeert meer en meer door de wolken te breken. We zien opnieuw de mooie bergen. De zichten zijn spectaculair.

Voor Akureyri nemen we weg 82 naar Dalvik. Hier vertrekt op weekdagen een boot naar Grimsey, 40 km ten noorden van het vasteland op de poolcirkel gelegen. Vandaag ligt hij in de haven, hij ziet er wel wat oud uit. Naar we kunnen lezen op een affiche duurt de overtocht (enkele reis) 3 uur, dus daar moet een ganse dag worden voor uitgetrokken.

We lopen wat rond, helaas waait er een hevige wind en worden we gezandstraald. De zee is erg wild. We keren terug naar de wagen en rijden tot de vertrekplaats naar Hrisey, het eilandje net voor de kust van Dalvik.

We keren terug naar Akureyri. De tweede grootste stad van IJsland is een mooie stad, gelegen aan de langste fjord in IJsland, de Eyjafjordur. Er is een winkelstraat met gezellige cafés en eethuisjes, de Hafnarstraeti. Niettegenstaande het zondag is zijn de meest winkels open.

Naast de opvallende, in de hoogte gelegen, kerk kun je niet kijken. Ze heeft twee massieve torens en mooie glas in lood ramen. Langs weerzijden van de 103 treden tellende trap loopt een strook beplant met blauwe en gele viooltjes.

Langs de haven rijden we naar de Godafoss. Om een of andere reden missen we weg 83 naar de Laufas hoeve waar een regionaal museum gevestigd is in een typische turfboederij. Gezien we er al enkele gezien hebben besluiten we gewoon door te rijden.

We rijden rechtstreeks naar de Godafoss, een van de mooiste watervallen op IJsland ook al is die maar 12m hoog. Hij ligt aan de gletsjerrivier Skjalfandafljot. Nadat in het jaar 1000 Thorgeir Ljosvetningagodi, wethouder in het Althing in Thingvellir, had beslist het christendom algemeen op te leggen, gooide hij bij zijn thuiskomst al de beelden van het paganisme die hij bezat in de waterval. Vandaar dat deze ook de waterval der goden wordt genoemd.

Op het brugje bij de Godafoss heeft men een fraai uitzicht over de rivier. De kloof waardoor de rivier loopt heeft mooie rotsvormen en kleine watervalletjes.

We rijden verder naar ons hotel in Narfastadir, 5 km ten zuiden van Laugar, waar we gaan inchecken. Dan rijden we door naar Myvatn, onze eerste kennismaking met het meer en de pseudo-kraters die er alom liggen.

Hofdi heeft bijzonder mooie lavaformaties. Door het meer loopt de 529m hoge Vindbelgjarfall. We rijden door en wandelen wat rond in het lavalabyrint van Myvatn; Dimmuborgir, een veld van rotsen en lavaformaties ontstaan door het opdrogen van een lavameer.

Terug in het hotel in Narfastadir mogen we onze valiezen echt eens uitpakken, gezien we hier 3 nachten blijven.

Schiereiland Tjornes

Een labyrint van rotspunten en grillige basaltformaties

We gaan naar Husavik om vandaar verder het schiereiland Tjornes te ronden en vervolgens langs Dettifoss terug te keren naar Narfastadir. Het wordt een zware dag want er zijn veel belangrijke bezienswaardigheden langs onze route.

We rijden eerst langs de 1 naar de 845 en de 85 tot Husavik aan de Skjalfandifjord. Net voor we het stadje binnenrijden zien we een reeks oude houten visdroogrekken staan waarop vroeger stokvis te drogen werd gehangen.

We bezoeken de, volgens de IJslanders, mooiste houten kerk van het land. Ze dateert van 1907 en is inderdaad mooi en groot. Aan de overkant ligt de haven met bootjes in allerlei kleuren en bevindt zich het loket waar men tickets kan kopen voor een walvissafari.

De boot, een authentieke vissersboot, ligt vertrekkens klaar en is er nog plaats. Helaas is het zicht niet goed, er is veel mist, het regent en het is koud, maar vooral het duurt ergens 3 uur. Dan kunnen we niet meer rond Tjornes rijden en naar Dettifoss gaan. We zetten onze tocht verder. Het walvismuseum in Husavik laten we ook maar voor bezien.

Wij rijden verder naar het noorden. In Tjornesta, het meest noordelijke punt van Tjornes, stoppen we even bij de vuurtoren.

Even verder komen we in Manarbakki. Hier bevindt zich een volksmuseum in een oud huisje en enkele oude houten turfhuisjes met grasdak. Men kan hier zien hoe de mensen vroeger hebben geleefd. Men vindt er allerhande gerei van overal ter wereld. Er bevindt zich zelfs een Belgische kerkstoel.

We zetten onze toer verder langs de 85 richting Asbyrgi en nemen vervolgens weg 862 naar de Hljodaklettar, een derderangsweg, het is dan ook een F-weg. Na 14 km hobbelen kan onze wandeling in het Vesturdalur Nationaal Park, een labyrint van rotspunten en grillige basaltformaties, beginnen.

Na de wandeling moeten we de 14 km terugrijden langs waar we gekomen zijn want 2WD mogen en kunnen niet verder langs deze weg, gezien er verderop een rivier moet worden doorkruist om aan Dettifoss te geraken.

Over de 85 rijden we naar Asbyrgi, een hoefvormige kloof met steile wanden waarvan sommige rotspunten ongeveer 100m hoog zijn. Deze spectaculaire canyon, de grootste in Europa, is waarschijnlijk ontstaan door twee enorme overstromingen van de gletsjerrivier Jokulsa à Fjollum. Een mooi plekje om wat rond te kuieren, tussen de berkenbomen en het meertje met vele eenden.

We zetten onze weg verder naar het zuiden richting Dettifoss over de 864, een weg vol wasbord. Het is dus opnieuw langzaam aan. De eerste waterval in de rij op onze weg is de 27m hoge Hafragilsfoss, gelegen tussen twee kraters.

De waterval is niet zo groot, maar we staan vooral verbaasd over de mooie kleuren in de omgeving. Van hieruit kun je naar de 2km verder gelegen Dettifoss wandelen. Wij nemen de wagen en rijden verder tot de parking.

Om aan de Dettifoss te komen moet je eerst een reeks ongelijke en vrij hoge treden afdalen en nog een stukje verder doorlopen. Je hoort hem voor je hem ziet, tot plots de grootste en krachtigste waterval van Europa opduikt. Met denderend geweld stort het water zich in een 44m diepe kloof en laat hierbij een mistige wolk na.

Zo’n 1,5 km verder stroomopwaarts ligt Selfoss, een reeks naast elkaar liggende kleinere watervallen. Je vertrekt aan de linkerkant van Dettifoss. Denk niet dat je de weg niet vindt, want die is er niet. De af te leggen afstand loopt over ongelijke rotsen en rotsblokken. Om enigszins de richting aan te duiden werden tussen de rotsblokken houten paaltjes geslagen die bovenaan een geel kleurtje kregen.

Regelmatig moet je een paaltje zoeken en vind je dit een heel eind naar boven of naar onder terug. Op een gegeven moment denken we eraan om op te geven. Hopelijk breken we onze benen hier niet. Er lijkt geen einde te komen aan dit avontuur van stappen en klauteren. Met vallen en opstaan geraken we aan Selfoss. Gelukkig hebben we doorgezet want het zicht loont de moeite.

We rijden verder zuidwaarts over de 864 tot Grimsstadir waar we op de 1 kunnen komen. Was het eerste stuk van de 864 slecht, vanaf hier is het nog veel slechter! We zien vrij snel een verkeersbord staan ‘very bad gravel road ahead – 30km’. Ja, we staan ervoor en we moeten erdoor, tijd om helemaal terug rond het schiereiland te rijden hebben we niet.

We rijden omzeggens in konvooi. Zelfs de meeste 4×4’s blijven in het rijtje. Voor ons rijdt een Duitser met een BMW, die regelmatig naar links wordt geslingerd. We rijden ergens 15 km per uur.

Eindelijk geraken we op de 1. Ik heb opnieuw oog voor het landschap. We moeten echter vaart zetten naar het hotel als we ons avondeten niet willen missen en we hebben nog een heel stuk te rijden. Stoppen doen we niet meer, maar morgen komen we de streek rond Myvatn verkennen, dus geen probleem.

Myvatn-meer & het Krafla-gebied

Overal komt stoom uit de grond en ruikt het naar zwavel

Na het ontbijt vertrekken we richting Myvatn. Het regent lichtjes en is zo mistig dat we geen bergen zien. Momenteel is het 4°C, hopelijk wordt het straks beter. We beslissen op de terugrit te stoppen aan de pseudo-kraters in Stukustadir, gezien de mist nu het zicht belemmert.

We verlaten de 1 om de 848 aan de westkant van Myvatn op te rijden. Bij het observatiecenter in Ytri Neslond observeren we een tijdje de eenden met hun kleintjes en de zwanen op het meer.

We rijden verder naar de 1 en stoppen in Reykjahlid, het enige dorp rond Myvatn. Even verder stoppen we ook aan Grotagja-grot met een ondergrondse heetwaterbron.

De Hringvegur (de 1) loopt over de 410m hoge Namaskard-pas tussen de Dalfjall en de Namafjall, bergen met prachtige kleuren. We rijden de pas over en gaan naar het Myvatn natuurbad, dit is zowat het Blue Lagoon van het noorden.

We rijden verder naar Hverir, vlakbij de Namaskard-bergpas. Hverir is een van de grootste solfatarenvelden op IJsland. Alom ziet men stoom opstijgen, pruttelende modderpotten en fumarolen van allerlei afmetingen. Niettegenstaande we er reeds verschillende zagen is het opnieuw zeer indrukwekkend. Bovendien zijn de kleuren hier schitterend.

We rijden verder naar het Krafla-gebied, een vulkanisch gebied met lava en kraters dat rond 1970-80 nog actief was. Ook hier komt overal stoom uit de grond en ruikt het geweldig.

Het Krafla Power Station is een door stoom aangedreven elektriciteitscentrale. Door geothermische energie die door bovengrondse pijpleidingen over de mooi gekleurde bergen wordt gestuwd probeert men elektriciteit te winnen, maar het project wordt nogal bemoeilijkt door de grillen van de natuur, zoals aardbevingen en lavastromen.

We rijden verder tot de Viti, wat ‘hel’ betekent, een mooie explosiekrater gevuld met blauwgroen water. De omtrek van de krater is ongeveer 300m en werd gevormd door een enorme explosie in 1724, de eerste in een reeks bekend als de Myvatnseldar (vuren van Myvatn). Deze activiteiten duurden ongeveer vijf jaar en worden aanzien als de langste uitbarsting ooit op IJsland. De bodem van de krater heeft nog tot 100 jaar na de explosie gekookt.

We rijden een stukje terug en stoppen aan de parking van Leirhnjukur, een met mos bedekt lavaveld met modderpotten, solfataren en lavarotsen met zwavelafzetting, dat in 1984 door een uitbarsting van de Leirhnukur-vulkaan door lava werd overspoeld.

Behalve drie schapen die ons nakijken zijn we momenteel alleen in de omgeving. De kleuren van de lava en de eromheen liggende bergen zijn fantastisch. We lopen door, alle goede raadgevingen indachtig dat het gevaarlijk gebied is en ten strengste verboden om naast de paden te lopen omdat de aardkorst er zo dun is dat je er gemakkelijk doorheen kan vallen en ernstig verbrand raken. We houden ons op de houten vlonders.

We keren terug naar de 1 en rijden een stukje oostwaarts richting Egilsstadir tot waar de F88 naar Herdubreid en de Askja vertrekt. Een weg voor 4x4WD dus niet voor ons. De weg ligt er inderdaad erbarmelijk bij. Hoe dan ook is het verboden voor 2WD, we kunnen bijgevolg niets proberen en draaien terug richting Myvatn.

Het regent fel en het is 4°C, onze slechtste dag van gans de reis. We beslissen om dan maar naar het Sigurgeir Stefánsson vogelmuseum in Ytri-Neslond te rijden. Het museum heeft een mooie verzameling opgezette vogels en eieren en in het lokaaltje tegenover het museum staat een oude vissersboot.

We rijden nogmaals rond het Myvatnmeer en stoppen in Skutustadir, waar we even het kerkje binnenlopen. Er tegenover ligt een mooi cluster van kleurrijke mooi gevormde pseudo-kraters.

Noordoostkust

Woeste onherbergzame landschappen

Het ziet er grijs uit maar het regent momenteel niet. We maken van de gelegenheid gebruik om te stoppen in Skutustadir om naar de pseudo-kraters te lopen. Deze zijn zo’n 2000 jaar geleden gevormd. Sommige werden echter gedeeltelijk afgegraven. We gaan tot boven een kijkje nemen. Van hieruit hebben we een prachtig zicht op de omgeving en het meer.

We zetten onze weg verder op de 1 tot de afslag naar Modrudalur (weg 901) en vervolgens over de kale woestijnachtige Jokulsdalsheidi-hoogvlakte in het binnenland.

Spijtig, er hangen zoveel wolken dat je op verschillende plaatsen de bergen niet meer ziet. We moeten dus niet uitkijken of we in de verte de Herdubreid of de Askja kunnen zien liggen. Bovendien komt er ook nog een zware mist opzetten. Je ziet nog amper de schapen naast je op de weg voorbij lopen.

In Modrudalur stoppen we aan de hoogstgelegen boerderij van IJsland, thans uitgebaat als drankgelegenheid. Dan rijden we verder door de onherbergzame hooggelegen onbewoonde Jokulsdalsheidi. Hier zijn we echt alleen op de wereld, er is zelfs geen GSM-bereik meer.

We moeten zo’n 24 km in zware mist afleggen over deze slechte weg door de bergen, naast een ravijn. Gelukkig zie ik de diepte niet, we zien zelfs geen schaapjes of vogels meer.

We nemen de afslag naar Saenautasel aan het Saenautavatn, weg 907. De Saenautasel turfboederij met grasdak werd gebouwd in 1843. In 1875 werd ze door een uitbarsting van de Askja verwoest, heropgebouwd in 1992 en nu uitgebaat als museum. Hier kan men zien hoe de IJslanders gewoond hebben voor er elektriciteit en stromend water was.

Door het woeste verlaten landschap trekken we verder naar de 901. Ondertussen is de mist verdwenen, regent het niet meer en is het klaar. We zien opnieuw de mooie IJslandse bergen waar we zo dol op zijn.

Rond 15u komen we aan in Egilsstadir waar we in Hotel Edda worden verwacht. Voordat we Egilsstadir verkennen, willen we eerst tot Seydisfjordur rijden om te zien hoe lang we erover doen, ten einde morgen tijdig aan de haven te zijn voor inscheping.

Seydisfjordur ligt ongeveer 30 km van Egilsstadir. De weg over de Fjarðarheiði-pas is goed maar loopt over duizelingwekkende hoogte langs mooie bergen met hier en daar sneeuw. We rijden tot aan de haven en weten dat we de weg kunnen afleggen in ongeveer 30 minuten.

We rijden nog een stukje door langs de fjord en keren dan terug naar Egilsstadir, waar we nog wat rondtoeren in de stad. Morgen begint onze 48 uur durende zeereis van Seydisfjordur via Torshavn op de Faerøer naar Hanstholm in Denemarken. Vanuit Hanstholm rijden we in twee dagen naar huis. Het einde van deze prachtige reis.

De reis begon langs de zuidkust van Seydisfjordur naar Reykjavik. Onderweg naar IJsland werden de Faerøer bezocht.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win