Overal in Jordanië heeft de geschiedenis haar sporen nagelaten: van het romeinse theater in Amman en zelfs de resten van een complete romeinse stad in Jerash tot de 8e eeuwse woestijnkastelen Al Azraq, Al Hallabat en Al Kharana. Maar ook de kruisriddersburcht in Karak en het absolute hoogtepunt: de eeuwenlang in de bergen verborgen stad Petra. Een nauwe kloof leidt naar de oude hoofdstad van de Nabateeërs, die voor het grootste deel in de rotsen is uitgehouwen.
Nadat we om half vijf ‘s ochtends al zijn gewekt door de oproep van de muezzin en weer zijn gaan slapen, staan we toch heel vroeg op en lopen na het ontbijt naar het centrum van Amman.
We bekijken het Romeinse theater en nemen dan een taxi naar het Ministerie van Tourisme, om ons te laten informeren over excursies naar Petra. Van georganiseerde excursies weten ze niets, maar de behulpzame jongen legt ons wel alles uit over openbaar vervoer, taxi’s en huurauto’s.
Op zijn advies gaan we met de taxi naar het busstation Abdali. Daar nemen we een minibus naar Aljoen, een kasteel op een berg. Hij dropt ons in het centrum van Aljoen, na een rit van ruim een uur. Ik heb het grootste deel van de tijd zitten slapen, evenals diverse andere passagiers. We nemen een taxi naar het kasteel.
Het kasteel is groot. De restauratie is in volle gang. Helaas begint het te druppen maar de regen zet (nog) niet echt door.
We lopen naar restaurant Bonita, waar Michael een gebonden groentesoep neemt en ik een Gaza salad. Daar krijg ik van dat dunne brood bij dat je mooi kunt vullen. Dat is maar goed ook. De salade bestaat uit ui, tomaat, paprika en peper en is ontzettend heet. Ik blus met twee glazen cola en bijna al het brood maar kan toch weinig van de salade eten. Michael proeft één stukje tomaat en weet dan al genoeg.
Als we net zitten begint het enorm te regenen. Het water stroomt over de straat langs het restaurant en na korte tijd gaat de regen over in flinke hagelstenen. We laten een taxi komen die ons weer naar het centrum van Aljoen brengt.
In Aljoen nemen we de minibus naar Jerash. Ik voel me net een attractie. Voor en naast ons zitten drie dames met een kleine baby en ze zitten me continu aan te staren. De dame voor ons draait zich voortdurend om om me aan te kunnen kijken. Zij heeft een hele kleine baby die er erg ziekelijk uitziet. Ik vraag me af of die z’n eerste maanden zal overleven.
Hoewel zij allen hoofddoeken dragen, geneert de dame voor ons zich toch niet als de baby aangeeft honger te hebben. Onder alle lagen kleding vandaan wordt een borst te voorschijn getoverd die de baby wordt aangeboden. Niet dat er wat te zien valt, maar ik had niet verwacht dat Jordaanse vrouwen hun kind in het openbaar zouden voeden.
In Jerash komen we op een andere plek aan dan verwacht. Omdat we de ruïnes niet zien liggen, nemen we een taxi naar het bezoekerscentrum. Michael raakt nog even in paniek als de chauffeur vlak bij de ingang iets over Amman mompelt, maar gelukkig zet hij ons netjes af.
Jerash is een bijzonder goed bewaard gebleven Romeins stadje. We komen binnen via de zuidelijke poort. Gelukkig is de zon intussen gaan schijnen, dus het licht op de ruïnes is prachtig.
We lopen de route volgens de folder die we hebben meegenomen en genieten volop. Af en toe zijn er andere toeristen maar grotendeels kunnen we relaxed met z’n tweetjes rondstruinen. En we zien zelfs een paar beestjes.
Als we helemaal in het noorden van het stadje zijn, verdwijnt de zon achter een dikke wolk en hopelijk dat levert mooie tegenlichtplaatjes op. Het noordelijke theater is veel mooier dan het zuidelijke. De Artemis-tempel is het hoogtepunt.
Als we terug willen naar Amman, krijgen we te horen dat de laatste minibus al is vertrokken. Dat betwijfelen we, maar we volgen toch het advies een lift te regelen. Het loopt allemaal wat chaotisch maar binnen de kortste keren zitten we in een pick-up die ons naar Amman brengt. Passagiers die er al in zaten worden eruit gebonjourd.
In Amman blijkt dat de chauffeur moeite heeft met het Engelse schrift en geen kaart kan lezen. Uiteindelijk gaat Michael naast ‘m zitten en wijst ‘m de weg. De Abudallah Moskee blijkt een goed oriëntatiepunt.
De huurauto die we de volgende ochtend krijgen, is een oud exemplaar met veel butsen. En er zit ook geen benzine in, dus we moeten tanken voor we op pad kunnen gaan.
Dan op naar het eerste Desert Castle. We moeten door Zarqa, bij de klokkentoren zouden we rechts moeten houden maar we zien de toren helemaal niet. We houden maar al-Azraq aan en vinden de afslag naar Al Hallabat zonder problemen.
Qasr Al Hallabat wordt gerestaureerd. Het is groot en erg vervallen. Overal zitten stickertjes die door de werklui geplakt zijn. Het Romeinse fort is gebouwd met zwart basalt en lichtere kalksteen. De naastgelegen moskee is helemaal van kalksteen. Hiervan is de niche die naar Mecca gericht is het mooiste.
We rijden naar Hamman As-Sarah, een badhuis met mooie bogen van binnen. Vervolgens rijden we naar Qasr al-Azraq. Dit is een heel groot gebouw dat vlak langs de weg naar de Iraakse grens ligt. Het gebouw is vooral bekend van Lawrence of Arabia. De binnenplaats is enorm, met één gebouwtje achter op het plein.
Langs de muren vele kamertjes, met goede en minder goede en zelfs zonder plafonds. Af en toe een paar treetjes omhoog zodat je wat hoger kunt kijken. De echte torens zijn echter vernietigd. Eén prachtige stenen deur in een muur en bij de uitgang een deur van 2 stenen platen (die nog kunnen draaien).
Na de lunch in een populair toeristenrestaurant gaan we naar de Azraq Wetlands Reserve. Triest dat deze oase verwoest is door het wegpompen van water naar Amman. Ze proberen nu tien procent te behouden door er water in terug te pompen.
We zien helaas weinig vogels (alleen eenden en een reiger en wat musjes) en wat visjes in het ondiepe brakke water. Hopelijk kan men deze oase herstellen want niets is zo belangrijk als het in stand houden van natuur en wildlife.
We brengen ook nog een bezoekje aan de Shaumari Wildlife Reserve, waar we ezels, spiesbokken (Arabix Oryx), struisvogels en een stekelvarken zien.
Er leven hier nu 37 oryxen en 10 in Wadi Rum, terwijl ze in 1920 in het wild uitgestorven waren. Door de levering van oryxen uit dierentuinen in Amerika hebben ze een fokprogramma kunnen starten dat succesvol verloopt.
Het is niet geweldig, maar we vinden het belangrijk interesse in dit soort dingen te tonen en een financiële bijdrage d.m.v. de entreegelden te leveren. Jammer dat de toeristenbussen deze plaatsen niet aandoen, dat geld zouden ze wel kunnen gebruiken.
We rijden vervolgens naar Qusayr Amra. Dit is ook een badhuis, beroemd vanwege z’n fresco’s. Een aardige Arabier geeft ons in rap tempo uitleg over de fresco’s en leent ons z’n zaklamp zodat we ook de donkere hoekjes kunnen bekijken. De fresco’s zijn vanzelfsprekend beschadigd, maar geven toch een aardig beeld. Veel blote dames. Pornografie van die tijd? We geven de man z’n zaklamp terug en een fooi.
Tot slot rijden we naar Qasr Kharana. Dit is de grootste van de kastelen. Van buiten een prachtig gebouw maar helaas op slot. Het is vier uur geweest dus we durven ook niet meer op zoek te gaan naar de bewaker want de zon gaat al bijna onder.
Omdat we de auto tot 10 uur mogen houden, rijden we naar Fuheis, een christelijk dorpje ten noordwesten van Amman. Na wat zoeken vinden we daar het restaurant Zuwwadeh.
We nemen allebei een salade (mijne is normaal en die van Michael met yoghurt, bedoeld om op brood te smeren) en dan kebab en fatteh (een mix met vlees, aardappelen, pijnboompitten en hummus). Het is lekker.
Al vroeg in de ochtend nemen we de mini-bus naar Madaba. De apostelkerk blijkt nog dicht. We slaan het archeologisch museum en bezoeken de St. George kerk. In de kerk bevindt zich een mooie mozaïekvloer. Ik steek als we weggaan nog een kaarsje aan.
Dan nemen we de bus naar Diban. Het uitzicht op de groene Wadi Wala valt een beetje tegen maar het is wel een aardige rit. Het meisje op de stoel voor me zit me steeds aan te staren.
In Diban worden we aangesproken en hebben direct een pickup naar Ariha. De rit door de Wadi Mujib is spectaculair. We stoppen even en zien dat in het midden van de Wadi een enorme dam wordt gebouwd. We rijden daar achterlangs. In de toekomst zal op deze plek dus water staan. Aan de andere kant van de Wadi Mujib is de weg dramatisch slecht.
Onze chauffeur zet ons af bij een bushokje en zegt dat hiervandaan een bus naar Karak gaat. Er stopt echter vrijwel meteen een vrachtwagen en deze man zegt ons wel naar de echte startplaats van de bus naar Karak te brengen. Op de vraag ‘How much?’ geeft hij aan dat het gratis is.
Hoewel ik het een beetje eng vind stappen we toch in. Wat een hoge instap. De chauffeur gooit eerst nog allerlei flessen uit de auto en ik neem mijn lege colafles mee om het goede voorbeeld te kunnen geven. De muziek staat vrij hard, dus een gesprek voeren is niet nodig.
Als hij onderweg een bekende ziet stopt hij en de man mag naast hem instappen. Samen sturen ze met de armen om elkaars schouders geslagen. Het is gelukkig niet al te ver, want het schudt wel enorm in de vrachtwagen.
De bus staat al klaar, maar het duurt een hele tijd voordat we weggaan. Wanhopig wordt gezocht naar andere passagiers en we nemen ook een zak meel of iets dergelijks mee die onderweg afgeleverd moet worden.
Karak heeft een prachtig kasteel dat we al van ver boven de stad uit zien torenen. Jammer dat we de bus niet even kunnen laten stoppen voor een foto.
Door het kasteel lopen we snel het toertje zoals aangeraden door de Lonely Planet. Wat moet dit enorm groot geweest zijn.
Met een minibus reizen we naar Muta/Mazar, een universiteitsstad, waarvandaan bussen naar Tafileh gaan. In deze stad studeren zo te zien alleen vrouwen, al onze medereizigers in de bus zijn vrouwen. Michael moet helemaal voorin gaan zitten. Hij stelt voor dat ik er naast ga zitten, maar dat weiger ik omdat je dan helemaal geen leuning hebt en je met je voeten op een verhoging moet zitten. Ik ga dus achter Michael zitten.
Het in de bus zitten is ingewikkeld. Vrouwen willen vaak niet naast mannen zitten en dirigeren hen zonder pardon naar een andere plek als die aanwezig is en anders weigeren ze in de bus te gaan zitten. Als ik dreig naast iemand te gaan zitten wordt er ook meteen geschoven.
Ik slaap het grootste deel van de rit naar Tafileh en geniet dus veel te weinig van het prachtige uitzicht over de Wadi Hasa. Gelukkig heb ik niet door dat de chauffeur minstens 150 rijdt.
In Tafileh nemen we een taxi naar Dana. De chauffeur spreekt geen Engels dus er is via een ander onderhandeld. Hij kan Dana niet vinden en rijdt te ver naar het westen waardoor we nog genieten van een mooie omweg.
Dan rijden we terug en staat Dana weer aangegeven. Hij gaat echter bij het bord Dana Village de andere kant op naar Dana Nature Reserve. Ik vermoed dat we fout zitten maar hoe zeg je dat tegen iemand die geen Engels spreekt? We wachten dus maar af. Gelukkig wordt ‘m als we bij de camping zijn door de beheerder duidelijk gemaakt dat we in Dana Village moeten zijn.
Het dorpje ziet er prachtig uit, oude huisjes en straatjes met kinderkopjes. De taxi moet het laatste stukje heel zachtjes over de kinderkopjes hobbelen. Het hotel is zeer primitief, maar gezellig.
Vanochtend nemen we een taxi naar Petra via Shobak. We genieten van het uitzicht op de vallei en na een half uur of zo zien we het kasteel Shobak al op de heuveltop liggen.
In de omgeving veel bouwvallen en grotten. We spreken af dat we een half uur rondkijken en dan teruggaan. We zijn binnen een half uur terug want er valt niet zo heel veel te bekijken. Het is een groot kasteel maar bestaat grotendeels uit één laag en er is nog niet veel gerestaureerd. Er zijn wel werklui bezig. Van buiten is het heel indrukwekkend maar van binnen valt het een beetje tegen.
We maken de chauffeur wakker als we de deur opendoen. Hij start meteen en gaat snel weer op weg. We genieten nog even van het uitzicht op Shobak en dan gaan we op weg naar Petra.
Voordat we in Wadi Musa arriveren hebben we al mooi zicht op de bergen waar Petra ligt. We zijn verrast dat Wadi Musa in de heuvels ligt, op de één of andere manier hadden we allebei verwacht dat het in de vallei achter Petra zou liggen.
We kopen een pas voor drie dagen voor Petra en wandelen erheen. Buiten de toegangsweg naar Petra, de Siq, staan we bij de obelisk een hele tijd te wachten tot de zon te voorschijn komt en op twee grote blokken gaat schijnen.
De obelisk zelf ligt aan de overkant in de schaduw. We zijn nu al onder de indruk. De Siq is ook erg mooi. We lopen over de Straat der Facaden. Iets verderop hebben we een prachtig uitzicht op de Urn Tomb.
Op een rij zijn hier prachtige gebouwen in de rotsen uitgehouwen. Vervolgens lopen we naar het stadscentrum via de Zuilenstraat waar vooral overblijfselen uit de Romeinse tijd te zien zijn. Aan het eind van het centrum keren we terug want het museum is dicht en we denken dat het te laat is om nog naar het klooster te gaan.
We nemen de hoge route terug langs de Tempel van de Gevleugelde Leeuw en hier hebben we nog beter uitzicht op de Urn Tomb en tot ons genoegen gaat dan net de zon schijnen.
Als we teruglopen via de Straat der Facaden, gaan we de Schatkamer bekijken. Prachtig, zelfs in de schaduw en met weinig licht. We kijken ook even naar binnen, daar valt echter weinig te zien.
De volgende ochtend om acht uur wandelen we alweer naar Petra. Eerst lopen we door de tunnel over de Wadi Muthlim, dan ontdekken we dat we óver de tunnel hadden moeten gaan. We zien gelukkig mensen naar beneden komen en klimmen naar de plek waar zij vandaan kwamen. Even later vinden we de Eagle Niche, een kleine nis waar de adelaar nog redelijk te herkennen is.
De omgeving is erg mooi dus we hebben geen spijt van de omweg. Dan lopen we de officiële route terug en door de Siq naar Al Khazneh, de Schatkamer.
Daarna lopen we naar de High Place. Vooral tegen het einde zien we veel mooie gebouwen en prachtig gekleurde rotsen. Het uitzicht vanaf de High Place is schitterend. We blijven daar zeker een half uur zitten genieten.
Wij bekijken de graftomben tegenover het theater. Als ik even zit uit te rusten terwijl Michael omhoog klimt, komt een Jordaans meisje een praatje maken. Ik krijg gratis een steentje van Petra van d’r. Hierna voel ik me wel verplicht iets in haar winkeltje te kopen. Ik koop dus maar een ketting.
Na de lunch wandelen we omhoog naar het klooster. Ruim een uur ploeteren via Lion Tomb en een ommetje naar een mooi uitzichtplateau.
Eenmaal boven blijkt het klooster groot en mooi, maar ook nieuw en qua details lijkt het nog niet af. Maar we zitten heerlijk in de zon uit de wind met een lekkere warme kruidenthee. Michael klautert nog wat rond voor wat extra foto’s en dan gaan we weer naar beneden.
In het centrum van Petra gaan we naar de kerk, die nu wel open is. De mozaïeken in de kerk zijn mooi met veel Afrikaanse beesten en iets dat op sorbets lijkt.
Dan weer naar de hoofdweg. Michael gaat nog even naar de meest linker graftombe aan de noordzijde. Dit is de mooiste en daar zijn we nog niet geweest. Ik heb daar echter geen puf meer voor en we spreken af dat we elkaar bij de wc’s weerzien.
Uiteindelijk vindt hij hem en het is na de Schatkamer het mooiste bouwwerk van Petra. Mooie details en prachtige kleuren in de rots zelf.
‘s Avonds zien we Petra by Night. We lopen voor de zoveelste keer door de Siq maar nu helemaal in het donker met alleen wat maanlicht en honderden kaarsjes langs de kant. Bij de Schatkamer wordt fluit gespeeld en krijgen we een klein kopje thee.
De volgende ochtend nemen we een taxi naar Wadi Musa, waar we op de bus naar Amman stappen. Daar huren we weer een auto en rijden naar Umm Quais. Dat is een flinke rit. We zijn er na de middag.
We gaan na een kort bezoek aan het museum eerst in het Government Rest House eten. We genieten hier van ‘t prachtige uitzicht op de Golanhoogte, de Zee van Galilea en Israël. We kijken even naar de ruïnes maar die zijn niet echt indrukwekkend. Wel vreemd dat sommige pilaren zwart zijn, zo te zien komt dat door verkleuring maar waar dat door veroorzaakt wordt, weten we niet.
Dan gaan we op weg naar Pella, maar we kunnen de afslag niet vinden. Dan maar naar Madaba en de zonsondergang bij de Dode Zee bekijken. Die is prachtig.
Daarna gaat het mis. Er is geen afslag naar Madaba en dat weten we zeker als we helemaal bij het zuiden van de Dode Zee zijn. We besluiten dan maar via Karak naar Madaba te rijden over de Desert Highway want de weg langs de Dode Zee is overal opgebroken en erg vermoeiend rijden.
Onze lichten staan veel te hoog afgesteld en we krijgen dan ook veel knipperlichten van tegenliggers. Al met al moeten we zo’n 200 kilometer omrijden en zijn pas rond half 8 in Madaba. De voordeur van het hotel waar we willen overnachten zit tot onze schrik dicht, maar gelukkig wordt er wel gereageerd op de intercom. We blijken de enige gasten te zijn.
We gaan de volgende dag eerst naar de Mozeskerk die mooi op een berg ligt. Helaas is het wat heiig dus het uitzicht is niet zo mooi. Wel een mooie mozaïekvloer in de kerk.
Daarna gaan we naar de Dode Zee, waar Michael gaat zwemmen.
‘s Middags rijden we terug naar Amman, waar we even stoppen om foto’s van de beroemde Abdullah Moskee te maken, nog wat drinken en dan is het tijd om naar de luchthaven te gaan voor de terugreis.