×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Kuala Lumpur en Borneo

Grotten, regenwoud en de 4095 m hoge Kinabalu-berg

Reisverslag: Erden Basarir
Foto's: Erden Basarir

Van Kuala Lumpur, met Little India, Chinatown en de heilige Batu Caves, naar Mulu National Park in Sarawak, waar in het regenwoud grotten liggen: Clearwater Cave, Cave of the Winds, Deer Cave en Lang Cave. Vanuit Kota Kinabalu de 4095 m hoge Kinabalu-berg beklimmen. In Sandakan langs de Sepilok-opvang voor orang-oetan weesjes. Vanuit Semporna op Tawau duiken rond het koraalrif. Terug in Kuala Lumpur nog even de Petronas Towers op.

Op het vliegveld van Kuala Lumpur nemen we een shuttletrein naar de stad. De KLIA Express rijdt in volle vaart door de jungle totdat we de Petronas Torens spotten, Kuala Lumpur is in zicht.

Kuala Lumpur

Little India is vooral vies

Na het inchecken in ons hotel gaan we op pad naar Little India en Chinatown. We nemen de metro, omdat je dan tussen de lokale bevolking staat. Het eerste dat mij opvalt is de reclame van Kentucky Fried Chicken. Afgezien van de vloer is alles ermee bedrukt, zelfs het plafond! Men zal wel van kip houden hier. Later komen we veel van die restaurants tegen, zelfs in de meest armoedige wijken.

Wij stappen uit op station Masjid Jamek en gaan de hitte in (het is rond de 30 graden). Little India blijkt een soort hoofdstraat waar veel Indiërs zitten en spulletjes verkopen. Fleur en ik vinden het een vieze straat (veel afval) en de mensen zijn ook niet bijzonder hygiënisch. We willen uit de stank en lopen naar de aangrenzende wijk, Chinatown.

In Chinatown zien we dat deze wijk overspoeld is door Amerikaanse fastfood- en koffieketens. We duiken een passage in waar we honderden winkeltjes en stalletjes zien. Het pad er doorheen is ongeveer een meter breed. Alle winkels lijken hetzelfde: portemonnees, T- shirts, schoenen, tasjes, etc.

We lopen verder naar de Central Market, een verzameling van winkeltjes, cafés en dergelijke binnen één gebouw. We laten de dode huidcellen van onze voeten eten door Dr. Fish. Er zit een aantal tieners in het bad te giechelen, wij denken: bakvissen. Maar als onze voeten in het bad staan, giechelen wij zelf. Jeetje, wat kietelt dat!

Batu Caves

De grotten en tempels zijn nog toeristischer dan verwacht

Na het ontbijt nemen we een taxi naar de 13 km ten noorden van Kuala Lumpur gelegen Batu Caves, een complex met grotten en tempels. Het is bekend om de 272 treden die er naartoe leiden. We schieten wat kiekjes, onder andere van het 42,7 m hoge standbeeld van Lord Muruga, en we zien veel mensen met een stip op hun voorhoofd. Deze plaats is een trekpleister voor hindoepelgrims.

Het is een vrij heftige klim en we moeten even stoppen om op adem te komen. Boven blijkt het nog toeristischer dan verwacht – er staan mensen met pythons en voor 10 MYR mag je één van de slangen om je nek nemen en op de foto. Als stereotype toerist wil ik wel zo’n wurgslangetje om mijn nek hebben. Het is geen volwassen python, dus niet echt eng. Fleur denkt daar anders over.

Lopend door de grot zien we een tempel: wij beiden vinden dat de Efteling hier goede zaken heeft gedaan. Verderop in de grot is een grote opening in het ‘plafond’ waardoor een mooie straal zonlicht naar binnen valt. Daaronder zit een groep makaken.

Deze apen zijn wild en vullen hun dag met het plunderen van afvalbakken en toeristen. Na het maken van foto’s en het ontwijken van vallende kokosnoten (de aapjes laten ze wel eens vallen) gaan we terug naar het centrum van Kuala Lumpur.

We genieten van het uitzicht vanaf de Kuala Lumpur Tower op 276 meter hoogte (het puntje van de antenne reikt tot 421 m), met op de achtergrond bergen. 

De volgende ochtend zeer vroeg nemen we een taxi naar de luchthaven. De chauffeur probeert weer om ons af te zetten en wordt woedend als blijkt dat wij de tarieven kennen. De vlucht naar Kuching duurt bijna twee uur.

Gunung Mulu National Park

Grotten met stalagmieten, stalactieten en vleermuizen

In Kuching in de provincie Sarawak wachten we op het vliegtuig naar Mulu. De anderhalf uur durende vlucht met zicht op bomen, gebergten en mooi kronkelende rivieren brengt ons in het noorden van Sarawak, waar we midden in de jungle landen.

Een busje brengt ons naar het resort. Tijdens het inchecken staan de meeste gasten op één punt foto’s te schieten van een spin van een grootte en kleur die we in Nederland niet hebben.

We bespuiten onszelf met deet en gaan het Gunung Mulu National Park in. Het resort heeft busjes en tuktuk’s die voor een kleine vergoeding naar het park pendelen. De ingang van het park is een brede houten hangbrug over de boomtoppen.

Dwars door het park is een pad dat langs de bezienswaardigheden leidt, daarnaast zijn er ook paden die wat wilder zijn. Sommige bezienswaardigheden mag je op je eigen houtje doen en andere alleen met begeleiding, waarvoor je extra moet betalen. Wij betalen voor drie dagen entree en boeken begeleiders voor een aantal wandelingen.

Het is al middag en alle begeleide excursies zijn volgeboekt, dus we wandelen op ons eigen houtje naar de Paku-waterval. De torenhoge bomen (30 – 40 m hoog), hagedisjes, libellen, vlinders ter grootte van vogels, slangen, torren, slakken ter grootte van tennisballen, duizendpoten van ongeveer 25 cm en de soms oorverdovende geluiden van insecten begeleiden ons. Na anderhalf uur zijn we er, de waterval is niet wat we ervan verwachtten maar wel leuk om te zien.

We gaan vroeg naar bed, we hebben onze slaap hard nodig. Maar de malariapillen en hun bijwerkingen zorgen ervoor dat we geen oog dicht doen: we hallucineren er op los.

Om kwart voor negen ‘s ochtends staat onze eerste tocht op het programma, een bezoek aan de Clearwater Cave en de Cave of the Winds. Op het rendez-vous punt krijgen we zwemvesten en nemen plaats op een longboat die ons over de rivier naar de eerste grot brengt.

We maken eerst een korte stop bij een dorpje. Het is armoedig, veel slapende zwerfhonden, een enkeling is een houten huis aan het bouwen, een oud vrouwtje verkoopt haar handgemaakte souvenirs en kinderen spelen en baden in de rivier.

We varen verder door de ondiepe rivier naar ons eindpunt. Het hulpje van de stuurman doet zijn best om de boot met behulp van een stok over de meest ondiepe plaatsen te duwen.

Waar we ook kijken, we zien alleen maar bomen  (takken hangen over de rivier heen). De rivier grenst aan een gebergte. Op het eindpunt lopen we naar boven, waar wij aan de ingang van de grot verwacht worden door onze gids. Er is een pad met trappen aangelegd; het is een flinke klim.

De Cave of the Winds heeft stalagmieten en stalactieten in overvloed. Indrukwekkend zijn de golven in het plafond, veroorzaakt door water dat vroeger door deze grot liep. Dat is lastig te bevatten als je zo hoog boven zeeniveau zit. De stevige tocht blijkt de wind te zijn waarnaar de grot is genoemd.

De Clearwater Cave ligt flink lager en staat bekend om het water dat erdoorheen loopt. De gids vertelt dat je jonger wordt als je je gezicht wast met dat water.

Onze gids tijdens de middagexcursie is Jenny en zij heeft een goed getraind oog voor de insecten die we tegenkomen. Daardoor schieten we een hoop foto’s van insecten die we nauwelijks kunnen waarnemen door hun camouflage.

In de Deer Cave hangt een ammoniaklucht, maar niet heel sterk, ondanks de dikke laag vleermuizenuitwerpselen. We zien regelmatig vleermuizen klapperend door de grot vliegen.

De vierde grot van de dag doen we met tegenzin, vooral omdat de derde al zo indrukwekkend was. Maar de Lang Cave blijkt een mooie grot met andere steensoorten dan de voorgaande drie. Het leuke hier is dat je vleermuizen kunt fotograferen terwijl ze slapen in hun holletjes aan het lage plafond. Wel mond dichthouden als je omhoog kijkt!

Net voor vijf uur zijn we bij het observatorium, waar de vleermuizen massaal in een kronkelende slinger de grot uit vliegen. Iedereen staat klaar met camera’s en er lijkt geen einde te komen aan het geklik.

We maken de volgende dag een canopy-wandeling over hangbruggen van twee plankjes breed met een netwerk van touwen aan de zijkanten. De hangbruggen vormen een pad tussen de bomen en aan het einde van iedere brug is een rustpunt op een plateau in een boom. Het uitzicht vanaf deze hoogte is subliem. We zien kameleons met een prehistorisch uiterlijk.

De Fast Lane Cave is vernoemd naar de vlakke en lange opening van de grot. De verlichting is schaars, dat maakt het avontuurlijk. Doordat de plafond in bepaalde delen heel laag is, kun je de vleermuizen beetpakken (uiteraard doen we dit niet, het geflits van de fototoestellen is al vervelend genoeg voor die beesten).

De volgende ochtend vliegen we in een half uur naar Miri, waar we een probleem hebben met de douane: bij het vliegen van de ene deelstaat naar de andere (we zijn nu nog in Sarawak) horen stempels en die hebben we op de heenreis niet gekregen. Uiteindelijk doen de grote ogen van Fleur hun werk en mogen we door.

Kota Kinabalu

Een zware klim naar Low's Peak (4095 m)

De vlucht van een klein uurtje naar Kota Kinabalu in de deelstaat Sabah verloopt niet vlekkeloos. Tegen het einde van de vlucht geraken we tussen de donkere wolken: turbulentie! Tot overmaat van ramp kan de piloot niet landen en moeten we terug naar Miri. Daar krijgen we te horen dat we het snel nog een keer gaan proberen. Om veiligheidsredenen moet iedereen van boord.

De tweede poging om van Miri naar Kota Kimbalu te komen is succesvol. We landen in het donker. In tegenstelling tot de andere luchthavens is die van Kota Kimbalu immens groot en doet West-Europees aan.

Olaf, een Nederlander die op Borneo woont en daar reizen en excursies regelt, brengt ons naar zijn huis, waar ook twee andere gasten verblijven. We gaan met ons allen eten in de stad en vast een korte tour maken. Hij toont ons de Atkinson Clock Tower, we zien een typische markt waar men groente en fruit kan kopen en bijzonder kan eten. Olaf wil echter verse vis eten.

Het restaurant is een groot overdekt plein met tafels en langs de vier kanten bakken met levende vis, krab, langoustine, etc. Je kiest een vis uit die vervolgens wordt gewogen en gebakken. We kiezen een vis die we niet kennen, met rode stipjes, en gaan zitten.

Bij een bezoek aan het toilet valt me op dat de dames aan de achterzijde van het gebouw de afwas doen in plastic emmers, dit zijn de mooiere lokale dingen om te spotten, vind ik.

Aan het einde van de avond stelt Olaf voor dat wij (vier toeristen) de rekening betalen, anders hebben we geen vervoer naar zijn huis. Dit is not done! Maar we zijn op vakantie en ik ga me niet druk maken; we delen de rekening met de twee andere toeristen. Op de terugreis vertelt Olaf een seksistische mop. En het is niet zijn eerste van de avond.

We ontbijten op het terras, waar we de zonsopgang zien. Het is een halfbewolkte ochtend en we hebben uitzicht op een smal riviertje en bomen met in de verte bergen waarachter de zon zich gedeeltelijk laat zien.

Tijdens de rit naar het startpunt van de klim (op ca. 1600 m hoogte) kunnen we de top van de Gunung Kinabalu niet zien, het is te bewolkt. Maar net voordat we bij het National Park zijn, klaren de wolken op en de berg toont zichzelf.

Onze gids Nice vraagt of we zaklampen bij ons hebben. Ik vertel hem dat we samen één zaklamp hebben. Dat is niet voldoende, het is vereist dat iedereen zijn eigen zaklamp bij zich heeft en je moet hem ook op je hoofd kunnen bevestigen. Nice belooft zaklampen te kunnen leveren op het rustpunt. Rond de klok van half tien beginnen wij aan onze klim naar de top van de berg.

De klim bestaat uit twee onderdelen. De eerste gaat naar het Laban Rata Resthouse (3550 m) waar men gemiddeld vijf uur over doet. Het zonnetje schijnt lekker en het pad is voorlopig niet steil. We wandelen langs een mooie waterval.

Al snel klimmen we op een pad waarin treden van ongelijke hoogte zijn uitgehakt en naarmate we hoger komen, vervaagt de rode gloed van de aarde en klimmen we over kale rotsen. Het zweet breekt ons uit. Gelukkig is er om de 500 m een rusthuisje waar men even kan zitten en een sanitaire stop kan maken. Dit zijn populaire bestemmingen voor de eekhoorntjes die op de berg leven. De klimmers eten en drinken iets en de eekhoorntjes willen daar graag in delen.

Terwijl wij gaan zitten, voert Nice de eekhoorns wat pinda’s. Als dank word hij in zijn vinger gebeten door één van de knaagdiertjes. Bij het hervatten van onze klim valt ons op dat het echt fris is op deze hoogte; het zweet op onze ruggen koelt snel af en bij het opdoen van onze rugtassen krijgen we beiden de rillingen over ons hele lichaam. Snel verder klimmen om op te warmen.

Niet veel later op onze klim zijn onze flesjes water leeg, maar gelukkig zijn er punten op de berg waar men water kan bijvullen. Het water is heerlijk helder en op een goede temperatuur om te drinken.

Uiteindelijk bereiken Fleur en ik na slechts vier uur het rustpunt. We eten onze lunch, schrikken van de prijs van een kopje thee (€ 5,-) en zoeken ons kamertje op. Het volgende deel van de klim zal rond twee uur ‘s ochtends beginnen.

Het is donker en koud in het gebouw; er is geen elektriciteit. We hangen onze shirts en korte broek op, in de hoop dat ze gedurende de nacht zullen drogen en de volgende ochtend op de terugreis weer draagbaar zijn. Voor de rest van de klim is het lange broek en dikke snowboard-sweater.

De kamer heeft twee stapelbedden. Aangezien het heel koud is, houden we elkaar warm onder de ijskoude dekens. Na drie uurtjes rust moeten we er alweer uit voor het avondeten. Daarna slaapt Fleur heerlijk, maar ik heb weer last van de malariapillen en hallucineer waardoor ik niet in slaap kan vallen. En dan gaat de wekker.

Tijdens het nachtontbijt worden we vergezeld door Nice (met de beloofde zaklampen) die ons inlicht over de rest van de klim en rond 02:30 uur vertrekken we voor de laatste drie uur om vóór zonsopgang de top te bereiken.

Iedereen blijkt op hetzelfde moment te vertrekken (er zijn rond de 110 klimmers) en we staan dus in de file op het eerste stuk. Al snel kunnen we wat lui inhalen en later is de groep compleet uit elkaar gebroken. Het is pikdonker en de klim is steil.

Tegen het einde van de klim zijn er geen rotsblokken meer; het is één glad gesteente. Op sommige plaatsen is de helling 70 procent en moeten we ons aan een touw vastpakken en klimmen. Het is een zware klim, de steilheid en gebrek aan lucht maken het extra zwaar voor onze spieren.

Regelmatig stoppen we om op adem te komen, helaas kunnen we niet genieten van het uitzicht. Het is pikdonker en we zien slechts in de verte wat lichten (Kota Kinabalu). We zetten onze tanden op elkaar en ploeteren door naar de top, die we net voor 05:30 uur bereiken.

Op het hoogste punt zijn zo’n twintig klimmers ons voor geweest. Zij staan met hun camera’s klaar om foto’s te maken van de opkomende zon. We hebben Low’s Peak gehaald en zijn trots op onszelf.

Als de zon langzaam opkomt, begint het steeds meer te dagen: we staan op 4095 m hoogte. Als het licht is boven noordelijk Borneo beginnen we aan de terugweg. Die is zwaarder (vooral voor de knieën) dan de klim. Doordat de berg nat is, is het voor ons – op onze hardloopschoenen – vrij lastig om goede grip te krijgen.

Na wat angstige momenten van Fleur en last van hoogteziekte bij mij komen we aan op het rustpunt. Nadat we onze spullen van onze kamer hebben gehaald, dalen we verder. Het is inderdaad een aanslag op onze knieën en het pad word niet voor niets aangeduid als The Never Ending Trail.

Na zeven uur in totaal komen we heelhuids aan bij het kantoor van het park waar we ons certificaat ophalen en een lunch nuttigen voordat een taxi ons komt ophalen om ons naar ons resort te brengen.

We arriveren in het Pacific Sutera Hotel in kleren die besmeurd zijn met modder van de Gunung Kinabalu. Hoewel we ons in dit super de luxe hotel ongemakkelijk voelen in onze vieze kleding, worden we warm begroet met de vraag of we de berg hebben beklommen.

De volgende ochtend worden we verwelkomd door onze grote vriend spierpijn. Na het ontbijt op een terras met uitzicht op het haventje zoeken we de gym op en pogen door te fietsen de spierpijn te verzachten. Na een duik in het zwembad zoeken we wat bedjes op aan het strand en genieten van de zon. De zee is niet om in te zwemmen, er staat aangegeven dat er kwallen zijn.

‘s Avonds eten we pizza bij een Italiaan die ons door de portier is aanbevolen. Deze ligt buiten het toeristencentrum van Kota Kinabalu en we lopen – in verband met de spierpijn – na afloop terug naar het centrum.

Het is een bijzondere wandeling, daar we de enige toeristen zijn. Zo zien we een wat minder rijk deel van de stad en Fleur vindt het eng om in een steeg een rat voorbij te zien rennen. Er zijn veel mensen op straat, hele gezinnen, en zij vinden ons interessant als westerlingen waarvan de dame gekleed is in een volgens hun normen veel te kort broekje. De moslimbevolking heeft daar echter nooit iets over gezegd tegen ons.

‘s Nachts zijn wij beiden misselijk. Toch moeten we de volgende ochtend vroeg op om onze vlucht van 7:40 uur naar Sandakan te halen. Gelukkig is de luchthaven dichtbij het hotel en met de taxi zijn we er zo. Naarmate de ochtend vordert, worden we steeds zieker: buikkrampen, misselijkheid en hoofdpijn.

Sandakan

Orang-oetan weesjes wordt geleerd op eigen poten te staan

De vlucht naar Sandakan duurt slechts 50 minuten. Het is een superklein luchthaventje. Een Chinese man die amper Engels spreekt, pikt ons op in zijn onmenselijk vieze taxi en binnen een half uur komen we aan bij het Sabah hotel. Tijdens de rit van het vliegveld naar het hotel zien we slechts armoede en sloppenwijken.

We gaan meteen naar het Sepilok Orang Utan Rehabilitation Centre. Dit is een centrum waar jonge orang-oetan wezen leren op eigen poten te staan in het oerwoud. Bij de ingang is een tentoonstelling over het centrum en wat ze doen voor die aapjes. Twee keer per dag is er een voedersessie op een platform. Op die plek zijn de apen al losgelaten en is het aan henzelf of ze verder de jungle intrekken of in de buurt van het voer blijven.

Wij hebben geluk dat een stuk of zes apen zich laten zien en er komt een verzorger langs met drie kleine aapjes die stoeiend langs ons heen lopen, vallen en rollen. Het is interessant om te zien hoe de kleine apen klimmen en zich voortbewegen door de bomen, wetende dat mensen hun dat hebben geleerd.

Semporna, Tawau

Overdonderende schoonheid onder water

Onze vlucht naar Tawau vertrekt de volgende dag pas om 16:05 uur. Na 24 uur niet gegeten te hebben, is het ontbijt zeer welkom; onze misselijkheid is zo goed als weg en we zijn weer vrolijk.

Semporna op Tawau blijkt een armoedig dorpje, maar ook hier weer een Kentucky Fried Chicken. Zodra we buiten lopen, valt ons op dat ze hier niet verlegen zijn. Fleur wordt door iedereen aangestaard en mannen breken nog net niet hun nek bij het omkijken. Auto’s minderen vaart en blijven naast ons rijden. Er is gelukkig niets agressiefs aan, dus we geven deze stad een bijnaam: Stare City.

De volgende dag gaan we duiken. Fleur heeft haar padi een aantal jaar geleden al gehaald, maar voor mij is het nieuw. We duiken bij het eiland Mabul. De speedboot vertrekt en de plaatselijke kinderen vinden het geweldig om naar het zooitje toeristen te kijken en te zwaaien. Na zo’n 45 minuten komen we aan op Mabul, dat er mooi uitziet van een afstand, al wordt het uitzicht enigszins bedorven door een resort in de vorm van een olieboorplatform dat in het water staat.

Als Fleur begint aan haar opfriscursus wordt mij en een mede-duikmaagd de theorie van het duiken uitgelegd door een instructeur. We moeten oefeningen doen om aan te tonen dat we ons kunnen redden in het water. Het valt ons op dat het vol met kleine kwallen zit. De kwallenbeten jeuken, maar heel erg is het niet.

Na onze oefeningen in het water mogen we ons opmaken voor de eerste duik. Wat een prachtig koraalrif. Ik ben overdonderd door de schoonheid, kleuren en bijzondere vissen en andere dieren die we aantreffen in het water. We duiken drie keer en de dag erop nog eens drie keer.

Vanaf de tweede duik mogen Fleur en ik samen duiken. We zien onder andere: zeekat (sepia pharaonis), koraalduivel, zeepaardje, een soort kogelvis (Lactoria cornuta),  blauwgespikkelde pijlstaartrog en niet te vergeten een handvol soepschildpadden met een lengte van ca. 1,5 m.

Tussen het duiken door (een duik duurt zolang we zuurstof hebben, een uur) is er een lunchbuffet. Het strandje van het eiland Mabul is aardig vervuild en wordt bewoond door sea gypsies (zee-zigeuners) die er een bende van maken.

De volgende ochtend melden we ons voor onze tweede duikdag. Het eilandje Sibuan, waar we vandaag duiken, ziet er geweldig uit met alleen wat zand en palmbomen en een handjevol zigeuners. We zijn onder de indruk van de schoonheid van het rif. Eén minpuntje is dat we bij onze tweede duik veel troep in het water aantreffen die achtergelaten is door zee-zigeuners.

Na onze tweede duik raast er een storm over het gebied en Sibuan ziet er ineens heel anders uit. We schuilen in het bootje, flinke regenbuien trotserend, en eten onze lunch. Gehuld in handdoeken wachten we tot de storm verdwenen is en dan maken we onze laatste duik.

Vandaag zien we weer andere soorten vissen: bladneusmurene, blauwe langoest, zeenaaktslak, blauwe zeester, maskerwimpelvis, een soort bot (bothus mancus), zeebarbeel, blauwgestreepte snapper, zwartgespikkelde kogelvis, blauwvinmakreel, kokerworm en de karet-schildpad met haar eigenaardige bek.

Een taxi brengt ons de volgende ochtend naar de luchthaven van Tawau. De taxi, die geregeld is door Scuba Junkie, is aanzienlijk netter dan de lokale taxi’s.

Ons enige doel op de laatste dag in Kuala Lumpur is om de loopbrug van de Petronas torens bezoeken. De kaartjes worden gratis uitgedeeld onderaan de torens. We gaan dus heel vroeg en daarna terug naar het hotel om koffers te pakken en uit te checken.

Aan het eind van de middag is het zover. We mogen met een groepje van twaalf de lift in. Het uitzicht is niet zo bijzonder als vanaf de Kuala Lumpur Tower, maar toch goed voor wat foto’s.

We gaan met de KLIA Ekspres naar de nette en mooie internationale luchthaven. Het was een geweldige reis.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win