Nepal is meer dan de witte toppen van de Himalaya. Chitwan National Park is zelfs subtropisch en leent zich goed voor een safari, bijvoorbeeld op de rug van een olifant. Pokhara, startpunt voor trekkings door het Annapurna-gebied, ligt aan het Phewa-meer en is geschikt voor een actieve vakantie. En in de Kathmandu-vallei liggen de koningssteden Kathmandu, Patan en Bhaktapur, waar de cultuurliefhebber aan zijn trekken komt.
Bij de grens tussen India en Nepal is het erg druk. Het is een brede straat met overal winkeltjes, eettentjes en hotels. We stappen uit de bus en nemen afscheid van de chauffeur en bijrijder die ons door India hebben gereden.
De bagage wordt overgeladen op de klaar staande riksja’s en in een stoet lopen we eerst naar de immigratiedienst van India. Hier moeten we een formulier invullen en krijgen we een stempel in ons paspoort. We gaan de grens van India over en lopen door een stukje niemandsland.
Bij de immigratiedienst van Nepal moeten we ook een formuliertje invullen en we krijgen ook hier een stempel in ons paspoort. Zonder verdere controle passeren we de grens met Nepal, waar onze bus klaarstaat. Nadat de bagage op het dak is gebonden rijden we Nepal in.
Het landschap ziet er gelijk anders uit: meer groen en meer bergen. Voor de Nepalezen zijn het heuvels; zij hebben immers de Himalaya, dat zijn pas bergen. Na een uurtje rijden stoppen we bij een gezellig eettentje waar ze heerlijke noedelsoep hebben.
Om 3 uur komen we aan bij de Rino Lodge in Sauraha, aan de rand van het Chitwan National Park.
Eerst uitslapen en daarna genieten we buiten onze lodge van de rust van het park. De lodge heeft een prachtige tuin, als je even rustig kijkt zie je overal vogels met mooie kleuren of een heel lang staartje, die zien we niet in Nederland. Ik maak een paar foto’s van een kameleon die heel stil op een boomstam zit.
Om 10 uur lopen we naar de rivier. ‘s Morgens worden daar de olifanten gewassen en ons is gezegd dat als je durft je op de rug van de olifant de rivier in mag, een belevenis die ik helemaal zie zitten.
Bij de rivier staat ‘mijn’ olifant al klaar. De eigenaar geeft haar opdracht te gaan liggen zodat ik erop kan klimmen. Als ik eenmaal achter haar oren heb plaatsgenomen gaat ze staan, wat is dat hoog! Als de eigenaar naar de olifant gaat roepen, in het Nepalees, een taal waar ik geen woord van versta, en met z’n stokjes op haar gaat tikken raak ik in paniek en wil ik er alleen nog maar af.
Eenmaal weer met beide benen op de grond begrijp ik dat de man de olifant ervan weerhield met z’n slurf zand over haar rug te blazen, ik zat daar immers en zou dan lichtelijk gezandstraald worden. Ik vraag een kok van het restaurant waar we de gisteravond aten of hij mee wil, om mij als het nodig is aanwijzingen te geven.
Samen klimmen we weer op de olifant en als hij staat lopen we naar de rivier. Wat is dit kicken. In de rivier spuit de olifant het water over haar rug en over mij. Niet één keer maar telkens weer. Ik ben drijfnat maar voel me geweldig. Dan gaat de olifant in de rivier liggen en ik laat me eraf glijden, klim er weer op en als ze weer gaat staan gaat ze vrolijk verder met mij nat spuiten. Eenmaal weer op de kant zakt ze langzaam door haar poten en kan ik afstappen.
‘s Middags neem ik deel aan een jeepsafari. Een persoon voorin naast de chauffeur, zes achterin in een open bakje en de gids boven de cabine op het dak. De jungle is hier droog en al snel zien wij grijs van het stof. Ik berg m’n camera op (daar blijft anders niets van over) en haal hem alleen tevoorschijn als we stil staan.
Onderweg zien we op afstand buffels lopen en tussen het hoge olifantengras zelfs een neushoorn. Na een paar uur stoppen we bij een krokodillenfarm. Hier worden krokodillen gekweekt om later in de natuur uit te zetten.
Een eindje verderop ligt een tijger in een soort kraal, een ruimte van 10 bij 10 meter met daaromheen palen van zo’n 4 meter hoog. Door de kieren kunnen we hem zien liggen. Het is een prachtig dier met een zielig verhaal; hij is vier jaar en leeft al bijna net zo lang in gevangenschap. Zijn moeder heeft een aantal mensen gedood en haar jongen hiermee gevoed. Dit dier is als enige overgebleven van het stel en omdat hij mensenvlees heeft geproefd is het te gevaarlijk hem vrij te laten. Ze zijn bezig met een groter verblijf, maar wanneer dat er komt kan onze gids niet vertellen.
Er leven nog wel tijgers in het Chitwan National Park maar je komt ze niet snel tegen. Op de terugweg zien we voetafdrukken van een tijger op ons pad, maar de tijger zelf krijgen we niet te zien. Om half 6 zijn we terug bij onze lodge, helemaal onder het stof.
‘s Avonds gaan we met z’n allen eten bij KC, een gezellig restaurant naast onze lodge. Angela heeft geregeld dat wij met z’n tweetjes morgen om 11 uur samen met de koks een paar maaltijden mogen bereiden. We zijn erg benieuwd hoe het er in de Nepalese keuken van een restaurant aan toegaat.
De volgende morgen vertrekken we om 7 uur naar een Elephant Breeding Centre, het is een van de grootste in Azië. Als we er zijn komt er net een olifant uit de jungle met op haar rug een hele lading olifantengras.
Olifanten eten het de hele dag door en er worden een soort snoepjes van gemaakt; ze maken er een kommetje van waar ze een soort graan in doen en dan vouwen ze het dicht en leggen er met het taaie gras een knoop in. De olifanten leren o.a. door beloning en een paar jongens zijn de hele dag bezig deze snoepjes te maken.
Er staan verschillende oudere olifanten met een ketting om hun poot. De jongen lopen vrij rond en komen ook op je af om te kijken of je iets lekkers hebt. Leuk, maar ook een jonge olifant is voor ons al heel groot. De jongste olifant is bijna drie maanden, echt een heel kleintje en leuk om naar te kijken en dan toch maar even aaien.
Als we terugkomen bij de lodge gaan Angela en ik naar KC voor onze kookles. Om 11 uur komen er vijf koks aanlopen, allemaal om ons bij te staan. De eigenaar legt uit wat we precies gaan doen en er wordt afgesproken dat we vijf soorten visgerechten gaan bereiden die we met nog drie reisgenoten tussen de middag opeten.
Echt veel hoeven we niet te doen, de koks weten precies wat ze doen moeten, maar we mogen wel alles vragen en we zijn vooral geïnteresseerd in de kruiden die gebruikt worden. Om 12 uur is alles klaar en als Carolien, Henk en Pieter er ook zijn gaan we eten. De eigenaar vertelt precies hoe alles klaargemaakt wordt en Angela en ik schrijven alles op, we willen het thuis ook proberen.
‘s Middags staat er een olifantenrit door de jungle op het programma. Met z’n vieren worden we in een bakje bovenop de olifant gepropt; niet echt comfortabel, maar je hebt wel een mooi uitzicht. De olifant loopt in een rustig tempo het dorp uit de jungle in.
Na een poosje komen we een neushoorn tegen. De neushoorn blijft gewoon staan terwijl er vier olifanten om hem heen staan. Ik begrijp dat een neushoorn slecht kan zien maar goed kan ruiken en hij ruikt alleen olifant, waar hij geen vijand van is.
Als we verder lopen komen we nog herten tegen, echt bijzonder hoe dicht je bij deze dieren kunt komen op de rug van een olifant. Even later zien we een luipaard op een boomtak, wat is dat mooi.
De olifant loopt onder de tak door maar de luipaard blijft gewoon liggen. Terug bij de lodge horen we dat een luipaard te zien krijgen net zo bijzonder is al een tijger te spotten.
Vroeg in de morgen vertrekken we naar Pokhara. Het is een mooie route langs een rivier waar je, als het water hoger staat, op kunt raften. We stoppen onderweg om te kijken naar een van de hangbruggen die over de rivier zijn gespannen. Ik loop er een eindje op en zie dat hij met lange staalkabels goed verankert in de rotsen zit en dus haast niet wiebelt.
Om 13 uur komen we in Pokhara aan. Pokhara ligt aan het Phewa-meer en heeft prima mogelijkheden voor het maken van uitstapjes en het beoefenen van diverse sporten. Je ziet hier ook veel nationaliteiten, allemaal sportieve mensen die hier komen voor beklimmingen of een mountainbiketocht voor een in de omgeving. Zo kun je naar het dorpje Sarangkot en onderweg kun je dan de Annapurna van ruim 8000 meter hoog zien.
Nadat we zijn ingecheckt in Hotel View Point bezoeken we ‘s middag de tempel van Tibetaanse monniken in een vluchtelingenkamp voor Tibetanen. We maken nog een staartje van de gebedsdienst mee, waar koekjes en snoep uitgedeeld wordt.
We snappen er niets van, maar het is wel bijzonder om een kijkje te nemen bij deze in het rood geklede monniken die al jaren strijden voor een vrij Tibet.
‘s Avonds gaan we eten op het terras aan het water van restaurant Boomerang. Er is live muziek en het is gezellig druk.
De volgende morgen staan we om 4 uur op om bij zonsopgang de Annapurna te bekijken. Na een uur rijden en nog een eindje lopen komen we ruim op tijd op het uitkijkpunt aan. Maar helaas, de zon laat zich niet echt zien en we zien helemaal niets van de Annapurna. De bewolking is te dicht, iets wat meestal het geval is in deze tijd van het jaar.
Terug in Pokhara nemen we na het ontbijt een taxi naar Sarangkot op 1450 hoogte, waar vandaan Carolien en Pieter de paragliding sprong gaan wagen die ze gister geboekt hebben. Ik was dit ook van plan maar durfde uiteindelijk toch niet, bang om misselijk te worden.
Er zijn nog meer reisgenoten van onze groep meegekomen en samen zitten we lekker in het zonnetje te wachten tot het de beurt van Carolien en Pieter is. Leuk om te zien hoe ze door de lucht naar beneden glijden, misschien een volgende kans niet voorbij laten gaan.
Om 8 uur vertrekken we met de bus naar Kathmandu. Het is 200 km maar de route door de bergen zorgt voor veel oponthoud. Op een smalle strook naast de weg van hooguit 3, 4 meter leven mensen in schamele hutjes. Kinderen lopen langs de weg, waar vrachtwagens in de eerste versnelling naar boven kruipen en alle uitlaatgassen zo de hutjes in blazen.
Na 6 uur rijden bereiken we Kathmandu en belanden in de file, waardoor het nog een uur duurt voor we in ons hotel in de toeristische wijk Thamel zijn.
In het hotel bel ik met Ganga, een Nepalese vriendin, en spreek af dat zij mij morgen om 9 uur af komt halen. De receptionist legt haar uit hoe ze bij het hotel komt, want Kathmandu kent geen straatnamen en huisnummers. Wil je iemand bezoeken dan moet je weten in welke wijk je moet zijn en daar de weg vragen, de mensen zijn erg nieuwsgierig en weten alles van elkaar.
De volgende morgen wordt Ganga door haar zoon Robbie achterop de motor naar mijn hotel gebracht. Na even met elkaar gesproken te hebben nemen we afscheid van Robbie en gaan de stad in.
Ganga neemt mij eerst mee naar de boeddhistische stoepa Swayambunath, ook wel de Monkey Temple genoemd. We gaan met een taxi langs de achterkant naar boven en boven aangekomen zie ik de stupa met de ogen van boeddha erop geschilderd en heel veel gebedsvlaggen.
De Monkey Temple is de oudste tempel van Nepal, meer dan 2500 jaar. Vanaf de stupa heb je een prachtig uitzicht over de stad, helaas is het in april te heiig en is het uitzicht geen foto waard. Na een poosje dalen we de trappen weer af en lopen naar Gangas huis, waar ik kennis maak met haar schoondochter en nog drie kleinkinderen. Het is een mooi complex waarvan ze de twee bovenste verdiepingen bewonen, met een mooi dakterras met uitzicht op de Monkey Temple.
Na de lunch gaan we naar Patan, een van de drie koningssteden (Kathmandu, Patan en Bhaktapur, alledrie gelegen in de Kathmanduvallei). Bij de ingang van Patan, dat een soort openluchtmuseum is, betaal ik entree. Patan is een mooie stad en erg oud, men denkt uit de 3e eeuw v. Chr., en trekt dan ook veel toeristen. We bezoeken enkele tempels en Ganga vertelt me veel van de historie.
Aan het einde van de middag gaan we met een taxi naar Durban Square in het oude centrum van Kathmandu. Hier ontmoet ik een aantal mensen die mijn vader goed kennen. Ganga stelt mij voor en ze vinden mij allemaal op mijn vader lijken.
Ik koop samen met Ganga souvenirs. Dat is wel handig, want zij weet de betere winkeltjes en is beter in het afdingen. Op de markt krijg ik van een jongen die mijn vader ook kent drie kettinkjes voor mijn kinderen en een klankschaal. We drinken thee bij zijn kraampje en ik zet de kindertjes op de foto, wat ze heel leuk vinden. Ze moeten lachen als ze zich zelf op het schermpje zien.
‘s Avonds eet ik bij Ganga thuis. Half 10 brengt Robbie mij achterop de motor terug naar mijn hotel. De motors in Nepal zijn 125 cc motors en net als in India is alleen voor de bestuurder een helm verplicht. Ik zit zonder helm achterop, vreemd maar ik vind het wel kicken om in het donker zonder helm achterop een motor door een wereldstad als Kathmandu te rijden.
De volgende morgen ga ik samen met Ganga naar Bhaktapur. Deze koningsstad ligt wat verder van Kathmandu maar is zeker de moeite waard. Het is een prachtige oude stad met veel mooie huizen en tempels. Samen met Ganga drink ik op een terrasje fris. We praten over alles wat zij mij in Nederland vaak heeft vertelt over haar cultuur en dat zij mij nu kan laten zien en beleven.
‘s Middags gaan we terug naar Kathmandu. Daar neemt Ganga mij mee naar het hindoetempelcomplex Pashupathinath aan de heilige Bagmathi-rivier. Hier vinden lijkverbrandingen plaats, ook de verbranding van de door kroonprins Diprenda vermoorde koninklijke familie vond hier in 2001 plaats.
Als we bij het tempelcomplex aankomen gaan we aan de andere kant van de rivier zitten en kijken naar de groepen mensen die bezig zijn afscheid te nemen van hun dierbaren. Ganga vertelt over hoe de ceremonie gaat en dat i.t.t. Varanasi hier wel kinderen worden verbrand.
Na een tijdje lopen we naar de andere kant van de rivier en vlak langs de brandstapels om een complex achterin te bezoeken. Er lopen mensen in witte kleren. Zij verblijven hier twee weken om te rouwen. Daarna is er een feest en gaan ze terug naar hun familie.
Achter het complex ligt een bejaardencentrum, iets wat je volgens mij niet veel ziet in Nepal. Ganga vertelt dat het 1000 roepie (10 euro) kost om daar te mogen wonen, maar het is alleen voor mensen zonder familie. Ganga heeft een dochter en ook al woont die in Zweden, Ganga komt niet voor een plaatsje in het bejaardencentrum in aanmerking.
We nemen een taxi naar het centrum van Kathmandu en brengen een bezoek aan het huis van Kumari, de levende godin. Het is een meisje dat enkele malen per dag voor een venster verschijnt, maar wij krijgen haar niet te zien.
We eten nog iets op het dakterras en aan het eind van de middag gaat Ganga weer naar huis en ik naar mijn hotel. ‘s Avonds gaan we met de hele groep uit eten. Het is de laatste avond van onze reis, morgen begint de lange reis terug naar huis.
Ganga, Robbie en de kleine jongen komen ‘s morgens naar het hotel om afscheid te nemen. Dan gaan we met de bus naar het vliegveld en vliegen via New Delhi en Londen naar Amsterdam.