Vanuit Kuching naar de mangrove en het regenwoud van Bako en het levend museum voor etnische culturele tradities en bouwstijlen Sarawak Cultural Village. Via de orang-oetans van Semonggoh en een longhouse naar Sibu, het kustpark Similajau en de grotten van Gunung Mulu. Sarawak wordt verruild voor Sabah: de orang-oetans van Sepilok, het regenwoud van Kinabalu en Kota Kinabalu. Tot slot snorkelen tussen het koraal en bijkomen op het zandsrand van het eiland Pulau Tiga.
Als we 7 uur in de ochtend in Kuala Lumpur landen ben ik al 26 uur in touw, want gisteren ging de wekker om 5 uur. Het is nog een kleine twee uur vliegen naar Kuching op Borneo. Kuching, de hoofdstad van de staat Sarawak, is met ongeveer 425000 inwoners een grote stad. Kuching is Maleis voor kat en het valt al snel op dat je overal in de stad beelden van katten ziet.
Kuching wordt doorsneden door de Sarawak-rivier. Beide zijden zijn heel verschillend en hebben zelfs hun eigen burgemeester. De zuidzijde wordt vooral bewoond door Chinezen. Dit is ook de kant waar zich de winkels bevinden, evenals het hotel waar wij overnachten.
In het hotel ga ik mij eerst opfrissen. Ik heb nog niet geslapen en heb dus een nacht overgeslagen. Nu moet ik wakker blijven om zo snel mogelijk in het ritme te komen. Vanavond gaan we met z’n allen uit eten in de stad en morgen vertrekken we naar Bako.
Na een bustocht varen we met twee longboats naar Bako Nationaal Park, een prachtig natuurreservaat op het schiereiland Muara Tebas. De boot stopt vlak voor het strand. We moeten het laatste stukje met onze bagage door het water waden. Dat water heeft een temperatuur van zo’n 30 graden, je stapt gewoon in een warm bad.
Bako heeft een ongekende verscheidenheid aan flora. Verschillende soorten planten komen alleen in dit regenwoud voor. Daarnaast is dit een goed gebied om de zeldzame neusaap te zien. De neusaap wordt ook wel de Hollander genoemd, omdat zijn grote rode neus veel lijkt op de roodverbrande neuzen van de Nederlandse zeelieden die hier vroeger kwamen.
Na de lunch maak ik met een groepje een korte wandeltocht door het mangrovebos. Bij hoog water staat de mangrove praktisch onder water maar bij laag water kun je erdoor wandelen en zie je veel kleine kreeftjes en schelpdieren.
‘s Avonds eten we gezamenlijk in het centrale huis en kijken naar de makaken. Deze apen zijn erg brutaal, als je niet uitkijkt springen ze op de tafel en grissen het eten van je bord. Voor je weet wat er gebeurt zitten ze alweer op het dak of in een boom. De rest van de avond luisteren we naar de geluiden die uit de jungle komen.
De volgende morgen ga ik mee met Lintang trail, een wandeltocht van ongeveer 6 km. Het is een flinke klim, die mij erg zwaar valt. De hoge temperatuur en de vochtige lucht in het regenwoud maken het extra zwaar, maar ik haal het. Na de klim heb je een mooi uitzicht over het eiland en de zee.
We houden een pauze en eten onze lunch op. Het lunchpakket dat we meegekregen hebben, bestaat niet zoals in Nederland uit broodjes maar uit een bakje met rijst. Het smaakt in ieder geval goed.
Onze gids laat ons de prachtige bekerplanten zien die hier groeien. Heel bijzonder, die vleesetende planten met vangbekers waar ze insecten in lokken.
Aan het eind van de tocht komen we terug op het strand bij de mangrovebossen. Het is al laat in de middag en hebben het geluk een paar neusapen te zien, vanaf een grote tak zitten ze ons aan te kijken. Het zijn flinke apen met een bruin met witte vacht en een typische grote neus.
We gaan met de boot terug naar het vasteland en dan met de bus terug naar hetzelfde hotel in Kuching. ‘s Middags breng ik een bezoek aan Sarawak Cultural Village, op ca. 40 minuten rijden van Kuching, aan de voet van Mount Santubong.
In dit openluchtmuseum, dat ‘levend museum’ wordt genoemd, is veel te zien van de culturele tradities en de bouwstijlen van de belangrijkste etnische groepen in Sarawak. Stammen als de Iban en Orang Ulu leven hier in hun traditionele huizen.
‘s Avonds gaan uit eten in Kuching, in een groot restaurant op het dak van een parkeergarage. Apart maar werkelijk heel lekker; veel soorten verse vis en grote garnalen. Er eten hier heel veel mensen, erg gezellig.
Vroeg in de ochtend vertrekken we met de bus naar het Semenggoh rehabilitatiecentrum, op 20 km van Kuching. Hier worden verweesde en uit gevangenschap bevrijdde orang-oetans voorbereid op een leven in de natuur.
Ik zie die apen hier voor het eerst van dichtbij, kan ze bijna aanraken. Maar geheel ongevaarlijk is het niet: een hand schudden met deze grote apen kan al betekenen dat je arm uit de kom ligt. Om de apen op een veilig afstand te houden is het verboden eten en drinken mee te nemen. Ik zie hoe moeders met jongen van boom tot boom slingeren en hoe ze eten van de oppassers krijgen.
We rijden door naar de Skrangrivier, waar we een bezoek brengen aan een traditioneel longhouse, een lang huis op palen met zo’n 20-25 deuren. Achter elke deur woont een familie. In zo’n longhouse woont dus een heel dorp. Dat de huizen net als overal in Borneo op palen staan, heeft te maken met ongedierte.
Dit is het gebied van de Iban-stam, de belangrijkste stam van Sarawak. We krijgen een rondleiding en zien in een huis nog een paar schedels die de Iban vroeger hebben buitgemaakt, ze werden niet voor niets koppensnellers genoemd.
‘s Middags nemen we een duik in de rivier en ‘s avonds kijken we naar een optreden van een dansgroep. We slapen met z’n allen in een grote ruimte en ondanks de hitte slaap ik prima.
Vroeg in de ochtend rijden we met de bus terug naar Kuching, waar we de boot naar Sibu nemen. Als we na 5 uur noordwaarts varen in Sibu aankomen, zie ik dat ik verbrand ben. Boven op het dek in de wind was het heerlijk maar daar verbrand je ook snel.
Sibu is een havenstad op de plek waar de Rejangrivier en de Iganrivier samenkomen. Op de grote markt Sibu slaan we vis, fruit en groenten in voor de barbecue morgen in Similajau NP. We hebben een heerlijk hotel en ‘s avonds kan ik in een internetcafé mijn mail checken.
Similajau is een heel ongebruikelijk gevormd nationaal park: het is 32 kilometer lang, maar slechts 1,5 kilometer breed. Het is een schitterend kustpark. Een kilometers lang prachtig geel strand loopt over in het regenwoud met moerassen, mooie bomen en mangrovebos.
Met een bootje worden we verderop op het strand afgezet, bij Turtle Beach. Na lekker te hebben gezwommen lopen we door het regenwoud terug.
Als het vroeg in de avond donker is gaan we met een boot de rivier op om krokodillen te spotten. In het pikdonker kun je in het licht van een lamp hun ogen zien oplichten. Groot zijn ze niet en het maakt dan ook niet veel indruk op mij.
Na de overnachting in een groot huis aan zee met verschillende kamers kunnen we kiezen wat we willen doen: nog een tocht door de jungle maken of helpen met de voorbereidingen voor de barbecue van vanavond. Ik kies het laatste en leer op aanwijzing van onze Iban-gids Barun hoe vis, fruit en groentes op Maleisische wijze worden klaargemaakt. ‘s Avonds genieten we met de hele groep van de barbecue op het strand.
Het is een hele dag rijden naar Miri, dat vlakbij Brunei ligt. We overnachten in een groot hotel met op het dak een zwembad. Van de stad Miri zien we weinig, want de volgende morgen vliegen we al naar Gunung Mulu NP dat ten oosten van Brunei ligt.
Het is een half uurtje vliegen over de jungle, maar met de auto zou je er al gauw twee dagen over doen. Het natuurreservaat dankt zijn naam aan de 2376 meter hoge berg Gunung Mulu. Het Gunung Mulu park is beroemd vanwege zijn enorme biologische diversiteit en dankzij het grootste kalkstenen grottenstelsel ter wereld.
Het park is eigenlijk een grote holle bergketen in het midden van eeuwen oud oorspronkelijk regenwoud. Het bevat alle typen bos die op Borneo voorkomen behalve mangrove. Op de 52866 ha van Mulu park zijn al meer dan 20.000 diersoorten gevonden en 3.500 plantensoorten, waaronder 170 soorten orchideeën. In de uitgebreide grotten komen ook nog eens 12 soorten vleermuizen voor.
‘s Middags lopen we door de bossen naar twee grotten, de Lang’s Cave en de Deer Cave. In de Lang’s Cave komen heel mooie kalksteenformaties voor met indrukwekkende stalagmieten en stalactieten.
De Deer Cave heeft de grootste doorgang ter wereld, met 2.2 kilometer lengte en 220 meter hoogte. Er zitten miljoenen vleermuizen die in de schemering naar buiten vliegen en op jacht gaan naar insecten. De lange slierten van duizenden vleermuizen die naar buiten vliegen zijn een prachtig gezicht.
De volgende morgen gaan we met een longtailboot over de Melinaurivier naar de Wind Cave. Onderweg stoppen we bij een dorpje van de Penan, een van de stammen die in dit gebied leven, waar we handgemaakte souvenirs kunnen kopen.
Bij de Wind Cave kunnen we heerlijk zwemmen en bekijken we de grote vlinders die hier op de grond zitten.
De volgende morgen vertrekken we richting ingang van het park, waar we door een gids worden meegenomen voor een Canopy Walk, een wandeling van boomtop naar boomtop over smalle bruggetjes. Het is een heel leuke ervaring de jungle vanuit de boomtoppen te zien.
‘s Middags vliegen we terug naar Miri, waar we een voetmassage laten doen en ‘s avonds in de stad gaan eten.
Vanuit Miri gaan we met een vliegtuigje naar Sandukan, in de deelstaat Sabah op de noordpunt van Borneo. Daar nemen we de bus naar het 25 km verderop gelegen Sepilok Orang Utan Rehabilitation Centre, dat is gelegen in een mooi, maagdelijk regenwoud van ca. 43 vierkante kilometer.
Het opvangcentrum voor orang-oetans werd in 1964 geopend. Ook hier leren gevangen orang-oetans weer voor zichzelf te zorgen om zodoende een terugkeer naar het oerwoud mogelijk te maken.
We overnachten in een op loopafstand gelegen resort met mooie kamers, een prachtige tuin en een zwembad. ‘s Middags brengen we een bezoek aan het opvangcentrum waar we zien hoe de apen op een platform worden gevoerd. Ze komen twee keer per dag uit het oerwoud te voorschijn voor hun rantsoen van melk en bananen.
De volgende morgen vertrekken we naar Kinabalu NP. Met een boot steken we de Kinabatangang over, met 560 km Sabah’s langste rivier. We overnachten in leuke huisjes op palen. Wat opvalt is het enorme lawaai van de kikkers die hier zitten.
Tegen de avond stappen we op boten om dit prachtige natuurgebied vanaf het water te verkennen. Op de oever zien we veel vogels, zoals de purperreiger, de slangenhalsvogel en de neushoornvogel. In de bomen zitten neusapen.
De volgende morgen heel vroeg gaan we weer de rivier op. Dit keer zie ik een paar boomslangen (zwart met gele strepen) en een varaan die zich opwarmen in het ochtendzonnetje.
In de loop van de dag vertrekken we per bus naar Mount Kinabalu. Onderweg stoppen we bij een los- en laadplek van palmolie. Sabah levert veel palmolie. Samen met de houtkap is de productie van palmolie er verantwoordelijk voor dat sinds 1980 maar liefst 80% van het oerwoud op Borneo is verdwenen. Daarmee wordt ook het leefgebied van de orang-oetans steeds kleiner.
Mount Kinabalu ligt hoger en het is hier ongeveer 20 graden. Een deel groep start een beklimming naar de top op een hoogte van 4095 meter. Ik ga mee met een excursie naar een theeplantage, de Sabah Tea Garden.
Na een korte film over de theeplantage krijgen we een rondleiding door de fabriek waar we het hele proces te zien krijgen van theeblaadje tot balen verpakte thee.
De volgende morgen vertrek ik met zes anderen naar Kota Kinabalu waar we een dag kunnen shoppen en ‘s avonds bij ons hotel eten. De volgende dag komt de rest ook naar Kota Kinabalu en ‘s avonds vertrekken we naar Pulau Tiga.
Pulau Tiga is een eilandje in de Zuid-Chinese Zee voor de westkust van Sabah. Op Pulau Tiga bevinden zich drie lage heuvels, gevormd door moddervulkanen, waarvan de laatste eruptie in 1941 was. Nu vertoont slechts één van de drie nog lichte activiteit en deze wordt gebruikt als modderbad.
Pulau Tiga is een heerlijk eiland met een prachtig zandstrand en een blauwe zee. We varen er met twee speedboten naar toe en met 2x 100 pk gaat het erg snel. We slapen in leuke huisjes op palen met uizicht op het strand en de zee. Wat opvalt is dat er veel varanen op het eiland zijn, sommige wel zo’n 1,5 meter lang. Ze doen je niets maar ik vind ze er van dichtbij niet echt vriendelijk uitzien.
We maken een excursie met de boot naar het slangeneiland Pulau Kalampunian Damit, waar zeer giftige zeeslangen zitten die zich overdag schuilhouden tussen de rotsen. Onze gids heeft er al snel een paar gevonden. We mogen ze wel vasthouden van hem maar daar bedank ik voor.
Bij een zandstrandje op een eilandje verderop gaan we snorkelen. Heel bijzonder is de onderwaterwereld op een koraalrif; de kleuren van het koraal en de vissen zijn prachtig, net een zeeaquarium.
Op het strand liggen heel veel mooie schelpen en stukken koraal. Je mag er niets van meenemen, als ze je snappen bij de douane staat er een flinke boete op.
De volgende morgen maak ik nog een wandeltocht over het eiland, een aantal mensen van onze groep nemen een duik in het modderbad. Na veel zwemmen, lekker eten en luieren komt er een eind aan deze bijzondere vakantie en beginnen we aan de reis terug naar Nederland.