×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Sumatra, Java & Bali

Berglandschappen met rijstvelden en palmbomen

Reisverslag: Johan Siegers
Foto's: Johan Siegers

Op Sumatra wandelen langs de orang-oetans in het regenwoud van Gunung Leuser, op bezoek bij de Adats en de long houses van het Batakvolk, Samosir in het Toba kratermeer en de kleurrijke markt van Bukittinggi. Op Java de Borobudur bekijken, paleizen van de sultan in Jogjakarta en Solo, de Bromovulkaan en Prambanan-tempel. Op Bali via het Lovinastrand naar de botanische tuin in Bogor en tot slot als speelplek fungeren voor de makaken in Ubud.

Sumatra

Ons resort is alleen bereikbaar via een loopbrug

Eenmaal door de douane van vliegveld Medan merken we pas goed hoe warm en klam het op Sumatra is. De bus brengt ons naar Bohorok, waar het resort voor de eerste nacht ligt. Over de afstand van 95 km doen we 3 tot 4 uur. De weg is bijzonder slecht, met diepe kuilen en weggespoelde gedeelten.

Aan beide zijden van de weg groeien diverse soorten kokospalmen. Sommige leveren de bekende kokosnoten, terwijl andere kleinere vruchten hebben waaruit kokosolie gewonnen wordt.

Ons resort, een groepje vakantiehuisjes, ligt midden in de natuur en is alleen per loopbrug bereikbaar. Een forse onweersbui zorgt voor de nodige verkoeling.

Bohorok

Orang-oetans in nationaal park Gunung Leuser

Bohorok ligt in het regenwoud, aan de rand van nationaal park Gunung Leuser. De wandeling door het woud staat als pittig omschreven. Dat is niets teveel gezegd: er blijken enkele hellingen van 35% in te zitten. Gelukkig lopen er helpers mee die (tegen betaling) de wandelaars met een mindere conditie omhoog en omlaag helpen.

Het pad is bezaaid met boomwortels en er moeten soms behoorlijk grote stappen omhoog worden gezet, waarbij je verrassend weinig steunpunten hebt. Onderweg worden orang-oetans gevoerd met bananen.

Op de terugweg naar ons resort moeten we een rivier oversteken, waarbij handig gebruik wordt gemaakt van een soort kano aan een lang touw.

We bezoeken een krokodillenfarm waar krokodillen in een meer zwemmen. Er liggen echter ook krokodillen in overvolle bakken, soms op elkaar gestapeld. Niet bepaald een goede manier om dit soort beesten te huisvesten.

Ons volgende hotel ligt hoog in de bergen, dus de bus moet behoorlijk klimmen. ‘s Avonds horen we apen rond het hotel.

Het Batakvolk

De traditionele long houses hebben de vorm van een schip

In het authentieke Karo Batak, in de bergen ten noorden van het Tobameer, zijn nog diverse op de traditionele wijze gebouwde long houses. De vorm van deze huizen is gebaseerd op de vorm van een schip. Ze zijn gemaakt van bamboe en riet.

In een long house wonen diverse gezinnen, want de familieband is van groot belang. Binnen is het wel enigszins benauwd, omdat er wordt gekookt. Katten liggen zich te warmen bij het vuur.

In het Simalungun King’s Palace is te zien hoe een Batak-koningsfamilie leefde. De koning had diverse vrouwen die apart van hem sliepen. Af en toe koos de koning er een uit om mee te slapen. De gebouwen rondom huisvestten bewakers of werden voor andere doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om te koken.

Het Tobameer is het grootste en diepste kratermeer van Zuidoost-Azië. 75.000 jaar geleden is hier een vulkaan in een gigantische explosie uitgebarsten. De as verspreidde zich hoog in de atmosfeer over de hele wereld en veroorzaakte een ijstijd. Met een bootje gaan we naar het eiland Samosir dat midden in het meer ligt.

De volgende dag hebben we de keuze tussen een afdaling langs smalle zandpaadjes en een boottocht met bezoek aan een school en een vroegere executieplaats. De boottocht brengt ons naar Honeymoon Island voor een uitgebreide lunch. Onderweg zien we oudere vrouwen vissen vanuit kano’s. Op deze wijze kan men tot hoge leeftijd actief blijven binnen de gemeenschap.

Na de lunch bezoeken we een dansvoorstelling die wordt uitgevoerd bij een huwelijksceremonie. Het bijbehorende slachten van een kalf wordt gelukkig achterwege gelaten.

Voor we het schooltje bezoeken sponsoren we eerst de plaatselijke middenstand door pennen en schriften te kopen. Ik geef ze af bij de lerares omdat ik absoluut niet zou weten hoe ik het over de kinderen moet verdelen. Zij doet er niet moeilijk over en geeft ieder kind één pen of één schrift tot alles op is.

De keurig geüniformeerde kinderen zingen twee liedjes, één in het Indonesisch en een in het Nederlands. Dat laatste moeten ze volledig fonetisch geleerd hebben, want Nederlands wordt hier niet meer onderwezen. Voor ons hadden de liedjes niet gehoeven, maar het hoort er hier kennelijk bij.

Bij de executieplaats wordt ons uitgelegd hoe de Batak vroeger misdadigers straften. Voor lichte vergrijpen werd de misdadiger onder het huis van de koning opgesloten. Op zwaardere vergrijpen stond de doodstraf. De misdadiger werd onthoofd, waarna zijn hart en lever werden fijngesneden en door de rest van de bevolking opgegeten. Een maankalender bepaalde de juiste datum voor de terechtstelling.

De uitgang is uiteraard via de souvenirshop. Het is hier in juni nog duidelijk voorseizoen. Soms lijken we wel de enige toeristen.

Bukittinggi

De vis en kip op de Pasar Atas zijn vers, dus levend

Van het Tobameer zuidwaarts door de Bukit Barisan-bergketen naar Bukittinggi zijn twee lange reisdagen. Onderweg worden gelukkig wel de nodige stops gemaakt, bij een traditioneel Adatdorpje en bij een zwavelhoudende heetwaterbron.

De weg is verschrikkelijk bochtig. Bijna iedere 100 meter is er een scherpe, dan wel een haarspeldbocht. Diverse leden van onze groep hebben in meerdere of mindere mate last van reisziekte.

Ik ben blij dat ik hier niet hoef te rijden. Regelmatig komen we auto’s tegen die inhalen terwijl het eigenlijk niet kan. Men gaat gewoon allebei een beetje in de berm rijden. Ook zien we overvolle taxibusjes, waar men zelfs op de daken zit.

We overnachten in Sipirok. Op een kruidenplantage zien we hoe een afgerichte aap rijpe kokosnoten uit een boom haalt. Als beloning krijgt hij stukken kokosnoot. Toch blijven we het een beetje zielig voor de aap vinden. Eigenlijk hoort hij gewoon vrij in het woud te leven.

Omdat de hele omgeving hier heuvelachtig is, wordt rijst op terrassen verbouwd. De opstaande randen van een terras voorkomen dat het water onmiddellijk wegloopt. Een irrigatiesysteem zorgt ervoor dat de rijstplanten vochtig blijven.

Het is wel arbeidsintensief. Niet alleen worden de rijstplantjes met de hand geplant en later weer geoogst, ook de opstaande randen van de terrassen hebben constant onderhoud nodig.

Bij de evenaar krijgen we de bekende show waarbij weglopend water op het noordelijke halfrond in een draaikolk met de klok meedraait en op het zuidelijke halfrond tegen de klok in.

Als het niet had geregend had ik misschien nog wel willen aantonen dat ik het water beide zijden kan laten ronddraaien door de trechter iets schuin te houden en het water links dan wel rechts in te trechter te gieten. Hiermee geef je het water een zetje waarvan de kracht veel groter is dan die van de aardrotatie op 50 meter van de evenaar.

In plaats van mee te gaan met de wandeling door de kloof bij Bukittinggi besluit ik het leuke, compacte centrum van Bukittinggi te bezoeken. Maar eerst zwaai ik met een aantal anderen de wandelaars uit vanaf een uitzichtpunt bevolkt door aapjes.

Hoewel ze duidelijk voedsel van ons hopen te ontvangen zijn ze nog niet zo verpest dat ze agressief of opdringerig zijn. We hebben hier een prachtig uitzicht over de Sianokkloof.

De Pasar Atas is een kleurrijke markt waar fruit, kleding, juwelen en andere zaken voor de lokale bevolking wordt verkocht. Uiteraard wordt er ook verse vis en kip verkocht. Levend dus, anders is het niet vers. Op verzoek wordt een kip ter plekke geslacht. Zo wordt vlak voor mijn ogen een kip onthoofd en verder bewerkt.

Vlakbij staat een grote klokkentoren, in 1920 gebouwd door de Nederlanders.

Het fort, de dierentuin en het museum hebben een deal gesloten waarbij je niet het ene kunt bezoeken zonder het andere. Op zich niet onoverkomelijk maar 100.000 Rp om een fototoestel mee te mogen nemen is voor Indonesische begrippen een belachelijke prijs (zonder camera is de toegangsprijs 8.000 Rp).

In plaats daarvan eet ik heerlijk bij Apache café, een soort backpackers café. Achteraf ben ik blij met mijn keuze. Van Fort de Kock is alleen de watertoren nog over en de dierentuin wordt op wikitravel.org omschreven als een zielige vertoning van depressieve orang oetans en beren met obesitas.

Bij zonsondergang gaan we terug naar het uitzichtpunt om de ‘vliegende honden’ (reusachtige vleermuizen) over te zien komen. Deze vliegen vanuit de kloof naar de vruchtdragende bomen in het woud.

De wandeling in de Maninjau-krater is te zwaar voor mij, dus ga ik met de bus gelijk door naar het resort aan het Meer van Maninjau. Genietend van het uitzicht over het kratermeer breng ik de tijd op mijn balkon door met lezen en luisteren naar muziek.

Aan de overkant van het meer strijken wolken langs de bergtoppen. Morgen zullen we in Padang het vliegtuig naar Java nemen.

Java

De Borobudur heeft meer dan 2600 reliëfpanelen

De Borobudur is een boeddhistisch monument uit de negende eeuw. Het complex is piramidevormig met meer dan 2600 reliëfpanelen en 500 boeddhabeelden. Toen de bouw na ca 75 jaar eindelijk voltooid was, werd het bedolven onder een dikke laag as van diverse vulkanische uitbarstingen.

De tempel werd verlaten en raakte in vergetelheid totdat deze in 1814 opnieuw werd ontdekt. Er volgde een moeizaam proces van het opruimen van de as en restaureren van de gedeeltelijk ingestorte tempel. Hierbij is de tempel helemaal afgebroken en op een nieuwe fundering opnieuw opgebouwd. De Borobudur staat nu op de Unesco werelderfgoedlijst.

Het reliëf op de stenen vertelt het verhaal achter het boeddhisme. Bovenaan staat een aantal stupa’s waar boeddhabeelden onder staan.’s Ochtends vroeg is het nog redelijk rustig bij dit indrukwekkende monument, maar het wordt al snel drukker.

Vlakbij ligt de Menduttempel uit dezelfde periode. Kleiner dan de Borobudur maar het bevat wel een groot boeddhabeeld in goede staat. Bijzonder is dat boeddha hier niet in de gebruikelijke lotushouding zit, maar gewoon met beide voeten op de grond, alsof hij op een stoel zit.

Batik is een manier om doeken te verven, waarbij de gedeelten die niet met verf moeten worden bedekt met was worden afgedekt, een zeer arbeidsintensief karwei. Als daarna de doeken worden ondergedompeld in een verfbad, nemen de niet bedekte delen verf op. Op deze wijze worden de kleden kleur voor kleur geverfd.

De doeken zijn naar Indonesische begrippen erg duur. Voor ons westerlingen is 50 euro voor een doek van 80 bij 80 cm best te betalen. We krijgen uitgebreid te zien hoe de doeken gemaakt worden. De collectie in de bijbehorende winkel doet vermoeden dat elders nog een fabriekje staat.

Jogjakarta

Het paleis en de privé-zwembaden van de sultan

We krijgen in Jogjakarta een rondleiding door het voormalige paleis van de sultan, het Kraton Ngayogyakarta Hadiningrat. Het is in 1755 gebouwd en voor onze begrippen niet bepaald een toonbeeld van luxe. Door de zeer uitgebreide uitleg over de verrichtingen van de sultan heb ik het gevoel dat we niet alles te zien krijgen, maar dat de rondleiding meer gaat over het leven van de sultan zelf.

Het Waterpaleis (Taman Sari) dankt zijn naam aan het grote aantal zwembaden dat het bevat. Ooit waren deze ruïnes de privé-zwembaden van de sultan. Nu zijn ze helaas allemaal leeg, deels omdat de bassins beschadigd raakten bij aardbevingen.

Na afloop brengen we nog even een kort bezoek aan de vogeltjesmarkt, waar inderdaad vogels verkocht worden. Veel duiven voor vliegwedstrijden, maar ook sier- en zangvogels. Daarna per becak (fietstaxi) terug naar het hotel, maar niet zonder eerst nog even rond te wandelen in het centrum van Jogja, zoals men de stad zelf noemt. Het is een grote stad met moderne warenhuizen vol luxe goederen. Om even een keer iets anders te eten dan Indonesisch ga ik (oh schaamte) eten bij de McDonalds.

‘s Avonds bezoeken we een voorstelling van het klassieke Ramayaa ballet, begeleid door een gamelanorkest. De kostuums zijn prachtig, doch anderhalf uur dans is ons iets teveel van het goede. Hoe mooi de subtiele hand- en voetbewegingen ook mogen zijn, het gaat allemaal een beetje op elkaar lijken.

Dat ik niet de enige ben die er zo over denkt blijkt wel uit het feit dat na een uur verscheidene bezoekers stilletjes de aftocht blazen.

Solo

De Prambanantempel is de grootste op Centraal-Java

Het paleis van de sultan in Solo kunnen we helaas niet bezoeken. Het is gesloten wegens voorbereidingen voor een trouwerij. We kunnen alleen de gouden koetsen bewonderen, sommige van Nederlandse makelij. Overal zitten mensen kransen en andere vormen van bloemen te vlechten.

De Prambanantempel tussen Yogjakarta en Solo is de grootste hindoetempel op Centraal-Java. Jammer genoeg kunnen we er alleen omheen lopen, want de tempel is zwaar beschadigd tijdens de laatste aardbeving in dit gebied, ongeveer twee jaar geleden. Er is instortingsgevaar en men is druk bezig de tempel te restaureren. Overal op het terrein liggen nog stenen die tot het tempelcomplex behoren, maar na eerdere bevingen apart zijn gelegd om ze later weer toe te kunnen voegen.

De in 1473 gebouwde Sukuhtempel bevat enige erotische afbeeldingen, al raken wij tegenwoordig niet meer onder de indruk van het reliëf van een manspersoon waarbij de penis duidelijk zichtbaar is. De tempel is destijds gebruikt voor allerlei vruchtbaarheidsrituelen.

Op weg naar Malang bezoeken we een fabriek waar rietsuiker wordt gewonnen. We zien hoe de rietsuikerstengels worden vermalen, met heet water besprenkeld en nog veel meer. Het proces wordt mij niet helemaal duidelijk, mede omdat het zo lawaaiig en stoffig is dat ik niet alles kan horen, dan wel er voor kies op een afstandje te blijven. Uiteindelijk wordt de ruwe suiker gefiltreerd, gewassen en gebleekt, en blijft er kant en klare suiker over.

De Bromovulkaan

Constant stijgen zwavelhoudende dampen op uit de krater

Op weg naar de Bromo rijden we door de prachtige theevelden van Wonosari, waar we dadelijk een wandeling gaan maken. De bus kan het laatste stuk niet rijden, dus worden we overgeladen in een vrachtwagen. Al staande in de gedeeltelijk open laadruimte hobbelen we over de paden.

De wandeling is erg mooi, al is het pad wel bezaaid het stenen. In de velden zijn theeplukkers bezig de thee te oogsten. De bovenste twee blaadjes leveren topkwaliteit en een paar blaadjes direct daaronder leveren een mindere kwaliteit thee. Boven de velden zweven hele kolonies zwaluwen.

We overnachten in de Lava View Lodge. Lava view is op dit moment lichtelijk overdreven, maar we kijken wel uit over een dal met daarin een aantal vulkanen, waaronder de altijd rokende Bromo.

De volgende ochtend stappen we om 04:00 in de jeeps. Het is ongeveer 5 graden dus een jas of een goed fleecejack is geen overbodige luxe. De mutsen en handschoenen die men hier verkoopt lijken me echter een beetje teveel van het goede.

De jeeps rijden ons in het donker naar 2770 meter hoogte op Mt. Penanjukan. Sommigen hebben nog de hoop dat we vrijwel de enigen op het uitzichtpunt zouden zijn, maar het aantal jeeps dat vanaf de diverse hotels komt groeit zo snel dat die hoop snel de grond in wordt geboord.

Vanaf dit uitzichtpunt kunnen we de zon zien opkomen. Dat is een indrukwekkend gezicht. In de dalen rondom de vulkanen is de ochtendmist nog niet opgetrokken.

In het zuiden hebben we zicht op de Semeruvulkaan die om de 20 minuten een grote rookpluim uitspuwt. De Semeru is nog altijd actief, soms met pyroclastische lavastromen. Dit zijn de meest verwoestende golven, bestaand uit lava, gas, rotsen en as.

De zon komt snel op zo dicht bij de evenaar. Je kunt hem letterlijk boven de horizon zien opstijgen.

Als de zon eenmaal op is rijden we met de jeeps de krater van de eeuwenoude Tenggervulkaan binnen. In deze gigantische krater ligt de Bromovulkaan die we gaan bezoeken. Het laatste stukje gaan we met een klein paardje. Dit scheelt in ieder geval een klim naar de voet van de vulkaan. Als je liever loopt is dat ook mogelijk.

Het is even wennen als je nog nooit op een paard hebt gezeten, maar stapvoets is het goed te doen. Het paard luistert goed naar kleine trekbewegingen aan de teugel. Het grootste gedeelte laat ik het paard gewoon zelf de weg zoeken. Het kent de weg waarschijnlijk beter dan ik.

De stenen trap van bijna 300 treden zullen we zelf moeten doen. De treden gaan steil omhoog naar de kraterrand, maar er is een leuning en je kunt regelmatig even rusten.

Eenmaal boven kun je in de Bromovulkaan kijken. De vulkaan is nog niet uitgedoofd en er stijgen constant zwavelhoudende dampen op. De wind waait gelukkig de goede kant op, want zwaveldioxide ruikt naar rotte eieren.

Bovenop staan verkopers kleine boeketjes te verkopen, die je in de vulkaan kunt gooien om hem gunstig te stemmen. Maar ook zonder bloemen blijkt hij gelukkig niet onmiddellijk uit te barsten.

Na alles bewonderd te hebben gaan we terug naar ons hotel voor het ontbijt. De rest van de dag is nodig om Kalibaru te bereiken. De afstanden hier zijn groot, maar het verkeer stroomt ook niet altijd even goed door. Overbeladen vrachtwagens die bergopwaarts hooguit 30 km/u halen, lichte motoren soms bepakt en bezakt, alles moet ingehaald worden op een moment dat er op een drukke tweebaansweg even geen tegenliggers zijn.

We hebben een paar van die lange reisdagen gehad en eerlijk gezegd begin ik ze een beetje zat te worden. Er is buiten genoeg te zien, maar constant op busstoelen te moeten zitten wordt vervelend. Bovendien wordt ook een berglandschap met rijstvelden en palmbomen op den duur gewoontjes.

De zondag in Kalibaru is eindelijk een rustige dag. Lekker uitslapen en daarna ontbijten. Het klinkt misschien vreemd, maar we zijn hier echt aan toe.

‘s Middags een tochtje door een kampung (lokaal dorpje), gevolgd door een ritje met een dieseltrein. Een reisgenoot werkt bij de spoorwegen en heeft al even met de mensen gepraat. Met een klein groepje mogen we meerijden op de locomotief, in plaats in de wagons. Dat is een unieke ervaring.

Een tweetal stations verder stappen we uit om met paard-en-wagen terug te gaan naar ons hotel.

Bali

De makaken in Ubud gebruiken me als speelplek

De veerboot brengt ons in een klein uurtje van Java naar Bali. Totdat de boot vertrekt vermaken we ons met muntjes in het water werpen, die dan weer door kinderen worden opgedoken.

Op Bali bezoeken we ten westen van Lovina de hindoeïstische Pulakitempel. Iedereen moet een soort omslagdoek dragen die de onderste helft van het lichaam bedekt, ook als je al een lange broek draagt. De tempel is simpel, maar wel mooi. We mogen niet overal komen, omdat sommige delen heilig zijn. Het geofferde voedsel wordt achter hekken bewaard om te voorkomen dat de apen alles meenemen.

Het is op Bali aanzienlijk warmer, ongeveer 34 graden. Ook is Bali een stuk toeristischer dan Sumatra of Java. Het landschap is nog steeds mooi: rijstvelden, palmbomen en in de verte bergen.

Ons verblijf voor de komende twee dagen ligt aan het Lovinastrand, dat bestaat uit zwart vulkanisch zand. Dat nodigt niet bepaald uit om op te gaan liggen.

Langs het strand lopen vrouwen die doeken verkopen en massages aanbieden (nee, geen erotische). Het valt me op dat hier ook veel Indonesiërs op vakantie komen en natuurlijk Australiërs. Voor hen is Bali maar een klein eindje vliegen.

Het centrum van Lovina begint op ongeveer 10 minuten lopen van ons hotel. Er zijn vooral veel souvenirwinkels en restaurants te vinden. De trottoirs zijn vrij slecht. Eigenlijk zijn het betonplaten die over een meter diepe (en brede) goot voor de afvoer van regenwater zijn gelegd.

Op zich niets mis mee, ware het niet dat sommige van die platen missen of grote gaten hebben. Goed kijken waar je loopt dus.

Op weg naar Ubud stoppen we bij een aantal mooie uitzichtpunten, zoals de Ulun Danutempel in het Bratanmeer. De botanische tuin in Bogor is met 15.000 verschillende plantensoorten van over de gehele wereld de grootste die ik tot nu toe gezien heb. Er staan helaas maar weinig planten in bloei, het verkeerde seizoen denk ik.

Bij een galerie zien we schilders in opleiding bezig. De kwaliteit van de werken is er dan ook naar; het spreekt ons niet aan.

Het is hier behoorlijk bergachtig. De bus die we hier op Bali hebben lijkt een minder krachtige motor te hebben en heeft soms moeite om tegen de bergen op te komen.

Eenmaal in Ubud ga ik eerst eens zwemmen om wat af te koelen. Daarna naar het Sacred Monkey Forest Ubud Sanctuary, een soort apenheul maar dan in het groot. Je kunt hier vrij rondlopen tussen de apen, midden in een stuk woud met hier en daar tempels (vandaar dat ‘sacred’). Bij de ingang kun je bananen kopen, om de apen mee te voeren.

Ik doe daar niet aan mee en ga gewoon ergens rustig zitten. Al snel komt er een aantal apen (makaken) bij me kijken. Ze klauteren over me heen, gebruiken mij als plek om te spelen en gaan boven op me zitten.

Een van de apen merkt dat er dingen in mijn broekzakken zitten. Hij bijt er eens in om te zien of het eetbaar is. Als hij in zijn onderzoeksdrift per ongeluk het klittenband van mijn broekzak lostrekt, schrikt hij van het geluid. Al snel herstelt hij zich en probeert zijn kleine handjes in mijn broekzak te steken. Om te voorkomen dat hij er straks met mijn portemonnee vandoor gaat sluit ik snel weer mijn broekzak. De aap kijkt me boos aan, begint nog net niet te dreigen. Ik heb geen zin in een apenbeet en ga de confrontatie verder niet aan. In plaats daarvan sta ik op, meestal een goede manier om de apen kwijt te raken. Hij probeert zich nog even vast te houden aan mijn shirt en springt dan op de grond.

Ubud zelf is behoorlijk toeristisch. Er zijn veel winkeltjes met houtsnijwerk en schilderwerk, variërend van prullaria tot mooie kunstwerken. Uiteindelijk kan ik de verleiding toch niet weerstaan om een souvenir mee te nemen; een mooi houten masker.

De vraagprijs is 450.000 Rp (ca € 32). Onderhandelen is een must hier, dus ik trek even een bedenkelijk gezicht en kijk nog even bij de andere maskers.

De verkoper begint gelijk te vertellen dat hij ook nog wel andere, goedkopere maskers heeft. Die zien er gelijk een stuk minder mooi uit, dus ik ga terug naar mijn eerdere keuze en vraag of ik het ook voor 300.000 Rp kan krijgen. De verkoper doet 50.000 Rp van de prijs af, maar daar ben ik niet tevreden mee. Uiteindelijk komen we tot overeenstemming over een redelijke prijs. Waarschijnlijk betaal ik nog teveel, maar voor Nederlandse begrippen is het weinig en nu zijn we allebei tevreden.

We doen mee aan een minicursus Balinees koken. De basis is een kruidenmengsel genaamd bumbu Bali, uiteraard gemaakt van verse ingrediënten. Het is onze taak om de gember, knoflook, pepertjes en diverse andere kruiden fijn te snijden en in een vijzel tot een puree te vermalen.

Met deze bumbu maken we een cram cam soep, een tweetal kipgerechten, kipsaté, een gemengd groentemengsel en een sambal. Onze cursusleider zorgt voor het bakken van de gerechten.

De rest van de dag is vooral een rustdag. Dat is wel even lekker als afsluiting van de vakantie. Morgenochtend gaan we weer richting Nederland.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win