×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Tibet

Kloosters en dorpen waar de tijd stil staat

Reisverslag: Geja Rijsman
Foto's: Geja Rijsman

Tibet heeft zoveel imposante kloosters dat veel bezoekers last krijgen van kloostermoeheid. Tussen imposante bergen van ruim 8.000 meter liggen dorpen waar de tijd stil lijkt te staan. Oogsten is er nog handwerk. Everest Nationaal Park bereik je over passen met zicht op gletsjers en heilige meren.

Het vliegveld van Lhasa ligt op 3700 meter tussen de bergen. Gelukkig vallen we niet meteen om door de ijle lucht. Tijdens de twee uur durende rit naar Lhasa komen we door dorpjes waar het vee op straat loopt. We stoppen even bij een heilige plaats, een grot met muurschilderingen.

Lhasa zien we al van veraf liggen in een enorme smogwolk. In het drukke verkeer van Lhasa staat de bus regelmatig stil. De straatjes zijn smal en van éénrichtingverkeer hebben ze nog nooit gehoord. Dan moet één van de twee achteruit om de ander langs te laten. En iedereen hoopt dat de ander dat zal doen.

Lhasa

Yakboterthee smaakt naar thee gemaakt van kaarsvet

In het hotel, midden in het oude centrum aan het Barkhor-circuit, liggen instructies wat toeristen allemaal niet mogen: meedoen aan demonstraties, meerijden op tractoren etc.

Het Barkhor-circuit is een 800 meter lange pelgrimsroute rond de Jokhang, het spirituele centrum van Lhasa. Op het Barkhor-plein lijkt het of je terug bent in de Middeleeuwen. De vrouwen lopen in donkere jurken met gekleurde schortjes, de monniken in rode gewaden.

Pelgrims lopen met de klok mee rondjes om het klooster en voor de hoofdingang van de Jokhang worden de hele dag wierrookvuurtjes gestookt. Soms zie je pelgrims die drie stappen vooruit doen, de handen in de lucht steken, de handen voor de borst en naar voren brengen, ter aarde vallen en de handen nog eens in de lucht te steken. Dan staan ze op en beginnen van voor af aan.

Overal op het circuit staan stalletjes die van alles verkopen aan zowel Tibetanen als toeristen: souvenirs van dubieuze kwaliteit maar ook hoeden, thanka’s, kleden, kathaks (gebedssjaaltjes), gebedsvlaggen en kleding. Zoals de Lonely Planet al voorspelde worden we hier meteen verliefd op Tibet.

Een restaurant aan het Barkhor-plein beschikt over een dakterras. We krijgen er als welkomstdrankje yakboterthee en dat is meteen de laatste keer dat we dit goedje drinken, dat het best te vergelijken is met thee gemaakt van kaarsvet.

De Jokhang-tempel is tussen 638 en 647 gebouwd in opdracht van koningin Bhrikuti, de Nepalese vrouw van koning Songtsen Gampo. De hoofdingang is verborgen achter grote doeken. In de centrale hal houden monniken een dienst. Ze slaan op een trommel en mompelen gebeden.

Aan een andere kant van de hal branden honderden kaarsen in koperen kandelaars die door de pelgrims worden gevuld met yakboter. Continu zijn mensen bezig opgebrande kandelaars weg te halen en de kandelaars daarna opnieuw te rangschikken.

Als we op de eerste verdieping staan, komt er in de centrale hal een hele groep pelgrims naar de waterpomp, waar ze elkaar verdringen voor een beetje water. Ze wassen hun haar en drinken wat.

Het dak, een doolhof van trapjes en platjes, waar ook de vertrekken van de monniken zijn, bevat prachtige versieringen en biedt een prachtig uitzicht op de bergen, de Potala en het Barkhor-plein.

Om het bezoek aan de Jokhang gepast af te sluiten lopen we de Nangkhor kora, een soort galerij vol gebedsmolens. Op elke molen staat de tekst ‘om mani padme hum’, de pelgrims mompelen deze tekst ook als ze hun eigen gebedsmolentje ronddraaien.

‘s Avonds maken we in een restaurant voor het eerst kennis met de Tibetaanse bedieningsmethoden. Men maakt er geen punt van (sterker nog, het lijkt meer een gewoonte) om het hoofdgerecht voor de soep te serveren. Of de een heeft al drie gerechten, terwijl de ander nog niets heeft.

Deze eerste dag hebben we gelukkig nog geen problemen met de hoogte. We zullen het de komende dagen nog even rustig aan doen en voldoende drinken (per dag één liter per 1000 meter).

Drepung-klooster

In de gloriedagen woonden hier bijna 10.000 monniken

Op gehuurde fietsen gaan we naar het klooster van Drepung, acht kilometer ten westen van Lhasa. We passeren het beeld van de gouden yaks, dat 26 mei 1991 werd onthuld ter ere van de 40ste verjaardag van de ‘bevrijding’ van Tibet. Het laatste stuk is 500 meter klimmen, maar het voelt als veel meer.

In zijn gloriedagen waren er bijna 10.000 monniken in het Drepung-klooster, dat bestaat uit een reeks witte gebouwen tegen de Gyengbuwudze-berg. Van beneden af lijkt het meer een stadje dan een klooster. Het terrein bevat allerlei trapjes, kapelletjes en gangetjes.

Drepung is gesticht in 1416 en was ooit het grootste en rijkste klooster ter wereld. Ook politiek is Drepung lange tijd invloedrijk geweest. Als je in de tempels foto’s wilt maken vergaat de lol je snel. In elke afzonderlijke tempel wordt geld gevraagd voor het nemen van foto’s, van 10 tot ongeveer 50 yuan. En dat terwijl we ook al entree hebben betaald.

We klimmen zo ver mogelijk naar boven en bereiken uiteindelijk de 3930 meter, voor mij een hoogterecord. We komen door de keuken van het klooster en zien de immense ketels waarin voor de monniken wordt gekookt.

Potala-klooster

De slager heeft een grote tas vol levende slangen

Met een riksja gaan we naar de Potala. De winterresidentie van de Dalai Lama heeft dertien verdiepingen en is meer dan 117 meter hoog. Het complex bestaat uit een wit en een rood paleis met een klein geel gebouw ertussen. Het witte paleis bevat de woonvertrekken, de kantoren, het seminarium en de drukkerij. Het rode naast talloze tempels ook de gouden tombes van de Dalai Lama’s. In het gele gebouw worden de enorme, met heilige symbolen geborduurde banieren (tanka’s) opgeborgen, die tijdens de nieuwjaarsfeesten over de zuidkant van het paleis werden uitgehangen.

We moeten heel wat trappen op voordat we op het dak van het paleis zijn. Het uitzicht valt helaas tegen, we zien voornamelijk flats. Het valt op dat het oude Tibetaanse deel tegenwoordig nog maar 4% van de stad uitmaakt.

De reisleider stelt voor een groepsfoto in klederdracht te maken. Een verkleedpartij volgt, waarna een groep Chinezen met onze camera’s foto’s maakt.

In de kapellen maken we maar geen foto’s, want ze vragen 150 Yuan per gemaakte foto! Een van de kapellen bevat prachtige beelden van Boeddha. De deuren van de kapellen zijn prachtig. Meestal zijn ze rood geverfd en op de kozijnen zijn versieringen van bladgoud aangebracht.

Shöl, het dorpje dat aan de voet van de Potala lag, is vrijwel geheel verdwenen. Recht voor de Potala is in plaats daarvan een openbaar plein in de stijl van Tiananmen gecreëerd.

Vrijwillig of gedwongen zijn tijdens 50 jaar Chinese bezetting honderdduizenden Chinese gezinnen in Tibet gehuisvest. Lhasa groeide van enkele tienduizenden naar 150 duizend inwoners. De hele weg tussen de oude stad en het zomerpaleis is volgebouwd. Je komt de nieuwe bouwstijl overal in Tibet tegen. Betonnen gebouwen met witte badkamertegels en blauwgetinte ruitjes. De ruimtes op de benedenverdieping hebben een rolluik en doen meestal dienst als winkel of restaurant.

Onderweg naar Norbulinka, het zomerpaleis van de Dalai Lama dat vroeger enkele kilometers buiten de stad lag, lopen we langs een slager, waar de vissen uit de bak springen waar ze in zitten. Als we wat dichterbij kijken blijken ze ook levende slangen in een grote tas te hebben.

Ganden-klooster

Op de bergtop hangen honderden gebedsvlaggen

Het Ganden-klooster ligt op een heuveltop 63 km van Lhasa. De chauffeur van de minibus moet goed opletten, want alle beesten lopen los en hebben de neiging onverwacht de weg over te steken. Na anderhalf uur stoppen we bij een dorpje waar ze graan dorsen, nog grotendeels met de hand.

Het Ganden-klooster, in 1409 gesticht door Zongkaba, is de bakermat van de Gelugpa-sekte. Het werd bij het begin van de Culturele Revolutie bijna geheel verwoest maar is nu grotendeels gerestaureerd. Er worden ook Tibetaanse gebedsboeken met de hand gedrukt. We vinden de binnenkant niet al te interessant.

We gaan de hoge kora lopen. Eerst loopt het pad vlak van het klooster weg maar dan gaat het ineens vrij steil omhoog. Als we even pauzeren realiseren we ons dat we een afslag gemist hebben en nog verder omhoog moeten.

We besluiten dwars over de berg over te steken naar het andere pad. Dat valt niet mee, zo schuin langs een rots lopen als er geen pad is. Op de top hangen honderden gebedsvlaggen, de meesten helemaal verkleurd door de zon.

We zijn van 4300 meter naar 4575 meter geklommen en genieten van het uitzicht over de Kyichu-vallei en een verafgelegen prachtige sneeuwberg. Later blijkt dat deze op zo’n 100 kilometer afstand ligt en 7115 meter hoog is.

De weg naar beneden is erg uitgesleten door de pelgrims (soms ligt het pad ruim een halve meter diep) en af en toe glijden we weg op wat losse stenen.

Sera-klooster

De kloostermoeheid heeft toegeslagen

We fietsen over lange verharde wegen door met name Chinese wijken naar het Sera-klooster, drie kilometer ten noorden van Lhasa, aan de voet van de Tatipu-heuvel. Sera was beroemd om z’n tantrisch onderwijs.

We kunnen niet ontdekken of de kora nu binnen of buiten de kloostermuren loopt. Omdat we geen zin hebben terug te lopen, blijven we binnen de muren lopen. We zien een bijzondere vogel, de hop. Af en toe kijken we ergens binnen, maar we hebben geen zin om alles uitgebreid te bekijken (de kloostermoeheid heeft toegeslagen).

De rotsschilderingen zijn wel erg mooi en we lopen een eindje buiten de muren om ze allemaal te kunnen bewonderen. Eén van de schilderingen langs de hoofdweg in het klooster blijkt op de voorkant van de Lonely Planet te staan.

Samye-klooster

Er staat zelfs een yak in het met monniken volgepakte bootje

We vertrekken met drie jeeps uit Lhasa. De chauffeur begint al snel te rochelen, dus dat gaat goed. Na anderhalf uur rijden komen we bij de rivier Jarlung Tsampo, die hier ondiep maar wel heel breed is. Er liggen zeer platte bootjes met achterop een soort tractormotor klaar. Er komt net een bootje aan, volgepakt met monniken en pelgrims. Er blijkt zelfs een yak tussen de mensen te staan.

Dan stappen wij ook in zo’n bootje. We varen een tijdje, maar de motor wil niet echt en we komen nauwelijks tegen de stroming op. We stappen over op een ander bootje. Hier zitten al wat mensen in en er komt nog een bus vol mensen aan.

Vanaf het water zien we dat de overkant veel weg heeft van een woestijn. Bij aankomst blijkt dit aardig te kloppen. Als we een heel stuk stroomopwaarts aan land gaan, staat er een bus te wachten. Er worden nog heel wat mensen in de bus geladen, een oud vrouwtje zit met een klein kind op de versnellingsbak. Ze blijft maar tegen de chauffeur aanpraten. De weg is niet meer dan een soort karrenspoor door de woestijn. We komen zelfs langs echte zandduinen.

Voor zo’n zandduin ligt het klooster van Samye, in 779 gesticht door Tritsong Detsen, de Tweede Religieuze Koning, daarbij geholpen door twee boeddhistische leermeesters uit India: Shantaraksita en Padmasambhava.

Het klooster, een gebouw van vier verdiepingen, heeft in alle windrichtingen een grote stupa. Het Rode Leger heeft tijdens de Culturele Revolutie grote schade aan dit klooster aangebracht. Het grootste deel is dan ook herbouwd.

De begane grond bevat de eigenlijke tempel en de gemeenschapszaal voor diensten van de monniken. Via een obscure trap bereiken we de eerste verdieping; een tempel, schaars verlicht, vol beelden van diverse goden. Net als op de begane grond is er een gang rondom de tempel, met aan weerszijden honderden muurschilderingen.

Naar Gyantse

Over passen met uitzicht op gletsjers en heilige meren

De volgende ochtend gaan we heel vroeg met de bus terug naar de boot. De terugweg gaat iets sneller maar we zitten toch nog een flinke tijd in de boot. We zien een prachtige zonsopkomst.

Eerst 100 kilometer terug over bekend terrein maar bij de afslag naar Lhasa gaan we nu rechtdoor. We laten het asfalt achter ons en beginnen aan de beklimming van de eerste pas. Op de Kamba-la pas hebben we vanaf 4755 meter een prachtig uitzicht over het azuurblauwe meer Yamdrok Tso (enkele honderden meters onder ons) en op het massief van Mt. Nojin Kangtsang (7191m).

Na de afdaling volgen we het enorme Yamdrok Tso een tijd. Het is een van de heilige meren van Tibet. Sinds 1997 wordt het gebruikt voor hydro-elektriciteit: 10 meter onder de wateroppervlakte voert een zes kilometer lange buis het water naar het 846 meter lager gelegen Yarlung Tsangpo. Omdat Yamdrok Tso een dood meer is en geen natuurlijk aanvoer heeft, vrezen natuurkundigen dat het binnen 20 jaar droog zal staan. Chinese wetenschappers claimen echter dat overtollige energie rivierwater terug in het meer zal pompen.

Op de volgende pas, de 5045 meter hoge Karo-La, hebben we een prachtig zicht op de gletsjer Nojin Kangtsang. Ook op deze pas staan pelgrims met een yak. Voor een paar Yuan kun je een ritje maken.

Er vliegen roofvogels over de jeeps. We rijden lange tijd langs de Nyang Chu-rivier en zien aan de overkant de restanten van de oude weg liggen, die op diverse plaatsen is weggeslagen.

Bij de pas klimmen we een heuveltje op. De afgronden zijn hier enorm steil. Onder ons ligt een stuwmeer. De aanleg van dit meer en de bijbehorende energiecentrale was een Chinees staatsgeheim. Het dorpje dat we passeren wordt voornamelijk door militairen bevolkt en staat niet op de kaart. Bij het dorpje is een slagboom en de chauffeur moet zijn papieren laten zien voor we verder mogen. Het is een enorme bende: de welvaart heeft duidelijk toegeslagen, overal ligt plastic op straat.

Aan het eind van de middag zijn we in Gyantse, op 3950 meter in de Nyang Chu vallei, 254 kilometer ten zuid-westen van Lhasa. Het is één van de steden in Tibet die het minst beïnvloed is door de Chinezen.

Overal in Gyantse staan beesten. Je waant je echt een paar eeuwen terug als een paard en wagen je over de hoofdstraat tegemoet komt rijden.

Buiten Gyantse ligt het fort Gyantse Dzong. Onderweg erheen heb je een prachtig uitzicht op het Pelkor Chöde-klooster en de Gyantse Kumbum, beide binnen de muren gelegen.

Shigatze

De ruïnes geven alleen een hint van de vroegere glorie

Rond de middag rijden we door een landbouwgebied. Volgens één van de chauffeurs is een groot deel van de oogst mislukt door wateroverlast. Voor ons ziet het er prachtig uit, met al die mensen die gerst oogsten.

We bezoeken het klooster van Shalu, met een groen Chinees aandoend dak. Dit klooster is bekend door haar Mongools geïnspireerde muurschilderingen en vroeger door de ‘vliegende monniken’. Het is van binnen nauwelijks de moeite waard. We hebben het al snel gezien en maken een wandeling door het dorp.

Aan het eind van één van de hoofdstraten staan we ineens tussen de oogstende families. Er wordt in dit dorp enorm gebedeld door de kinderen. Ze zijn dol op de plastic waterflessen die wij bij ons hebben en op een gegeven moment proberen ze zelfs de fles uit mijn hand te trekken.

Shigatze ligt op 3900 meter, vlak bij de samenvloeiing van de Yarlong Zangbo en de Nyang Chu-rivier. Het is de tweede stad van Tibet en de traditionele hoofdstad van Tsang. De Tsang-koningen beoefenden hun macht vanuit de eens imposante hoogte van de Shigatse Dzong – de ruïnes geven alleen een hint van de vroegere glorie – en het fort werd later de residentie van de gouverneur van Tsang.

Sinds de Mongoolse sponsoring van de Gelugpa-orde is Shigatse de zetel van de Panchen Lama. Zijn basis is traditioneel het Tashilhunpo-klooster, in 1447 gesticht door Zongkapa’s neef en discipel Gedundrub die tevens de eerste Dalai Lama was.

Later werd Tashihunpo de zetel van de Panchen Lama. In het klooster bevindt zich een 26 meter hoge, met 300 kilogram goud overgoten Maitreya-boeddha.

Zoals de meeste moderne Tibetaanse steden heeft Shigatse een Tibetaanse en een Chinese wijk. De Chinese heeft brede, stoffige boulevards met vierkante gebouwen, geliefd bij marxistische stadsontwerpers. Het Tibetaanse deel, voor het grootste deel tussen het Tashilhunpo-klooster en de ruïnes van Shigatse Dzong, is daarentegen een mooie traditionele wijk.

Bij Tashilhunpo lopen we een deel van de kora boven het klooster langs. De Lonely Planet blijkt opnieuw niet te kloppen: de honden zijn helemaal niet agressief, wel met velen. Tussen een rijtje gebedsmolen kijkt een schattig muisje ons aan.

Lathse

De bedden zijn zo slecht dat we onze matjes op de grond leggen

Onderweg naar Lathse passeren we opnieuw een hoge pas, de Yulung-la (4950 meter). Hierna nemen we de afslag naar Sakya. Als we op een gegeven moment langs de kant van de weg stoppen, komen er van alle kanten kinderen aangehold. Ze zijn erg verlegen, maar ook erg nieuwsgierig.

Sakya is een prachtig boerendorpje op 4280m, waar men overal druk is met het binnenhalen van de oogst. Tot in het dorp volgen we de rivier die tijdens de zomer voor veel ongemakken kan zorgen en soms de weg geheel verspert. Aan de overkant van de rivier staat een aantal stupa’s.

Op de vlakte torent een ommuurde structuur omhoog die in eerste instantie op een fort lijkt: het Sakya-klooster. Het klooster van de vroeger machtige Sakyapa-sekte is de vernielingen in de jaren ’60 en ’70 grotendeels bespaard gebleven, getuige de unieke bibliotheek en de authentieke wandschilderingen.

De bedden in het guesthouse in Lathse zijn zo slecht dat we onze matjes op de grond leggen. Het toilet is ook hier een vieze stinkboel. Als we ‘s avonds in het restaurant eten, wordt er zo gebedeld dat we de leftovers aan de bedelaars geven. Als we nog in het restaurant zitten, gaat plotseling overal in de stad het licht uit. De energievoorziening stopt er blijkbaar op een vaste tijd mee. De verlichting gaat verder op het noodaggregaat.

Everest Nationaal Park

Op deze hoogte moet je eigenlijk niet hard rennen

We verlaten Lathse, passeren de afslag naar West-Tibet en klimmen in twintig kilometer 1000 meter. Op de Gyatso-la pas (5225 meter) is het steenkoud. Als we langs een rivier rijden, komt ons een aantal pelgrims met een kudde yaks tegemoet. Elke yak draagt een aantal manden met bagage.

Na een paar uur krijgen we een prachtig uitzicht op de Mount Everest. Later zien we vanuit de auto een enorme arend langs de kant van de weg. Hij zit op zijn prooi en laat zich niet door ons opschrikken.

In het dorpje Chay (4300m) moeten we entree betalen voor het Everest-gebied (Qomolangma National Nature Preserve). We krijgen een entreebewijs, een kaartje van het gebied en een engelse vertaling van de geldende regels. We hebben nog nooit zoveel schrijffouten in een paar zinnen gezien!

Het is nog een hobbelige rit van vijf uur naar het Ronghpu-klooster. Een deel gaat door een enorm stenenveld omhoog. Op de Pang-la pas hebben we uitzicht op de Makalu, Lhotse, Everest, Gyachung Kang en Cho Oyu, allen boven de 8000 meter.

Het pad daalt vervolgens langs dorpjes en ruïnes naar de Dzakar-vallei en het dorpje Tashi Dzom. In één van de volgende dorpen Chö Dzom kennen de chauffeurs een aantal dames en daarom volgt een vrij lange stop net buiten het dorp. De weg is al die tijd enorm bumpy en bochtig.

Als we net in het Ronghpu-klooster zijn, ziet Michael de zon op de Everest ondergaan. Daar moet een foto van gemaakt worden. Dat kost heel wat energie, want op deze hoogte moet je eigenlijk niet hard gaan rennen om je fototoestel te halen.

Het Ronghpu-klooster (4900m) is een Spartaanse gelegenheid. Onze kamer is een stoffig hol. Van de vijf bedden (lees: planken) zijn er twee door midden gebroken. Geen licht, geen water, wc buiten in vol zicht met drollen overal en een overvol restaurant nadat we uren niets gegeten hebben.

Niet veel geslapen, maar dat hoort erbij. Om acht uur gaan we alweer op pad. Aanvankelijk hangen er wat wolken voor de Everest, maar dan zien we de zon op de Everest opkomen.

Het mooiste van de tocht is dat we een paar kuddes herten zien, boven de 5000 meter en zonder enige begroeiing. De hele weg vergezeld door twee schattige kloosterhonden.

We doen er ongeveer 2,5 uur over om in het basecamp te komen. Daar staat slechts één tent. In afwachting van de jeeps, lopen we nog maar wat verder richting Everest. Als de wind echter opsteekt, lopen we terug richting het basecamp.

We nemen de jeeps terug naar het Ronghpu-klooster en rond drie uur vertrekken we richting Tingri (4390m), meer dan vier uur rijden. In Tingri ongeveer één minuut genieten van het uitzicht op de Everest en Cho Oyu, dan is het al donker.

Het guesthouse is primitief, maar de bedden zijn prima. In het restaurant lekker gegeten, maar het afrekenen is een verhaal apart. De ‘manager’ (zijn glas valt steeds uit zijn bril) doet in ongeveer drie kwartier minstens vier pogingen om op een totaal te komen!

Friendship-bridge

Over een hobbelige weg door niemandsland

De volgende ochtend zouden we om 7 uur vertrekken. Op tijd op, maar de kachel in het restaurant moet nog aan en de chauffeurs liggen nog te maffen (de tafel in het restaurant staat nog vol met blikjes drank).

Steenkoud in de jeep en warm wordt het voorlopig ook niet. Onderweg zien we veel haasjes langs de kant van de weg. We rijden door een mooie vlakte waar talloze ruïnes staan en steken vrijwel ongemerkt de Lung-la pas over.

De volgende pas is de Tong-la van 5120 meter, waar we een prachtig uitzicht hebben. Er komt een groepje pelgrims met paard en wagen de pas op en we zien een vlucht sneeuwhoenders.

We nemen een shortcut over een steilte en na een lange rit krijgen we rond elf uur eindelijk ontbijt in Nyalam. Pannenkoek blijkt brood te zijn en opnieuw is rekenen niet de sterke kant van de bediening (één gekookt ei proberen ze tien keer af te rekenen).

Als we weer op weg gaan, dalen we ineens af in een andere omgeving. Het is hier groen en zijn enorme hoeveelheden water. De weg is slecht, we zien een truck op zijn kop in de rivier. Als we in het grensdorp Zhangmu (2300 meter) aankomen, staan we minstens een half uur in een opstopping. Niemand lijkt achteruit te willen en vooruit gaat niet meer.

Allemaal mensen vragen of we willen wisselen. Nee, is het standaardantwoord. Omdat een aantal mensen bang is voor vals geld wachten we lang om bij de bank te wisselen. We moeten wel lachen als de bankbediende te weinig geld heeft en op straat gaat wisselen!

Na negen km in een vrachtwagen over een hobbelige weg door niemandsland moeten we uitstappen. Over de Friendship-bridge lopen we Nepal in.

Geja Rijsman reist verder door Nepal.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win