Rondreis door de grijsgroene heuvels van Transsylvanië en Walachije. In de dalen glimmen de koepels van de orthodoxe kerken. Paard-en-wagen zijn nog een gangbaar vervoermiddel. Hier en daar ligt een kasteel of burcht. Langs de weg staan vaak kraampjes met etenswaren. Vanaf Nâdlac bij de grens met Hongarije langs Alba Iulia, Târgu Mureş, Sighişoara, Biertan, Braşov, Piteşti, Sibiu en Şandra.
Na een kort verblijf in het schilderachtige Mainbernheim in Duitsland en na een paar hete, zonnige dagen in Hongarije, rijden we via Szeged naar Nagylak aan de grens met Roemenië. De weg voert door een heuvelachtig landschap, met uitgestrekte velden vol zonnebloemen en maïs.
Aan de Hongaarse kant van de grens wordt niet gecontroleerd. We worden meteen doorgelaten en rijden een paar meter door niemandsland. Aan de Roemeense kant van de grens worden we staande gehouden door stevige douanebeambten, gekleed in strenge grijze uniformen, inclusief wapentuig in een holster.
Na een korte blik in de paspoorten, zonder de passagiers in de auto ook maar een blik waardig te gunnen, worden we nors gemaand door te rijden. We zijn in Roemenië, waar Nagylak is veranderd in Nâdlac.
We gaan eerst in de richting van Arad en vervolgen de weg naar Alba Iulia. Vergeleken met Hongarije verandert de omgeving eerst weinig, maar later worden de heuvels hoger en zien we in de verte de nóg hogere Westelijke Transsylvanische Alpen liggen, in vele tinten grijsgroen.
In de dorpjes die we passeren staan veel bouwwerken er onaf bij. Niet alleen schuren en kleine huizen, maar hele villa’s lijken slechts voor de helft afgebouwd. Huizen zijn in verschillende kleuren geverfd, wat een bont geheel oplevert. Op kleine banken voor hun huis zitten oude mensen met verweerde gezichten schijnbaar doelloos het langsrazende verkeer na te staren.
We zien veel kerken in de kleinste dorpjes. Sommige kerken hebben torens als van het Kremlin, met grijze, glimmende platen op het dak. De geasfalteerde weg is hier van goede kwaliteit. Aan de rechterkant van de weg is een stevige vangrail geplaatst, waardoor je een ietwat opgesloten gevoel krijgt. We rijden door een gebied met bos en zien een dood everzwijn langs de kant van de weg liggen. Verderop ligt een dode das.
We overnachten in een rustig gelegen pensiunea vlakbij Alba Iulia. Daar genieten we van een overvloedige avondmaaltijd. Een enorme metalen schaal met meerdere soorten kaas, tomaten, verschillende soorten worst, komkommers, balletjes gehakt en koude gepaneerde kipschnitzels blijkt slechts een voorgerecht te zijn. We krijgen er een glas vuurwater ‘van het huis’ bij en leren proost te zeggen in het Roemeens: noroc!
Daarna verschijnt een soepterrine op tafel met gloeiend hete groentesoep met grote brokken rundvlees. De hoofdmaaltijd bestaat uit een grote schaal met kippenboutjes, stukken karbonade en gebakken aardappelpartjes. Het geheel wordt met lekker, koud Roemeens bier van het merk Timişoreana weggespoeld.
De volgende ochtend blijkt het ontbijt minstens zo uitgebreid te zijn: diverse soorten vleesbeleg en kaas, tomaten, kleine komkommers, gebakken eieren, grote plakken dik gesneden brood, koffie, thee en een paar soorten frisdrank.
In de buurt van Sebeş leidt een neef, die al een paar jaar in Roemenië woont en werkt, ons rond over een stuk land dat zijn werkgebied vormt, vele tientallen hectares groot. We zien heuvels vol tarwe, maïs en koolzaad.
Trekkers en combines rijden af en aan door de velden. Een pezige herder met een lange stok in de hand houdt een kudde geiten in de gaten, die rondloopt op een omheind stuk zandgrond met slechts een paar plukjes gras.
In het naburige dorpje Reciu zijn we getuige van het uitbetalen van pachtgeld: dat gebeurt in de vorm van graan. Het graan wordt nauwkeurig afgewogen en in witte zakken gedaan. Een oude man met snor, een versleten cowboyhoed op en met een enorm dikke buik, haalt zijn graan op met paard en wagen. De houten wagen heeft een driehoekig nummerbord achterop.
De doorgaande weg is niet geasfalteerd en zit vol gaten en hobbels en keien. De oude huizen hebben ramen met metalen rolluiken of houten luiken en zijn soms in felle kleuren geschilderd. Ze zijn aan elkaar verbonden door middel van muren met hoge poorten en daar weer een aparte deur in.
In het oude centrum van Alba Iulia zien we de oude stadsmuur, deels overwoekerd met hoge plukken gras. De imposante orthodoxe kathedraal domineert.
De grote rooms-katholieke kerk ernaast is eveneens fraai. Op een ruim opgezet plein zitten oudere mannen in groepjes op houten banken allerlei spelen te doen: er wordt geschaakt en er worden meerdere varianten domino gespeeld.
Alba heeft een bewaakte stadspoort: een jongeman in uniform met een bajonet op zijn lange houten geweer houdt de wacht. Dat is pas een rustig gevoel.
We zien veel zwerfhonden in de stad en op straat. Het zijn veelal bruine dieren van onbestemd ras, die rustig hun gang gaan en absoluut niet agressief zijn. Ze steken wel op de meest onverwachte momenten over.
Van Alba Iulia rijden we in de richting van Târgu Mureş. We passeren kleine dorpen met verhoudingsgewijs grote kerken, die fraai gevormde torens hebben.
In dorpen en steden zijn de bomen die langs de kant van de weg staan aan de onderkant wit geverfd, tot wel anderhalve meter boven de grond. Zelfs in boomgaarden zien we op deze manier geverfde bomen. We horen later dat Roemenen dit ‘netjes’ vinden staan, maar het is onduidelijk of dat op waarheid berust.
We zien oude vrouwen, in het zwart gekleed en met hoofddoek, diep voorovergebogen in hun tuin aan het werk. Een dode hond ligt langs de kant van de weg, met opgezwollen lijf en met stijve poten in de lucht. Een paard-en-wagen houdt het verkeer op.
Er staan veel lifters langs de weg: jongelui, werklieden, maar ook keurig geklede oma’s met hun kleinkind. We zien fietsers, die op hun veelal te kleine en wankele rijwielen aan de kant van de weg rijden. In de velden zien we vele kleine hooibergen, die er soms uitzien als gehalveerde kerstklokken en andere keren als ingezakte stoofperen waar een paar stokken uitsteken.
In Târgu Mureş parkeren we de auto in een zijstraat in het centrum en kopen parkeerkaarten: per half uur is een kaart nodig. Dat is een soort kraslot, waar je de gewenste datum en tijd wegkrast. Centraal in de stad ligt een parkachtig plein, Piața Trandafirilor.
Eromheen staan hoge oude gebouwen met daken bedekt met kleurige, geglazuurde dakpannen. Er staat een bronzen beeld van een wolvin, die twee baby’s voedt. Het zijn Romulus en Remus, de mythische stichters van Rome.
Het beeld is een geschenk van Rome (en een kopie van het beeld dat in Rome staat) waarmee Târgu Mureş historische banden heeft. Banden die door de communisten in de strijd werden geworpen tegen de claims van de Hongaren, want net als heel Transsylvanië behoorde de stad tot de Eerste Wereldoorlog tot Hongarije
Iets buiten het centrum ligt de hoog gelegen muur van de middeleeuwse citadel, die eigenlijk maar uit één oud kerkje bestaat. Onze tienerkinderen hebben de stad na een tweetal uren wel gezien. We besluiten om het gezellig te houden en de middag te vervolgen in de dierentuin, gelegen aan de rand van de stad. Daar zien we o.a. wolven, bruine beren en lynxen in niet al te grote, roestige kooien.
We vervolgen onze rondreis naar Sighişoara, de geboorteplaats van Vlad Dracul. Deze zeer bloeddorstige heerser, die zijn tegenstanders op wel erg onaangename manier aan hun einde liet komen, stond in zekere zin model voor Bram Stokers romanfiguur Dracula.
Een door houten balken overkapte, steile stenen trap leidt naar de hooggelegen bergkerk, de Biserica din Deal. Het is een indrukwekkend eenvoudig gebouw, in gotische stijl, waarvan de oorspronkelijke bouw in 1345 is begonnen. Het heeft een heel licht en daardoor bijna modern aandoend interieur.
We hebben buiten een mooi uitzicht op de groene heuvels en de rode daken van de huizen beneden ons. Het middeleeuwse centrum van Sighişoara is geheel ommuurd en staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. We lopen over hobbelige klinkerstraatjes, onder metersdikke poorten door.
Grote zwarte lantaarns hangen aan gele, gestuukte muren. We zien bontbeschilderde uithangborden. Er zijn veel souvenirwinkels, waar maskers, mokken, T-shirts, ansichtkaarten en schilderijtjes worden verkocht.
De volgende dag vindt er een Middeleeuwenfestival plaats, dat drie dagen zal duren. In de brandende zon zijn werklui al hard aan het werk om een podium, bestaande uit korte, dikke boomstammen en lange houten planken, in elkaar te timmeren.
Een hond ligt tevreden bij een terras. Er lopen in ouderwetse kledij gestoken stadsomroepers rond, die vrolijke liederen zingen in de taal van de toeristen die ze tegenkomen.
We gaan op weg naar Biertan. Bij het verlaten van Sighişoara zien we een grote witte kerk met torens met grijze koepels.
In de heuvels staan honderden lange stokken in de grond, als soldaten in het gelid. Later zien we dezelfde soort stokken, maar dan met hop dat er tegenaan groeit.
We zien houten kraampjes, waar strengen knoflook en rode uien worden gekocht. Als verticale telramen hangen de uien aan lange stokken. Soms staan er alleen plastic tafels met een parasol, waar wortelen en tomaten op liggen.
We ergeren ons inmiddels ietwat aan de onbesuisde rijstijl van de Roemenen: na minutenlang bumperklevend achter ons aan te hebben gereden halen ze in, desnoods tegen de helling op en in de bocht, om vervolgens pal voor ons weer verder te gaan.
Het laatste stuk van de weg naar Biertan zit vol gaten en voert door een paar armoedig ogende dorpen. De huizen zien er haveloos uit, de lemen wand is zichtbaar onder de afgebladderde verf. Onze auto wordt steeds voorafgegaan door vlak boven de weg scherende zwaluwen, die ons een paar meter voorblijven en dan ineens naar boven schieten. Oude vrouwen verkopen rode bessen in kleine emmers.
Biertan wordt beheerst door de reusachtige kerk uit de vijftiende eeuw, waar een dubbele muur omheen is gebouwd.
Net als in Sighişoara leidt een overkapte trap naar de kerk. Ook hier is het uitzicht fantastisch, met de omliggende beboste heuvels en de groen uitgeslagen rode dakpannen op de daken van de gele huizen.
Braşov, waar we later die dag aankomen, ligt aan de voet van één van de uitlopers van de Karpaten. Hoog op de helling van de donkergroen begroeide berg Tâmpa staat de naam van de stad in witte letters: ze hebben goed gekeken hoe Hollywood dat heeft gedaan! Een kabelbaan gaat steil omhoog.
We willen dit maal een plek buiten een stad om te overnachten en vinden nabij het toeristische Bran een hotel met eigenlijk te veel sterren voor de ouders, maar precies goed voor de kinderen. In Bran lopen hordes toeristen zich te vergapen aan het sprookjesachtige kasteel. Het wemelt in de stad van de restaurants, pensiunea’s en hotels.
We gaan terug naar Braşov, waar we genieten van de flanerende toeristen op Piața Sfatului. Dat is een groot plein met gezellige terrassen, waar hoge parasols staan met de tekst ‘Probably the Best City in the World’, met de naam van de stad in het Roemeens, Hongaars en Duits.
Dit deel van het land is duidelijk tweetalig: we horen de Hongaarse taal veelvuldig en allerhande teksten (op borden e.d.) zijn zowel in het Roemeens als Hongaars geschreven.
We gaan met de kabelbaan naar boven. Daar wordt pas duidelijk hoe groot de letters zijn, die op de berg Tâmpa staan. Braşov ziet er ook vanuit de hoogte prachtig uit met het centrale plein, de vele kerken, de rode daken en de bossen en heuvels rondom.
Wel begint bij mij op de uitkijkplek mijn hoogtevrees parten te spelen, het gaat hier wel erg steil naar beneden. De bossen op de berg vormen een natuurreservaat, waar ook bruine beren voorkomen. Die hebben we tijdens onze wandeling echter niet gezien.
Net als in andere steden in Roemenië, zijn ook in Braşov de verschillen groot. We passeren luxe hotels (met nóg meer sterren als de onze) waar te grote en erg dure auto’s staan geparkeerd.
In het centrum lopen oude vrouwen te bedelen en dat zien we ook meermalen met jonge zigeunervrouwen, met een stel kleine kinderen aan de hand en op de arm. In een paar parken, op straat en op pleinen zien we meerdere bruiloftspartijen, met feestelijk geklede mensen en een stralend bruidspaar als middelpunt.
Er worden kaarsen meegedragen van wel anderhalve meter lang, met een boeket bloemen eraan. Mannen in pak, die glimmend grijze parasols meezeulen, maken foto’s en films. Ergens anders staat een koets met twee paarden en een koetsier op een bruidspaar te wachten.
Het weer begint om te slaan. Op een gegeven moment is de zon, die al dagen onafgebroken heeft geschenen, zelfs helemaal verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor donkere wolken. Het gaat regenen en de temperatuur duikelt omlaag.
We gaan in de richting van Piteşti, via Câmpulung. Een fabelachtig mooie route! Hoge bergen met naaldbomen in de verte, heuvels met laaggelegen dorpjes, glimmende kerktorens, haarspeldbochten.
Na elke bocht weer een verrassing. Langs de kant van de weg zien we kraampjes met grote zoute krakelingen, flesjes limonadesiroop, bramen, frambozen en bessen.
Een zigeunervrouw met blikkerende zilveren tanden en een strak om het hoofd geknoopte doek verkoopt sterk ruikende, donkerbruine, ronde schapenkazen.
De laaghangende bewolking en de flarden mist beginnen de mooie vergezichten tegen te houden. We nemen een kleine weg binnendoor en rijden door dorpjes waar de tijd heeft stilgestaan. Tandeloze mannetjes zitten op een bankje voor hun huis te keuvelen. Grote witte en bruine kippen scharrelen rond in het hoge gras en bij de huizen; blazende ganzen kijken ons boos na.
Een beek met flinke rotsblokken erin klatert naar beneden. De geasfalteerde weg maakt plaats voor een kiezelpad. Omdat dit dorpje niet op kaart staat en we niet goed weten waar de weg naar toe zal gaan, keren we om.
We nemen een andere weg en komen terecht in Călimăneşti-Căciulata. Deze plaats, befaamd om de thermale baden, lijkt alleen te bestaan uit een drukke, doorgaande weg met aan weerszijden grote villa’s, restaurants en hotels. Ook hier zien we dat de bomen aan de onderkant wit zijn geverfd.
Vanuit onze grote kamer in onze villa kijken we uit op donkere heuvels en hoge bergen erachter. Parallel aan de weg stroomt een kalme rivier, de Olt. Erachter loopt de spoorrails en dáár weer achter een weg voor het vrachtverkeer. In één van de restaurants aan de rivier drinken we ijskoud Ursus bier, totdat keiharde muziek ons van het terras jaagt.
We rijden via de ‘7’ richting Sibiu, dat zo’n 70 kilometer verderop ligt. Links van ons is een steile rotswand, rechts stroomt de Olt. Af en toe loopt de treinrails evenwijdig aan de rivier. De oever van de rivier is hier met beton bekleed, waardoor het geheel als een kanaal oogt. In de verte zien we een grote dam.
De heuvels zien er uit als die van een modelspoorbaan: korrelig en groen, met bomen die ieder apart in de helling lijken te zijn geplaatst. We nemen een verkeerde weg en komen terecht in een klein einddorp, Tălmacel. We verstoren er met onze auto de serene rust. Oude vrouwtjes staan midden op de weg te praten.
Een klein meisje met pikzwarte krullen, gekleed in een vaalgrijze jurk, speelt in een provisorische zandbak, tegen een hek aan. Een paard-en-wagen gaat tergend langzaam over de keien. Een grote bruine kip scharrelt rond bij de poort van een huis. Er staat een prachtig kerkje, rijkelijk beschilderd aan de buitenkant.
In het herdersdorp Răsinari zien we een aantal bidhuisjes, waarop mooie, frisse en kleurige fresco’s zijn aangebracht. In het dorp liggen op verschillende plekken verroeste trein- of tramrails, kriskras door de wegen heen.
We komen door Christian, dat niet ten onrechte het ooievaarsdorp wordt genoemd. Langs de doorgaande weg van het dorp staan elektriciteitspalen, bijna allemaal met een ooievaarsnest erop. We zien hier vele tientallen vogels, klepperend op daken, staande op het nest en rondvliegend boven de kerk.
In Sibiu overnachten we in een appartement in een groot statig huis, in een rustige en lommerrijke straat naast het Duitse consulaat. Vanaf ons onderkomen is het maar een paar minuten lopen naar het centrum.
We moeten eerst een drukke weg over, over het zebrapad, en dat zonder verkeerslichten. Er wordt echter keurig gestopt door alle automobilisten. We lopen door een poort in de stadsmuur met een drietal torens, om via de promenade Strada Nicolae Bălcescu op het plein Piața Mare terecht te komen.
Het plein is erg ruim opgezet, met alleen wat bankjes en verder veel duiven. Rondom kleurige gebouwen, restaurants, een kerk en terrassen. Sommige daken, bedekt met vaalrode dakpannen, hebben typerende ‘oogliddakramen’.
Deze dakramen zien we in groten getale door de gehele stad. Het is alsof de gebouwen ons continu in de gaten houden en ons nauwlettend volgen, om oogluikend toe te staan dat we hun mooie stad bekijken.
Het weer knapt op, de zon breekt door en het voelt weer aangenaam aan. Kleine jongens rennen over het Piața Mare om de tientallen duiven te verjagen. Toeristen lopen hand in hand een ijsje te eten. Weer anderen vergapen zich aan de fraaie gevels van de gebouwen, drinken een drankje op een terras of fotograferen elkaar.
Een groep muzikanten uit een Zuid-Amerikaans land maakt aanstalten om op te treden. Op een plein zit een man met een strooien hoed op loterijbriefjes te verkopen.
We rijden via Făget en Lugoj in de richting van Timişoara. Het landschap vinden we wat minder interessant als eerdere delen van Roemenië, het is hier ook beduidend vlakker.
In meerdere dorpjes staan huizen met een bijzonder soort klokgevel, met geglazuurde tegels er tegenaan. In Recaş staan enorm grote villa’s, met zuilen ervoor. Langs de kant van de weg worden rieten manden, grote tuinkabouters en plastic beesten, zoals ooievaars en herten, verkocht.
We verblijven in Şandra, nog geen 50 kilometer van de grens met Hongarije. In het pensiunea valt ‘s avonds de stroom uit, waardoor de avondmaaltijd wat tegenvalt. Het Ursus bier is gelukkig aangenaam koel gebleven. Noroc! Via Lovrin, waar we nog een laatste foto van een leuke kerk schieten, rijden we terug naar de grens met Hongarije.