×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Tunesië

De witte dromedarissen zijn de echte renners

Reisverslag: Angélique Woudenberg
Foto's: Angélique Woudenberg

Rondreis langs hoogtepunten als de Ribat van Monastir, de thermen van Carthago, de medina van Tunis, Kairouan, de uitlopers van de Atlas met kloven en bergoases, de zoutvlakte van Chott el Djerid, de holwoningen van Matmata, de kruidenmarkt van Gabes, Djerba en het amfitheater van El Djem. En een tochtje per dromedaris.

De Ribat van Monastir

Monastir - Port el Kantaoui - Sousse

We bezoeken meteen na aankomst de Ribat van Monastir, een versterkt klooster uit de 8e eeuw langs de Golf van Hammamet. Het moest de moslims beschermen tegen aanvallen vanuit zee. De Ribat bestaat uit een binnenplaats omgeven door kleine cellen waar de soldaten (monniken) sliepen. Op de binnenplaats worden tegenwoordig voorstellingen gegeven.

Voordat we van het uitzicht over Monastir kunnen genieten, moeten we eerst via smalle treden naar boven klimmen en dat valt niet mee. Het is nog heel vroeg, maar het begint al aardig heet te worden.

We lopen naar de overkant van de Ribat waar het mausoleum van oud-president Habib Bourguiba staat. Bourguiba was van 1957 tot 7 november 1987 de eerste president van Tunesië en werd in Monastir geboren.

Hij heeft veel voor het land gedaan, o.a. de onafhankelijkheid van Frankrijk, de modernisering van het land, de invoering van de algemene leerplicht, het verbod op polygamie en de emancipatie van de vrouw. De vrouwen mochten bij voorbeeld geen sluier en hoofddoek meer dragen en dat zullen we de rest van de week ook daadwerkelijk zien.

Het mausoleum bestaat uit drie koepels; twee kleine groene keramiek-koepels en een grote koepel van bladgoud. Onder de gouden koepel ligt Bourguiba begraven. Op de binnenplaats van het mausoleum zien we mooie keramiektegels waarbij de kleuren geel en groen overheersen. Deze twee kleuren staan symbool voor de islam.

We rijden naar Port el Kantaoui, een haventje doet ons denken aan Cap d’Agde in Frankrijk. We krijgen helemaal niet het gevoel dat we in Noord-Afrika zijn.

‘s Avonds wandelen we door het centrum en over de boulevard van Sousse. Het is nog steeds erg warm en druk op straat met groepen Tunesiërs. Het valt ons op dat er alleen maar mannen op de terrasjes zitten. Vrouwen zijn in geen velden of wegen te zien.

De thermen van Carthago

Sousse - Port el Kantaoui - Enfida - Tunis - Carthago - Sidi Bou Said - Tunis (ca 200 km)

We vertrekken al vroeg naar Port el Kantaoui waar we gisterochtend ook waren. We bekijken het havenstadje nu op een andere manier; rond de haven zijn mooie appartementen gebouwd in Moorse stijl, dus spierwit.

In Enfidha bezoeken we een lokale weekmarkt. We hebben het gevoel dat we op een vlooienmarkt lopen. Het is erg druk, rommelig en de mensen schreeuwen. Er is van alles te koop; schoenen, kleding, tapijten, houten deuren, houten bedden, matrassen met opdruk, servies etc.

We zijn gewaarschuwd om de lokale bevolking niet zomaar te fotograferen omdat sommigen dit als het boze oog zien. Dat is wel jammer, want we zien vrouwen lopen in omslagdoeken (een soort jas om de kleding te beschermen) met gigantische oorbellen in het oor, tatoeages op het gezicht en verweerde gezichten.

We rijden naar de hoofdstad Tunis waar we het Bardomuseum bezichtigen. Het is van oorsprong een paleis. De zalen waarin we de mozaïeken kunnen bewonderen, bevinden zich in de voormalige harem van het paleis, versierd met mooie plafonds en kroonluchters.

Na de lunch rijden we naar Carthago. De reisleidster vertelt over de verschillende soorten begroeiing. Er groeien hier geen kokosbomen, maar dadelpalmen die we vooral in de oases zullen zien. De eucalyptusbomen langs de weg hebben de functie om de lucht te zuiveren van de uitlaatgassen en om erosie tegen te gaan. De olijfbomen, die ‘citoena’ worden genoemd, ziet men als heilige bomen. De cactussen hebben eveneens de functie om erosie tegen te gaan en ze worden als natuurlijk prikkeldraad gebruikt.

In Carthago rijden we een moderne villawijk binnen waar zich de voormalige thermen uit de romeinse tijd bevinden. We zien eerst op een maquette hoe de thermen er oorspronkelijk uitzagen. Als we de ruïnes zien die zijn overgebleven, kunnen we ons niet voorstellen dat dit vroeger thermen waren.

Aan de linkerkant van de thermen staat het paleis van de huidige president Zine El Abedine Ben Ali en we mogen hier ab-so-luut niet fotograferen.

Vervolgens rijden we naar het kunstenaarsdorpje Sidi Bou Said. Het dorpje staat bekend om de kleuren blauw en wit; witte huizen met blauwe deuren, vensters en ijzeren rasters. De kleur wit beschermt tegen de hitte en de kleur blauw is bedoeld om de insecten te verjagen. De hitte tegenhouden vinden we geen gek idee, het is weer bloedheet. We hebben hier mooi uitzicht over de haven en de Golf van Tunis.

De medina van Tunis

Tunis - Kairouan (ca. 175 km)

‘Saba el chir’ oftewel: goedemorgen. We vertrekken al vroeg naar de medina van Tunis. Dit is de oude Arabische stad. De bus zet ons af in de hoofdstraat, de Avenue Habib Bourguiba. Aan het einde van de straat ligt de poort van de oude stad.

Achter deze poort, de Porte de France, ligt een plein en daarachter de medina. Binnen de medina liggen de soeks (markten). Er zijn twee ingangen: de linker is voor de toeristen interessant. In deze straatjes kun je souveniers afdingen.

De rechteringang is interessant voor de Tunesische bevolking. Hier kan men stoffen, schoenen, linnengoed kopen of henna op de handen of voeten aanbrengen.

We besluiten eerst de linkeringang te nemen. We lopen door een nauw steegje naar boven en links en rechts zien we nog meer kleine straatjes. Bij het passeren van de winkeltjes horen we continue het roepen van verkopers: ‘Maroc, Portugal, Spain, Egypt’ omdat zij willen weten waar we vandaan komen. Zodra we zeggen dat we uit Holland komen, zijn ze niet meer geïnteresseerd. De verkopers zeggen dan bijna allemaal in het Nederlands: ‘Kijken kijken niet kopen’. Eén verkoper zegt zelfs: ‘Hollanda no kapital’ met andere woorden: Nederlanders hebben geen geld.

Na een uur hebben we het gezien en het is weer snikheet. We lopen op ons gemak door de moderne brede hoofdstraat Avenue Habib Bourguiba. We zien moderne gebouwen, veel banken, vrouwelijke politie-agenten en modern geklede vrouwen zonder sluier en hoofddoek. Op de terrasjes zitten nog steeds alleen maar mannen.

Het café heeft naast een sociale functie ook de functie van uitzendbureau. Werkgevers gaan naar het café om personeel te werven. Hier horen de mannen ook het nieuws, omdat zij thuis geen radio, tv of krant hebben. De oudere generatie is vaak nog analfabeet. In het café wordt de krant voorgelezen zodat zij op de hoogte blijven.

Op de rotonde waar de bus staat, staat een grote klok in het midden. Hier stond een standbeeld van de oude president, maar sinds 7 november 1987 heeft men op drie na alle standbeelden van Bourguiba weggehaald en in de plaats daarvan grote kokken neergezet of een beeld met het cijfer 7. De 7 staat voor de dag dat de huidige president Ben Ali aantrad.

We vertrekken richting het zuiden naar de 4e heilige stad van de islam, Kairouan. De andere heilige steden zijn Mekka, Medina en Jeruzalem.

Vroeger was Kairouan een karavaanplaats. Kairouan betekent dan ook Karavaan. Eén van de vijf zuilen van de islam is dat iedere moslim tenminste eenmaal in zijn leven een pelgrimstocht naar Mekka moet maken. Aangezien het niet voor iedereen mogelijk is, kan men in plaats daarvan zeven maal de heilige stad Kairouan bezoeken.

Niet-moslims mogen de Grote Moskee Sidi Oqba bezoeken buiten de gebedstijden maar nooit op de vrijdag wanneer er erediensten worden gehouden.

Deze moskee is het heiligste gebouw in Tunesië en ziet eruit als een vesting. Bij de ingang kun je een omslagdoek huren als je schouders en knieën niet bedekt zijn.

De grote binnenplaats is omringd door poortjes. Vijfmaal per dag wordt via een cassettebandje opgeroepen tot gebed door luidsprekers in de 35 meter hoge minaret. De gebedszaal is bekleed met tapijten en matten en niet-moslims mogen niet naar binnen.

De preekstoel en gebedsnis zijn gericht naar de heilige stad Mekka. Rechts voor de minaret staat een zonnewijzer.

We bezoeken het mausoleum van Sidi Sahbi, letterlijk ‘mijn vriend’ en dat slaat op de vriend van de profeet Mohammed. Deze vriend is in Kairouan gestorven en ligt hier in een kist bedekt met een groen kleed. De legende luidt dat de barbier Sidi Sahbi zijn hele leven drie haren uit de baard van Mohammed bij zich heeft gedragen. We mogen alleen voor de ingang de kist bekijken.

Rondom de binnenplaats zien we mooie keramiektegels en een aantal deuren waar we niet in mogen. Achter één van die deuren worden pasgeboren baby’s gezegend en jongetjes besneden.

Door een dor steppelandschap

Kairouan - Sbeïtla - Tozeur ( ca 350 km)

Vanaf Kairouan rijden we richting het zuidwesten naar Sbeïtla. Onderweg zien we een dor landschap zonder bomen waar alleen kort gras groeit (grassteppe), drooggevallen rivierbeddingen en in plaats van auto’s zien we af en toe een ezel die een kar trekt met daarop gezinnen of materialen.

Vooral in Midden- en Zuid-Tunesië beschikt de bevolking niet over stromend water, vandaar dat we hier en daar ook vrouwen zien lopen met een emmer om water uit de waterput te halen.

We maken een wandeling door de voormalige Romeinse stad Sufetula, het huidige Sbeïtla. We zien de ruïnes van het voormalige dorpje, een gat dat ooit een toilet is geweest, een voormalig bordeel en aan de rechterkant van de Romeinse poort ruïnes van winkeltjes aan de ‘hoofdstraat’ van Sufetula. De Romeinse poort heeft drie ingangen die alle drie de toegang vormen tot de marktplaats oftewel het Forum.

Op de autoweg richting Tozeur zien we zandverstuivingen die ontstaan doordat de sirocco (een hete krachtige wind vanuit de Sahara) vrij spel heeft in dit onbegroeide gebied.

In Tozeur vallen de bakstenen gebouwen op. Heel anders dan de huizen van leem. We brengen een bezoek aan het museum Dar Cherait. Het is gebouwd in de vorm van een Tunesisch huis met verschillende kamers rondom een binnenplaats betegeld met keramiek.

In elke kamer wordt iets typisch Tunesisch uitgebeeld: mannen die zich wassen in de hammam (badhuis), vrouwen in de keuken, poppen die henna op de handen en voeten aanbrengen, een Tunesische bruid, vitrines met daarachter sieraden, gebruiksvoorwerpen, kleding etc.

Op straat zien we veel vrouwen lopen met een zwarte omslagdoek met een witte of blauwe rand, de zogeheten sefsari’s. Dit heeft niets met de islam te maken, maar het doet dienst als bescherming voor de kleding, een soort jas dus.

We maken een koetstochtje door de oase van Tozeur, een bos vol dadelpalmen. Na een ritje van ongeveer een kwartier maken we een korte wandeling door de oase met een Tunesische gids. Hij vertelt over wat er groeit: bananen-, vijgen-, citroen- en mandarijnbomen en natuurlijk dadelpalmen.

We krijgen ook een demonstratie van een oude man die snel naar de top van een dadelpalmboom klimt om te laten zien hoe hij de dadels plukt.

Door de uitlopers van de Atlas

Tozeur - Tamerza - Chebika - Chott el Djerid - Douz (ca 200 km)

‘ s Ochtends vertrekken we met zes landrovers naar de verlaten bergdorpjes Chebika en Tamerza. We delen de landrover met drie medereizigers. Lekker luxe, in de andere landrovers zitten 6/7 personen.

Onze chauffeur Sammi heeft er zin in vandaag. Zodra we op de snelweg komen, scheurt hij met 130 km per uur, ook op de steile weggetjes naar boven. Hij zingt onderweg Arabische liedjes.

We hadden niet verwacht dat de wegen zo goed zouden zijn. Af en toe rijden we wel over een hobbel, maar de chauffeur waarschuwt ons tijdig door met zijn handen op de dashboard te klappen. Zodra we de hobbel zijn gepasseerd, roept hij: ‘Very good, very nice, very easy, chickie chickie easy.’

We rijden langs de uitlopers van het Atlasgebergte en in de verte zien we de grens tussen Tunesië en Algerije. De eerste fotostop is in het verlaten dorpje Tamerza. Hier werd een gedeelte van de film ‘The English patient’ opgenomen.

De volgende twee fotostops zijn bij een bergoase met watervalletje en de 150 meter diepe Seldja-kloof.

Op de terugweg naar Tozeur scheurt onze chauffeur weer met 130 km per uur. En jawel, we worden aangehouden door de politie.

Het rijbewijs van de chauffeur wordt ingenomen. Hij krijgt het na een kwartier terug met een waarschuwing. Na de controle rijdt hij 70 km per uur, maar als de politie niet meer in zicht is slaat hij plotseling linksaf een onverharde weg op met losse stenen en met een snelheid van 130 km per uur.

Eerst is het wel avontuurlijk, maar als je heen en weer schudt en letterlijk omhoog vliegt zonder gordel om, hoop je dat je veilig aankomt.

God zij dank duurt dit ritje niet lang en het blijkt dat we 5 km hebben afgesneden.

‘s Middags vertrekken we vanaf Tozeur via het zoutmeer Chott el Djerid en Kebili naar de toegangspoort van de Sahara Douz.

De Chott el Djerid is de grootste zoutvlakte van Tunesië. Wij hadden een uitgestrekte witte zoutvlakte verwacht.

Het is helaas een bruine uitgestrekte vlakte met langs de weg geulen met verschillende kleuren water: roze, paars en lichtblauw. Deze kleuren hangen af van de mineralen in de grond.

We stappen uit en mogen onze handen wassen in het zoute water. Het water maakt de handen zacht en is goed tegen eczeem.

Aan het einde van de middag moeten we onze djelleba en hoofddoekje halen bij het winkeltje in het hotel. De verkoper helpt ons en wikkelt het hoofddoekje helemaal om mijn gezicht, zodat je alleen mijn ogen kunt zien.

We lopen naar de dromedarissen die ons staan op te wachten. Er zijn veel groepen aanwezig met elk een andere kleur hoofddoek. Er zijn witte en bruine, oude en jonge dromedarissen aanwezig. De witte dromedarissen zijn de echte renners en de bruine zijn meer voor het zware werk op de rug.

Ik neem een jonge, bruine dromedaris. Voordat we op de dromedaris kunnen gaan zitten, moeten we onze djelleba eerst omhoog tillen en direct de teug van het zadel goed vasthouden. Het opstaan van de dromedaris lijkt eng, maar valt best mee. In een rustig tempo lopen we een half uurtje over het witte Saharazand.

De holwoningen van Matmata

Douz - Tamazret - Matmata - Medenine - Eiland Djerba - Guellalla - Houmt Souk ( ca 300 km)

Vandaag verlaten we de Sahara en vertrekken richting het holendorp Matmata. Het wordt een lange rit. We rijden eerst door een oneindig lijkende steenwoestijn.

Voordat we de ondergrondse holwoningen van Matmata gaan bezichtigen, stoppen we om het maanlandschap met kraters van bovenaf te fotograferen. Elke krater is een huis. In het verleden zijn hier opnamen gemaakt voor de films ‘Raiders of the Lost Arc’ en ‘Stars Wars’.

In Matmata bezoeken we de familie van Fatma. Moeder, zoon, dochter en kleinkinderen zijn Berbers en leven hier echt. De holwoning heeft een soort toegangspoort, oftewel de voordeur. Daarboven zien we twee afbeeldingen; één van de hand Fatma en een van een vis. De Fatma is een hand met vijf vingers. De vijf vingers stellen de vijf zuilen van de islam voor en beschermen tevens tegen onheil en het boze oog. De vis leeft onder water en geeft het boze oog ook geen toegang.

Vervolgens lopen we via een donker tunneltje naar de binnenplaats waar moeder Fatma ons hartelijk welkom heet. Zij heeft voor ons een aantal deuren open gezet waarachter wij een kijkje mogen nemen. We zien een klein keukentje, slaapkamer, woonkamer met tv en elektriciteit. Zij hebben alleen (nog) geen stromend water en zijn afhankelijk van de waterput.

De kamers grenzen alle aan de binnenplaats en boven de kamers is nog een verdieping die men vroeger gebruikte als opslagplaats. In de kamers zien we ook nisjes waarop spullen staan uitgestald. De bedden en banken zijn gemaakt van leem.

In de zomer schijnen de holwoningen lekker koel te zijn. En in de winter aangenaam warm. We geven de moeder wat geld. De familie leeft namelijk van de fooien van de toeristen.

We rijden door het dorpje Matmata Nouvelle, het nieuwe Matmata. Hier leven voormalige holbewoners in gewone huizen. President Bourguiba vond dat de holwoningen het landschap verpestten en dat de bewoners maar in normale huizen moesten gaan leven. Toch zijn veel holbewoners weer teruggekeerd naar hun hol.

De Berbers zijn het oudste volk van Tunesië en hadden oorspronkelijk blond haar en blauwe ogen. Zij hebben nog steeds een eigen gesproken taal, maar niet in schrift. Nu vormen zij nog 3 à 4 procent van de totale Tunesische bevolking.

Tegenwoordig hebben de Berbers zich vermengd met de Tunesiërs die van oorsprong donker haar en donkere ogen hebben.

We rijden over de autosnelweg G1 die loopt van Tunis naar Caïro en ongeveer 3000 km lang is. Libië is niet zo ver vanaf dit punt, vandaar dat we hier veel vrachtwagens uit Libië zien rijden.

Langs de weg zien we kraampjes met jerrycans gevuld met benzine. Die kun je met winst in Tunesië doorverkopen, omdat de benzine in Libië stukken goedkoper is dan hier.

We maken een extra stop in de stad Médenine. Dit was vroeger een opslagplaats voor goederen uit Libië en Afrika ten zuiden van de Sahel. De handelswaar werd opgeslagen in de zogeheten ghorfa’s die rond een binnenplaats liggen, ook wel ksar genoemd.

Vanaf Médenine rijden we naar het eiland Djerba, ongeveer 74 km. Het eiland kun je op twee manieren bereiken, per veerpont en over de weg via de Romeinse dam. Dit laatste doen wij. Langs de weg zien we een waterpijpleiding die het eiland vanaf het vasteland van water voorziet. Aan de rechterkant zien we de Golf van Gabes.

Djerba wordt ook wel ‘het eiland van de Lotuseters’ genoemd en ‘pottenbakkerseiland’. Dat laatste slaat op het pottenbakkersdorp Guellalla.

Na de lunch bezoeken we een werkplaats in Guellalla. We zien hoe een man een schotel en een kruik maakt en kunnen in het winkeltje allerlei producten kopen, zoals kopjes en schotels, tegels etc.

In de hoofdstad Houmt Souk krijgen we twee uur om te shoppen. We hadden meer van deze hoofdstad verwacht waarvan de naam letterlijk marktplaats betekent. We zien een mini-passage, twee pleintjes met terrasjes en natuurlijk souvenirwinkeltjes met dezelfde prullaria. We zijn snel uitgekeken.

Oorspronkelijk zouden we ook de synagoge bezoeken, maar sinds de aanslag van april 2002 is dit onderdeel uit het programma geschrapt. De reisleidster vertelt wel een legende over de synagoge: ‘Vroeger leefde er een mooi meisje op Djerba. Men wist niet precies welke religie zij had. Op een dag sloeg de bliksem in in haar huis. Alles was verbrand behalve het lichaam van het meisje. Zij had een glimlach op haar gezicht waardoor de bewoners van Djerba dachten dat zij heilig was. Op deze plek staat nu de synagoge.’

Terug naar het hotel rijden we langs de typische huizen op Djerba, menzels genaamd. Dit zijn ver uit elkaar staande huizen zonder vensters. De huizen zijn spierwit en lijken op de huizen in Sidi Bou Said.

De oorspronkelijke bevolking van Djerba is klein en heeft een hoog, bol voorhoofd. Een aparte traditie is dat de vrouwen een witte sefsari (omslagdoek) dragen met een oranje rand en een strohoed.

Afgehakte koeien-, schapen- en geitenkoppen

Djerba - Gabes - Sfax - El Djem - Sousse (ca. 300 km)

We vertrekken zeer vroeg naar Adjim waar we met een veerboot naar het vasteland varen. De overtocht duurt ongeveer twintig minuten en helaas laten de dolfijnen zich niet zien.

We rijden naar Gabes. Dit is na Tunis, Sfax en Sousse de vierde grote stad van Tunesië en dat merken we meteen aan het chaotische verkeer.

We bezoeken de overdekte kruidenmarkt waar men kruiden, hennapoeder, etherische oliën, sieraden, rieten manden, slippers en de echte sjisja’s (waterpijpen) verkoopt.

Achter de hoofdstraat lopen we in een straatje waar men alleen groenten en fruit verkoopt. In een ander straatje alleen kleding en schoenen.

Daarachter ligt een straat met slagers waar we afgehakte koeien-, schapen- en geitenkoppen zien liggen met de ogen en tanden er nog in. Bij één van de koeienkoppen zien we het bloed er afdruipen.

Gabes heeft als enige stad in Tunesië een zee-oase. De dadels zijn hier van minder goede kwaliteit, omdat de dadelpalmen in zout water groeien. Tevens groeien er in Gabes veel hennaplanten, vandaar dat men de markt ook wel de hennamarkt noemt.

We rijden naar Sfax, de tweede grote stad van Tunesië en het centrum van fosfaatwinning. Langs de weg zien we ook diverse ‘wegrestaurants’ voor de locals die je kunt herkennen aan het dode dier dat voor de zaak hangt.

Buiten staat een barbecue waarop het vlees direct wordt gegrild, bijvoorbeeld van een dromedaris. De dromedaris wordt op veel manieren gebruikt: de melk wordt gedronken na de bevalling van een vrouw, van de huid maakt men tassen, van de wol maakt men dekens en de drollen worden verbrand om de insecten te verjagen.

Onze laatste stop op deze rondreis is bij het amfitheater van El Djem, het voormalig romeinse colosseum Tsydrus waar vroeger gladiatorengevechten werden gehouden en later criminelen voor de leeuwen werden geworpen.

Het amfitheater bood in de romeinse tijd plaats aan ongeveer 35.000 bezoekers die zich konden ‘amuseren’ op de vele tribunes die overigens nog goed bewaard zijn gebleven. We krijgen een korte rondleiding en de reisleidster wijst de voormalige leeuwenkooien en drinkbakken aan. Tegenwoordig worden hier in de zomer openluchtconcerten gegeven. Na Rome is dit het grootste Colosseum ter wereld.

In Sousse maken we ‘s avonds nog een laatste wandeling door het centrum en over de boulevard.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win