Met de auto via Zweden naar Zuid-Noorwegen voor een rondreis langs staafkerken (stavkirker). Tussen 1100 en 1300 zijn in Noorwegen 1000 van deze typische houten kerken gebouwd. 28 bleven bewaard en negen daarvan worden bezocht tijdens een reis van Hamar door de ruige landschappen van Strynefjell, Geirangerfjord en Trollstigvei. Via Ålesund en de groene eilanden Giske, Godøya en Valderøya langs gletsjer Jostedalsbreen naar Bergen en over de Hardangervidda naar Oslo, waar in het Norsk Folkemuseum ook een staafkerk staat.
In twee dagen rijden we met de auto vanuit Nederland naar Stockholm. We overnachten op een ‘vergane glorie-camping’ aan een meer in Jägersbo. Met een vette frietkraam op wielen bekomt ons nog niet het echte ‘Zweden-gevoel’.
Vanaf Jägersbo is het nog 600 km naar Stockholm. Via de E4 rijden we langs Ljungby, Jönköping, Linköping en Norrköping. Het schiet niet echt op maar is wel een leuke route om te rijden.
In Stockholm rijden we naar camping Stockholm Ängby in Bromma; vlakbij de camping is een metro naar T-centralen, hartje Stockholm.
Gamla stan is de oude stad, met huizen uit de 17e en 18e eeuw. Niet voor niks is dit het meest toeristische stuk. Stortorget (het grote marktplein) is de ideale plek voor een koffie. Bij het Kungliga Slott, het werkpaleis van de Zweedse koning, komen we net op tijd voor de wisseling van de wacht.
Via het parlementsgebouw Riksdagshuset gaan we de Stockholmse Kalverstraat in; Drottninggatan. Zo mooi als de oude binnenstad is, zo lelijk is dit. Alleen het warenhuis Åhléns is een bezoek waard, met typisch Zweeds design van o.a. Marimekko en Arabia.
Uiteindelijk lopen we weer richting het oude centrum. Norrmalm is niet zo leuk, met name de gebouwen zijn hier minder, de meeste zijn gebouwd tussen 1940 en 1970.
We komen te laat bij het Moderna Museet op het eiland Skeppsholmen, maar de buren van het Arkitekturmuseet zijn nog wel geopend: indrukwekkende ruimte met een overzicht van de Zweedse bouwkunst, mooie presentatie op lange witte tafels met grote witte bureaulampen.
‘s Avonds bezoeken we een soort beachclub naast de camping. Opvallend is hoe de Zweden het weer benaderen: het is al behoorlijk fris en ze blijven met blote armen en benen lopen. Waarschijnlijk kunnen ze nog lang genoeg truien dragen.
Via Strandvägen (mooie boulevard met bijzondere panden) lopen we de volgende dag naar de Kaknästornet, een lelijke 155 m hoge betonnen televisietoren met een prachtig uitzicht over Stockholm.
Vervolgens naar het Vasamuseet. De Vasa was het grootste, machtigste en mooist opgesmukte oorlogsschip ter wereld. Op haar maiden trip zonk ze in enkele minuten omdat ze te zwaar was beladen. Nu is het schip te bewonderen in een mooi gebouw dat als het ware om het schip is heen is gebouwd. Die Zweden weten wel hoe dat moet, een tentoonstelling vormgeven.
Veel Stockholmse zaken blijven onbekeken, reden om nog eens terug te keren. Onze campingburen hebben bijvoorbeeld op een boot tussen de eilanden voor de kust gevaren. Stockholm zelf is gebouwd op 14 eilanden.
De volgende dag pakken we Drottningholm nog even mee, het woonpaleis van de koning. De tuinen zijn groen maar we missen de bloeiers. Het paleis schijnt een indrukwekkend interieur te hebben, daar nemen we de tijd niet voor, want Dalarna is vandaag ons eindpunt.
Wel bekijken we nog het Kina Slott; een Chinees paviljoen. Busladingen Chinezen fotograferen er driftig op los.
Via de 70 rijden we naar Mora aan het Siljanmeer. In de omgeving van het Siljanmeer is het Zweden dat je kent van de boekjes: gele koolzaadvelden en de rode houten huizen. Veel naaldbossen en berkenbossen.
Maar de afslag Nusnäs is de absolute topper. Wat een prachtig landschap. En hier woont de Dalahäst, het houten paard dat het symbool is van de provincie Dalarna.
In Nusnäs zijn twee paardjesmakerijen; Nils Olsson en Grannas. Bij Olsson is het een echt productieproces, maar nog wel ambachtelijk. Bij Grannas is het werk wat verfijnder, worden de paardjes geverfd met milieuvriendelijke verf en zijn de kleuren helderder.
Mora is een leuk plaatsje met mooie gebouwen en ambachtelijke winkels waar druk geborduurd, gekantklost en gebreid wordt.
We bezoeken ook nog het Orsa Grönklitt-berenpark. Hier zitten de beren in hun natuurlijke omgeving. Dat is gelijk ook het nadeel; geduldig wachten totdat de dieren tevoorschijn komen. We zien enkel de bruine beren, de lynxen en wolven laten zich niet zien.
Op naar Hamar. Via de 45 richting Malung en dan via Värnar de 62 op richting Sysslebäck. Veel naaldbossen, daarna veel stukken met glooiend landschap, rode huizen en verkeersborden met elanden.
Hier schreef Selma Lägerlof haar boek over Nils Holgersson. Inderdaad, je ziet Nils hier zo zitten. We spreken een Duitser die hier een restaurant heeft. Hij vertelt dat dit een zeer geliefd wintersportgebied is, alleen maakt hij zich zorgen over de natuur. Elk jaar wordt het eerder voorjaar en smelt het ijs sneller.
Bij S. Finnskoga, een gehucht van niks, steken we de grens met Noorwegen over. Via Flisa en Elverum rijden we naar Hamar.
Van veraf zie je het Vikingskipet al liggen. De Olympische schaatshal heeft de vorm van een omgekeerd vikingschip. In de hal zien we de plek waar Mart Smeets en Ria Visser commentaar geven, de tribunes en de kleedruimten van de schaatsers. Op de grote parkeerplaats is een soort uitkijkpunt.
Via Lillehammer, waar je van veraf de Olympische skipiste ziet liggen, rijden we naar Ringebu. Daar vinden we een camping aan het meer van Losna.
We bekijken bij het vallen van de avond alvast de nabijgelegen staafkerk. Dit is de eerste staafkerk op onze reis. Wat een prachtig exemplaar, met rode toren. De kerk ruikt naar geïmpregneerd hout en staat te schitteren in de avondzon. De kerk dateert uit 1220.
Het interieur is bijzonder kleurig beschilderd en door al het hout is de akoestiek ook heel bijzonder. Fijn is het dat ze bij elke staafkerk een beschrijving hebben van de bijzonderheden van de desbetreffende kerk. Zo kun je je nog beter een voorstelling maken van deze bijzondere Noorse bouwwerken.
Tussen 1100 en 1300 zijn in Noorwegen 1000 staafkerken (stavkirker) gebouwd, waarvan slechts 28 bewaard zijn gebleven. Het zijn houten kerken uit de periode waarin het christendom in Scandinavië werd verspreid, die zijn opgebouwd uit rechtop staande palen.
We rijden via Otta (E6) naar Vågåmo. Daar bezoeken we de staafkerk van Vågå. Naast de kerk staat nog een bijzondere schuur, in een hoge smalle vorm.
Daarna is de derde staafkerk aan de beurt, die van Lom. Hier staan de touringcars voor de deur. Niet voor niks, want het is een bijzonder fraai exemplaar.
De kerk dateert uit circa 1240 en heeft nog drakenkoppen op het dak, wat erop duidt dat het een ouder exemplaar is. De draken verjagen de boze geesten.
Met name de ronde kant van de kerk is erg mooi. Buiten de gemetselde omheining heb je het beste zicht op de kerk.
Helaas moeten we het Rondanepark en Jotunheimen overslaan, het weer is slecht (regenbuien) en het uitzicht nul door de bewolking. We rijden door naar de Geirangerfjord. Onderweg zien we de eerste eland, een vrouwtje.
Het landschap verandert nu snel: grote rotsformaties doemen op en er staan geen bomen meer, alles is groots en weids.
De Geirangerfjord is natuurlijk het bekendst, maar zeker zo mooi en indrukwekkend is de verstilde vlakte op de Strynefjell, vlak voordat je naar beneden kunt rijden.
Dan volgen 20 haarspeldbochten naar het beschutte fjorddal. Tussen de buien door zetten we de tent op bij camping Vinje. In regenkleding lopen we verder het dal in en bekijken de oevers van het bekende fjord en het dorp Geiranger.
De volgende ochtend rijden we naar het dal voor de veerboot naar Hellesylt. De boekjes beloven veel moois, niet voor niks staat dit fjord op de lijst van de UNESCO. Een bandje op de boot vertelt over de omgeving. Toegegeven, het is een mooie tocht, maar zo overweldigend als het natuurschoon van gister vinden we het ook weer niet.
Via Hellesynt rijden we naar Liabygda en vandaar naar Valldal. Vervolgens naar de Trolstigvei; eigenlijk is het om, maar dit moet je een keer gereden hebben. De omgeving van Stigrøra is adembenemend. Het is ruig en er groeit alleen mos.
Het uitkijkplatform Trollstigheim is ook bijzonder mooi (je moet dan wel de touringcars en de vele souvenirkramen wegdenken).
De Noren zijn een bruut volk; naast dat ze nog steeds walvissen doden, verkopen ze hier ook geweien waar nog hertenvacht aanzit. Achter een souvenirwinkel zien we een Noor de geweien ‘onthoofden’.
De Trollstigvei ben je zo afgedaald, prachtige weg, maar het gebied voor de Trollentoppen is zeker zo indrukwekkend.
Via Åndalsnes rijden we naar Ålesund en zoeken een plekje op camping Prinsen. Omdat de camping ook aan de kust ligt hebben we daar een goed uitzicht op Ålesund.
Ålesund is vooral bekend vanwege haar unieke architectuur. In 1904 brandde zowat heel Ålesund af en werd vervolgens herbouwd in Jugendstilstijl. Indertijd een populaire bouwstijl in de rest van Europa. Hier ontstond dus de Noorse variant. Bovendien is Ålesund één van de weinige stenen steden van Noorwegen.
Hier ook veel ambacht; onderweg lopen we binnen bij een glasblazerij. Bij Invit aan de Apotekergt is het fijn vertoeven tussen hip Ålesund, dit is een moderne interieurwinkel waar je bovendien heerlijk kunt eten op een terras op het water.
Na 418 treden de heuvel Aksla op is er een mooi uitzicht over de stad en de omgeving.
Later in de middag rijden we via een toltunnel (hoge tol) naar de eilanden Giske, Valderøya en Godøya. De tunnels zijn steil en slecht verlicht. Giske is een eiland met grazige groene weiden en kleurige houten huizen.
We bekijken het Giske kyrkje; een klein wit kerkje gebouwd van marmer en beschilderd met witte kalk om het te beschermen tegen de zeelucht. De binnenkant is voorzien van kleurig houtsnijwerk.
Op Godøya, het volgende eiland, ook weer grazige groene weiden. In de achtertuin van een gekleurd huis staat een vuurtoren; Høgstein fyr. De vuurtoren is rond en zeer eenvoudig, maar wat een prachtige omgeving. Hier kun je zomaar een uurtje zitten niksen en genieten van het uitzicht. Dit keer in de stralende zon.
We rijden een rondje over Godøya en dan door naar het eiland Valderøya. Daar gaan we naar de grot Skjonghellaren. Aangekomen bij de ingang moet je zo’n 70 meter kruipen door een donkere, vochtige grot. Dan kun je tekeningen zien van zo’n 25.000 jaar geleden. Wij zien er vanaf, zonder zaklantaarn is het niet te doen.
De volgende dag rijden we via Ørsta en Volda naar Austefjord. We kunnen ook met de boot gaan maar dit is een bijzonder mooie route langs typisch Noorse landschappen met groene weiden en diepe fjorden.
Bij Lote nemen we de veerboot, de weg naar Skei is ook de moeite waard. Via mooie wegen, veel tunnels en de gletsjer van Jostedalsbreen rijden we naar Borgund.
Onderweg komen we nog langs de staafkerk van Kaupanger. Dit is bijna de meest basic vorm van een staafkerk. Toevallig is er een trouwerij aan de gang, mensen in Zuid-Noorse klederdracht komen net de kerk uitgelopen.
Met de veerboot steken we over naar het Laerdal. Bij de staafkerk van Borgund is een informatiecentrum over de geschiedenis van de staafkerken.
Borgund is zeer de moeite waard, de kerk uit 1180 is echt geweldig. Hij ligt mooi tegen een heuvel in het groen. Dit is een oorspronkelijk model; zonder ramen en banken aan de binnenkant. Bijzonder is de buitengalerij.
Naar Bergen wordt het een tunnelrijdag. Van Borgund door het Laerdal richting Voss. We rijden door de Laerdaltunnel, met 24,5 km de langste straattunnel ter wereld. Ten opzichte van de andere tunnels is er dan ook werk van gemaakt. Goede verlichting en drie stopplaatsen die bijzonder verlicht zijn.
Bij het Undredal gaan we even van de weg om het kleinste staafkerkje van Noorwegen te bekijken. Het kerkje ligt erg afgelegen. Na wat geslinger en geloop zien we het mini-kerkje van 3,7 meter breed uit 1147. Het is niet meteen herkenbaar als staafkerk en de herkenbare geur ontbreekt ook, de kerk is namelijk wit geschilderd.
Onderweg komen we de afslag tegen naar Flåm (spectaculaire spoorlijn) en Naerøyfjord (zeer smal fjord, ook al werelderfgoed). We moeten echter keuzes maken en gaan door naar Voss, dé wintersportplaats van Noorwegen. In de verte zie je de afdalingen al liggen. We eten bij Indremisjonskafeen. Alle ouden van dagen van Voss komen hier eten, een soort kerkelijke MacDonalds.
Dan bekijken we nog de Vangskyrkja-kerk van Voss. Het is een romaanse kerk uit circa 1271. Het interieur is zeker het bekijken waard. De schilderingen zijn een verhaal apart. De schilder was nog niet echt vaardig; de engelen op het plafond zijn mislukt en de apostelen op het koor kijken scheel en kloppen proportioneel ook niet. Het overige schilderwerk in de kerk is prachtig en gedaan door een leerling van Rubens.
We vinden een plek op Lone Camping in Haukeland, 20 km van Bergen. Mooie omgeving en er gaat regelmatig een bus naar het centrum van Bergen.
We gaan met de Fløibanen (tandradbaan) naar de top van de berg Fløyen op 320 m hoogte, vanwaar je de plattegrond van Bergen in levende lijve ziet. We bereiden ons voor op een dag met veel toeristen; het stikt van de bejaarden en Duitsers in touringcars. Overal lange wachttijden en overal flitsende camera’s.
De Mariakerk is helaas gesloten. De Rosenkrantztårn is wel geopend. Hier is te zien hoe erg de stad 1944 is verwoest door de ontploffing van een Nederlands munitieschip in de haven. Vanaf de toren heb je een mooi uitzicht over de stad, Håkonshal heeft een mooie donkerhouten dakconstructie. Beide gebouwen zijn diverse keren herbouwd.
Bryggen (de kade) is het gezicht van Bergen. Bergen is een oude Hanzestad (vis en granen). Doordat de huizen van hout zijn en er in 1702 en 1955 flinke branden hebben gewoed zijn flinke delen herbouwd. Slechts enkele kelders zijn nog oorspronkelijk en 1 huis; Finnegård.
Met deze wetenschap is Bryggen wel indrukwekkend, maar ons bekruipt het gevoel van een decor, het is gewoon een goede reconstructie. Op de vismarkt (prullenmarkt) is het één en al toeristengedoe, we hebben dat snel gezien.
Via Utne nemen we de veerboot naar Kinsarvik (kan eventueel sneller via Brimnes). Eidfjord ligt mooi aan het einde van de Hardangerfjord en heeft een eigen fjord: de Eidfjorden. We moeten de tent in de stromende regen opzetten.
We zitten op een visserscamping: overal staan hengels en ruik je verse vis. Van onze Duitse buurmannen krijgen we vier dikke makrelen voor het avondeten.
Nadat het de hele nacht heeft geplensd is het de volgende morgen droog en rijden we naar de Hardangervidda. Vanaf Dyranut moeten we over een onverharde weg naar het startpunt van de wandelroute die de VVV ons heeft aanbevolen: van Bjoreidalshytta via Stigstuv naar Trondsbu en weer terug naar Bjoreidalshytta.
Het is stil, je hoort alleen het stromen van het water en in de verte de bellen van de schapen. De natuur is ruig, grote stenen met mossen in geelgroen en zwart. Omdat de herfst onderweg is bloeit er weinig. Ook zien we weinig vogels, rendieren of andere beesten.
Onderweg komen we drie Noren tegen, ze hebben netten mee en zijn vissen aan het vangen voor het kerstmaal, die worden eerst nog een maand of vier in zout ingelegd.
Bij Trondsbu hangt een bord met de aanwezige dieren: een soort cavia’s, hermelijnen, witte vossen, rendieren en diverse bijzondere vogels. Een Nederlander laat trots op zijn camera zijn gespotte beesten zien, hij heeft een heel andere route gelopen (vanaf Trondsbu). Wij zien alleen schapen maar toch is het een indrukwekkende wandeling door een mooie ruige natuur.
Helaas moet alles weer zeiknat in de auto, het heeft de hele nacht geregend. We rijden naar Vøringfoss, de hoogste waterval van Noorwegen (184m).
Er zijn diverse uitkijkpunten (bij hotel Fosslihotel de beste schijnt), wij bekijken de waterval vanaf het uitkijkpunt halverwege en rijden dan door naar Oslo.
Over de 7 richting Geilo, een prachtige weg ten noorden van de Hardangervidda. Mooie stille landschappen met gesteenten en mossen. Geilo is een wintersportplaats. We drinken koffie bij één van de restaurants die eruit zien als grote skihutten en rijden via de 40 richting Kongsberg.
In Uvdal komen we weer een staafkerk tegen. Die heeft ook een ‘stabbur’ (staafvoorraadschuur) en een mogelijkheid voor een lunch. Bovendien is de ligging prachtig. De binnenkant van de kerk is mooi gedecoreerd. Voordat je het Uvdal binnenrijdt kom je een nepstaafkerk tegen; de huidige kerk, die meer zitplaatsen biedt.
Het Numedal kan zo doorgaan voor Zwitserland. Veel lieflijke groene weiden, houten voorraadschuren en bergen. Als toetje bekijken we nog de staafkerken van Nore en Rollag.
We belanden in de avondspits van Oslo. Om half 7 rijden we camping Ekeberg op, met een fantastisch uitzicht op de stad.
De entree van het Munchmuseum is zeer zwaar bewaakt. In augustus 2004 zijn twee belangrijke werken gestolen: de Schreeuw en de Madonna. Niet een heel groot museum maar wel grootse werken.
We nemen de metro naar Vigelandsparken. Omdat de zon schijnt is de eerste indruk machtig met al die beeldhouwwerken tegen de blauwe lucht. Dit park bevat maar een fractie van het werk dat Gustav Vigeland gemaakt heeft.
Alle beeldhouwwerken zijn mensfiguren, die proportioneel vrij grof ogen maar bijzonder aandachtig gemaakt zijn. De monoliet met de omliggende figuren is groots.
Het Oslose skicentrum Holmenkollen is een bezoek waard, met de Olympische skischans en het ski-museum. In 25 minuten ben je er met de metro vanuit het centrum. De Olympische ringen maken het gebouw, dat er eigenlijk alweer gedateerd uitziet, speciaal.
In de zomer is het einde van de schans verworden tot zwembad. Vanaf de toren is het uitzicht mooi en valt de diepte van de piste gek genoeg mee. Het skimuseum is vrij inspiratieloos.
Aansluitend bezoeken we nog de Kunsthallen met buiten een labyrint. De tentoonstelling binnen oogt een beetje onprofessioneel. Uiteindelijk bekijken we nog even de bekende straat Karl Johans gate. Veel terrasjes met veel groen.
Volgende dag weer een heleboel regen. Het Norsk Folkemuseum is een openluchtmuseum… we rennen het museum door van huisje naar huisje, om een beetje droog te blijven.
Er zijn bouwwerken uit alle streken van Noorwegen en er is een overzichtstentoonstelling van klederdrachten. De vindingrijkheid in het bewerken van kleding is indrukwekkend.
Het hoogtepunt van het openluchtmuseum is een reconstructie van de staafkerk van Gol, waarvan het origineel uit de 13e eeuw stamt. Het is de negende staafkerk die we tijdens deze rondreis bezichtigen.
Het Vikingskiphuset is het drukst bezochte museum van Noorwegen, zeker wanneer het regent. Omdat het museum niet groot is, is het er snel druk. Het pronkstuk van het museum staat direct vooraan: het Osebergskipet. Dit goed bewaarde vikingschip stamt uit 800.
Grünerløkka is een interessante multiculturele wijk met hippe winkels. Er heerst een gezellige sfeer. Aan het einde van de dag gaan we nog naar Aker Brygge, de voormalige werf van Oslo. Er is kermis en een openluchtconcert. Een goede plek om afscheid van Noorwegen te nemen.
De morgen regent het zo erg dat we besluiten een dag eerder naar huis te gaan. Maar in drie weken Noorwegen en Zweden hebben we slechts drie echte regendagen gehad, daarover mogen we zeker niet klagen. Het weerhoud ons er niet van om nog eens terug te keren naar deze prachtige landen waar je zeker nog tien vakanties kunt vullen.