Talloze gebouwen uit de middeleeuwen en de renaissance domineren de oude stad Krakau, binnen de vroegere wallen. Rond het marktplein met de lakenhal liggen kerken en kroegen. De Wawelburcht, met koninklijk kasteel en kathedraal, is het historische hart van Polen. In Kazimierz liggen synagogen en de oude universiteit.
Als we 6.00 uur in de ochtend Polen inrijden, gaat juist de zon op. Een oranje gloed schijnt over het besneeuwde landschap. Het zal nog 10 uur duren voordat we over de Poolse provinciale wegen onze bestemming Krakau bereiken.
Tijdens de rit naar Krakau maken we kennis met de enige andere buitenlander in de bus zit. Mike, een Amerikaan, die als vrijwilliger van het Peacekorps naar Krakau is uitgezonden. Hij biedt aan ons naar ons hotel brengen: hij kent de weg in Krakau immers op zijn duimpje.
Verder zit de bus vol Polen die regelmatig naar Nederland reizen om er te werken. We stappen uit bij het busstation dat achter het treinstation van Krakau ligt. Via een onderdoorgang bereiken we het stadspark Planty, dat in een cirkel om het oude stadscentrum ligt, op de plaats van de vroegere wallen en grachten.
Door het park loop je in vier kilometer rond de hele binnenstad. Ook nu het betrekkelijk koud is, zijn er genoeg mensen die van het park genieten. Moeders wandelen met hun kinderen, ouderen kletsen met elkaar op een bankje en mensen eten tussen de middag hun broodje.
Alles wat zich binnen het stadspark bevindt wordt Stare Miasto, de oude stad, genoemd en is voor een groot gedeelte voetgangersgebied. In een ring daaromheen mag alleen beperkt autoverkeer komen, voor de bevoorrading van winkels en het afleveren van toeristen bij hotels. En daar omheen ligt weer een zone waar je maximaal 2 uur mag parkeren. Het maakt een bezoek aan de oude stad tot een feest.
Vanuit het Plantry-park kun je op een aantal punten de oude binnenstad inlopen.
De mooiste route gaat door de Florianpoort, een van de zeven poorten in de verdedigingsgordel die tussen de 13e en de 15e eeuw werd aangelegd.
Voordat je door de poort gaat zie je de Barbacane liggen, een van de laatste intacte ronde bastions van Europa. De drie meter dikke muren waren vroeger door een tunnel met de poort verbonden.
Vlak achter de Florianpoort ligt de schildersmuur, waar studenten van de kunstacademie ‘driestuiverschilderijen’ te koop aanbieden. Op de hoek ligt MacDonalds, gevestigd in een prachtig historisch pand.
De Florianpoort mondt uit op de Florianskastraat, de historische toegang tot de oude stad.
Aan deze straat liggen enkele renaissancegebouwen, waarvan er een te bezichtigen is. Daarin bevindt zich het beroemde café Jama Michalika, waar tijdens het interbellum de dolle avonden van het cabaret Zielony Balonik (De Groene Ballon) plaatsvonden. Het is ook de eerste kroeg waar een vrouw het waagde een sigaret op te steken. Bij de ingang van de kroeg staat een vitrine met handgemaakte kerstballen: ze kosten tussen de 38 en de 72 zloti.
De Florianskastraat is altijd een handelsstraat geweest en nu het toerisme zich begint te ontwikkelen opent hier de ene naar de andere (dure) boetiek zijn deuren.
De Floranskastraat komt uit op het marktplein Rynek Glowny: een werkelijk prachtig middeleeuws plein met gelijke zijden van tweehonderd meter.
In het midden van het plein ligt de lakenhal, Sukiennice: een symmetrisch geelkleurig gebouw met prachtige arcades en gewelven waaronder kraampjes zijn gehuisvest met glaswerk, sieraden van zilver en amber, houtsnijwerk en folkloristische kleding.
De lakenhal stamt oorspronkelijk uit de 13e eeuw. Na een brand in 1555 is het in renaissancestijl herbouwd, de arcades zijn pas in de 19e eeuw toegevoegd. Het gebouw huisvest op de bovenverdieping de verzameling Poolse schilderkunst van het museum Naradowe, met vooral werken uit de negentiende eeuw.
Doordat het plein symmetrisch is en de lakenhal ook, raak je de eerste keer behoorlijk gedesoriënteerd: je weet even niet waar je vandaan gekomen bent en waar je je bevindt t.o.v. de zijstraten. De Trotter-gids waarschuwt dat je hier nooit op het terras moet afspreken: 50% kans dat je op het terras aan de verkeerde kant zit te wachten.
Gelukkig heeft het plein voldoende oriëntatiepunten die bij nadere beschouwing enig houvast bieden, zoals de Mariakerk. Een van de torens van de kerk had vroeger de functie van wachttoren, elk uur klinken hier de tonen van een op trompet gespeelde melodie van vier noten. Het verhaal gaat dat in 1241 een schildwacht met zijn trompet alarm sloeg toen de Tartaren naderden. Maar al na vier noten doorboorde een pijl zijn keel en viel de schildwacht dood neer.
Niet alle torens van de Mariakerk zijn van gelijke hoogte. Het verhaal dat dit verklaart is een mythe over twee broers die een wedstrijd hielden wie het snelst de hoogste toren kon bouwen. De goede broer leek te winnen waarop de slechte hem uit afgunst neerstak en vervolgens uit woede ook zichzelf doodde: de torens lieten ze zoals ze waren.
De kerk is niet zozeer bijzonder om zijn buitenkant, maar vooral om het altaarstuk van Wit Stwosz (Veit Stross). Het is helemaal van hout en een van de grootste altaarstukken van Europa. Zodra (elke dag klokslag 12) de enorme zijluiken opengaan speelt zich een toneelstuk af. In het middenpaneel zie je Maria sterven, temidden van de apostelen. Uit het altaarstuk kun je aflezen hoe verschillende klassen zich in de Middeleeuwen kleedden en welke wapens, meubels en aardewerk zij gebruikten.
Het altaarstuk is blauw geschilderd en gedeeltelijk voorzien van goudverf, hetgeen een spannende maar serene indruk maakt. Op het plafond zijn op de blauwe verf goudkleurige sterren aangebracht. Alsof je op een prachtige zomeravond naar een onbewolkte sterrenhemel kijkt. De 14e eeuwse glas-in-lood-ramen versterken deze kleuren. De wanden van de kerk zelf zijn voorzien van verschillende tinten rode verf.
Op het Rynek Glowny-plein staat ook de Adalbertkerk: het oudste historische gebouw van Romaanse architectuur in Krakau. In de kerk is een tentoonstelling ingericht over de geschiedenis van de markt.
Aan de andere kant van het plein staat de raadhuistoren, een overblijfsel van het 13e eeuwse stadhuis. De toren huisvest nu het theatercafé Maskaron en bovenin zit een museum met wat historische stadsfoto’s, maar de klim loont vooral de moeite vanwege het uitzicht.
Het marktplein is, ook bij 5 graden onder nul, op elk moment van de dag levendig: met bloemenkramen, muzikanten, verkopers van souvenirs, kerkgangers overdag en jongeren overdag en ‘s avonds. In de zomer moet het een drukte van je welste zijn, met tal van terrassen. Het wekt ook de indruk dat er in de zomer veel geflaneerd wordt.
Rond het plein staan prachtige, honderden jaren oude patriciërswoningen. Achter de gevels gaan tal van winkels schuil, van sjieke glaswinkels en restaurants tot moderne internetcafés en de schijnbaar onvermijdelijke pizza-hut. Al deze zaken zijn goed aangepast aan de stijl van het plein en maken absoluut geen opdringerige indruk.
Achter de gevels gaan ook kleine binnenplaatsen schuil met portiersloges en gewelfde kroegen. Het is aangenaam om de dag te onderbreken met een bezoek aan een van de vele ‘Kawinariaas’ (koffiehuizen) of deze te eindigen met een groot glas bier in een van de talrijke kelderkroegen rond het plein. De muziek en het interieur straalt er een gemoedelijke jaren ’70-sfeer uit.
Verderop in het stadscentrum staat de vijftiende-eeuwse Kerk van het Heilige Kruis, die alleen te bezoeken is als er een dienst is. De kerk is origineel vanwege zijn bescheiden interieur.
Onderaan de Wawelheuvel staat een grote bronzen draak. Het verhaal gaat dat er vroeger in de grot onder de heuvel een draak woonde, die iedere week moest worden gevoerd met vee om te voorkomen dat hij mensen op zou eten. Koning Krak, die in Krakau regeerde, beloofde zijn dochter en de troon aan degene die er in slaagde het monster te doden.
De dappere schoenlapper Skuba vulde een lamsvacht met zwavel en legde die voor de grot. De draak verorberde dit maal en al spoedig schudden de stad en het kasteel op zijn grondvesten door het gebrul van het beest. Het monster kroop naar de rivier en dronk tot het ontplofte. Na de dood van de draak werd in het kasteel een groots bruiloftsfeest aangericht voor het huwelijk van de prinses en de slimme schoenlapper.
Als we de Wawelheuvel via de Wazapoort uit 1595 betreden, benadert een wat oudere man ons met de vraag of we een gids nodig hebben. Aangezien we over voldoende informatie beschikken, hoeven we geen gebruik te maken van zijn kennis. Als hij hoort waar we vandaan komen noemt hij spontaan Nederlandse plaatsnamen als Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Breda en… Eysden.
De Wawelheuvel, met zijn prachtige gebouwen, is het historische hart van Polen. Van hieruit bestuurden Poolse hertogen en koningen hun grote rijk. Mede door de klassieke muziek die over het terrein klinkt, waan je je in vroeger tijden. Even denk je dat je kasteelheer of -vrouwe bent.
Direct links van de Wazapoort ligt de kathedraal. Door de beperkte ruimte op de Wawelheuvel was uitbreiding niet mogelijk en heeft de kathedraal haar gotische grondvorm weten te behouden, maar ze is in latere perioden wel steeds meer verfraaid en omgeven door kapellen.
Links aan de massieve poort van de kathedraal hangt een ketting met beenderen van pre-historische dieren. Volgens de legende zijn het beenderen van de draak die de heuvel onveilig maakte. Ze zouden de kracht hebben het kwaad tegen te houden en de kathedraal te beschermen.
Het zijn niet zomaar kippenboutjes: de maat van de beenderen is werkelijk indrukwekkend en je moet je niet voorstellen dat je een levend beest met zulke beenderen tegenkomt.
De mooiste van de kapellen die in de kathedraal zijn gebouwd is de Zygmuntkapel, aan de buitenkant te herkennen aan de vergulde koepel.
De kapel, tussen 1519 en 1533 door de Italiaanse architect Bartolommeo Berecci in opdracht van koning Zygmunt I Stary gebouwd, wordt beschouwd als het mooiste bouwwerk uit de renaissance ten noorden van de Alpen.
Op de, volgens renaissanceprincipes, kubusvormige ruimte rust een achthoekige trommel die de koepel draagt. De kapel is gedecoreerd met triomfbogen, wapens en portretten van de koning als Salamon en Alexander de Grote.
Op de Wawelheuvel ligt ook het koninklijk kasteel, dat bijna zes eeuwen de residentie was: vanaf 1038 toen koning Kazimierz I Odnowiciel Krakau tot hoofdstad van Polen maakte tot eind zestiende eeuw toen koning Zygmunt III Waza de residentie naar Warschau verplaatste.
Via de lange kasteelpoort (met de inscriptie “als god met ons is, wie is er dan tegen ons”) kom je uit op de beroemde renaissancistische binnenplaats van Francesco Fiorentino uit 1507.
Op de begane grond waren de ruimtes voor bedienden, de kanselarij en de schatkamers. De koninklijke vertrekken bevonden zich langs de galerijen op de eerste en tweede verdieping.
Vanaf de Wawelheuvel is het niet ver lopen naar de wijk Kazimierz. Oorspronkelijk was Kazimierz een onafhankelijke stad, gesticht in 1335. Beslissend voor de geschiedenis van de stad was het besluit van koning Jan Olbracht in 1495 om er de belangrijke joodse gemeenschap onder te brengen. De stad kreeg een christelijke en een joodse sector, gescheiden door een muur. De joodse cultuur bloeide en begon heel Kazimierz te doordringen. Op het eind van de zestiende eeuw werd de stad definitief bij Krakau gevoegd.
Toen de tweede wereldoorlog uitbrak, was Kazimierz samen met Warschau het centrum van de joodse cultuur in Polen. De 70.000 joden die er voor de oorlog woonden, zijn bijna allemaal omgekomen in de gaskamers van het nabijgelegen Auschwitz.
Toen de nazi’s verslagen waren, werden de huizen en synagogen niet heropgebouwd. Dat bleef de hele duur van het communistische bewind zo. Pas in de jaren negentig, toen Steven Spielberg hier Schindlers List kwam draaien, werd de buurt uit de vergetelheid gehaald. De synagogen zijn opgeknapt en te bezichtigen. Je bent er al buiten het stadscentrum: hier raast het verkeer gewoon om je heen, het is uitkijken om niet door auto’s en trams geraakt te worden.
Het mooiste deel van de joodse wijk is de Szerokastraat. De straat, eigenlijk bijna een plein, is klein en rustiek. Het ademt de dorpse sfeer van een pleintje waar je verwacht dat Jeu de Boules wordt gespeeld.
Rond de Szerokastraat liggen veel bezienswaardigheden. Allereerst is er de Oude Synagoge. Het is de grootste van de acht synagogen van Kazimierz en het oudste nog bestaande joodse gebouw van heel Polen. Geïnspireerd door de synagogen van Worms, Praag en Regensburg en na de brand die in 1557 de hele wijk in de as legde door de Florentijn Mateo Gucci in renaissancestijl herbouwd. Tegenwoordig is er het museum van de geschiedenis en cultuur van de joden in Krakau gevestigd.
Op nr.16 aan de Szerokastraat ligt de Poppersynagoge, genoemd naar de bouwheer, een machtig financier uit de zeventiende eeuw. De synagoge werd verwoest door de nazi’s en nu is er een jeugdhonk gevestigd. Het zestiende eeuwse rituele bad op nr. 6 is nu een restaurant.
Aan het eind van de Szerokastraat ligt het Jordanowpaleis, ook bekend als het Landaupaleis. Vroeger woonde hier een rijke bourgeoisfamilie, tegenwoordig zit er een boekhandel, goed voorzien van werken over de Poolse joden.
Naast de boekhandel ligt een restaurant waar je overdag koffie kunt drinken. Het heeft een ouderwetse huiskamersfeer: gehaakte kleedjes op de tafels, oude bankstellen, een oud dressoir. Echt de moeite waard. ‘s Avonds kun je hier eten terwijl er live klezmer-muziek ten gehore wordt gebracht.
Aan de overkant ligt de Remu’hsynagoge, in 1552 gesticht door de befaamde rabbi Mozes Isserles en als enige nog in gebruik De stichter geldt nog steeds als een autoriteit op het gebied van sommige rituele zaken. Hij is bijgezet op de renaissancistische begraafplaats die achter de synagoge ligt.
Vlakbij, in de Miodowastraat, ligt de Tempelsynagoge. Het is een prachtig neo-klassiek gebouw uit 1869, gebouwd door de vereniging van progressieve joden. De synagoge bevat een hele mooie ronde zuilengang en mooie, in 1970 gerestaureerde glas-in-lood-ramen. Een oude man laat ons binnen en biedt ons de gelegenheid om de synagoge rustig te bekijken. Ik geloof dat hij er wel trots op is.
Bijna ertegenover ligt de eenvoudige Kupasynagoge, opgericht in de eerste helft van de 17e eeuw. In de synagoge Izaaka, in dezelfde buurt, is een tentoonstelling over de geschiedenis van de joden in Polen.
Vanuit de Miodowastraat gaan we naar de tweede joodse begraafplaats, die werd aangelegd na de sluiting van het kleine Remu’h begraafplaats. De uitgestrektheid ervan geeft een idee van de omvang van de joodse gemeenschap van Krakau.
Het ademt een rustige sfeer, ondanks dat het tussen drukke verkeerswegen ligt. Het wordt beheerd door een man die in een soort tuinhuisje op de begraafplaats aanwezig is. De verregaande staat van verwaarlozing zorgt ervoor dat het bezoek je bijblijft.
Het bezoek aan het joodse Kazimirz eindigt enkele straten verder op het Wolnyplein, met zijn kleine overdekte markt uit de negentiende eeuw.
Het centrum van het christelijke deel van Kazimierz is het Wolnicaplein. Het was van oorsprong veel groter, maar allerlei bouwwerken hebben de ruimte geleidelijk aangevreten.
Aan de westkant van het plein ligt een stadhuis uit het eind van de 14e eeuw, waarin het etnografisch museum is gevestigd. Aan het plein ligt ook de oudste kerk van de stad, in 1340 gebouwd door Casimir de Grote.
Krakau heeft ook een universiteitskwartier met tal van mooie gebouwen. Allereerst het Collegium Maius, de eerste universiteit van Polen, gesticht in 1364 door koning Kazimierz III Wielki. Het gebouw geldt als een van de mooiste voorbeelden van profane gotische architectuur en is een van de weinige overgebleven middeleeuwse universiteitsgebouwen.
En dan is er nog de Jagiellonski-universiteit, gebouwd tussen 1883 en 1887. In de hal op de begane grond hangen portretten van professoren en andere schilderijen die verband houden met de rijke geschiedenis van de universiteit.
13 kilometer ten zuidoosten van Krakau liggen de zoutmijnen van Wieliczka. Je kunt er met het openbaar vervoer komen, maar ook via de plaatselijke VVV met een georganiseerde busreis. Wij besluiten om van de laatste mogelijkheid gebruik te maken en vertrekken om 9.30 met nog 8 andere toeristen onder begeleiding van een gids naar de mijnen, waar helaas niet gefotografeerd mag worden.
Bij de mijnen worden we verwelkomt door oud-mijnwerkers die de gidsen begeleiden tijdens de rondgang door de mijn. De enorme zoutmijn staat op de lijst van werelderfgoed van Unesco, met zijn driehonderd kilometer galerijen op negen verdiepingen, een diepte van 327 meter en een oppervlakte van 10 vierkante kilometer. De mijn is beroemd om zijn microklimaat; tweehonderd meter onder de grond is een sanatorium gevestigd. Alleen de bovenste drie verdiepingen zijn open voor publiek.
Te voet gaan we 200 treden af, van 64 naar 135 meter diepte. De te bezoeken galerijen zijn gegraven in de 17e tot de 19e eeuw. Ook nu nog maken oud-mijnwerkers voorwerpen die in de grot tentoongesteld worden. De gids waarschuwt dat als je last hebt van claustrofobie een rondleiding door de mijnen misschien niet aan te bevelen is. Verder maakt ze tijdens de rondgang nog grapjes over instortingsgevaar en als we op het einde met een piepklein liftje naar boven gaan, neemt ze alvast afscheid voor het geval we elkaar boven niet meer treffen.
Het maakt het natuurlijk allemaal wel spannend. Ondertussen val je van de ene verbazing in de andere: je passeert diverse zalen en kapellen met uit zout gehouwen standbeelden. Deze werden gebouwd opdat de katholieke mijnwerkers, die niet elke keer naar boven konden, toch hun geloof konden belijden. Maar je treft ook Efteling-achtige tafereeltjes aan en prachtige zoutkegels die uit het plafond naar beneden komen.
Het hoogtepunt is de kapel die gewijd is aan Koningin Kinga (1224-1292). Het betreft een onderaardse kathedraal van 54 meter lang en 12 meter hoog waar meer dan dertig jaar aan is gebouwd. Deze kathedraal maakt een verpletterende indruk: mooi belicht en glimmend. Alles wat in de kathedraal staat is uit zout gehouwen: niet alleen het altaar en alle beelden, maar zelfs de plavuizen op de vloer en de kroonluchters.
De tocht eindigt in een klein historisch museum waar de geschiedenis van Polen in vogelvlucht wordt geschetst, slechts aan de hand van foto’s van opeenvolgende machthebbers. In de souvenirwinkel die ook in de grot is gevestigd, kun je allerlei voorwerpen van zoutkristal kopen.
We gaan omhoog met een lift waar precies vier mensen in passen, je kunt je dan niet meer verroeren. De lift is nog maar net in beweging of hij staat alweer stil, in een donker deel van de schacht. Paniek slaat toe, tot de gids uitlegt dat de lift uit twee verdiepingen bestaat en alleen stil staat om de andere mensen op de onderste verdieping te laten plaatsnemen.
Vanuit Krakau worden ook dagtochten georganiseerd naar het voormalige concentratiekamp Auschwitz. Bezoekers wordt geadviseerd het kamp met een gids te bezoeken. In Auschwitz is zowel het centrale kamp te bezichtigen als het tweede kamp, Auschwitz-Birkenau.
Het centrale kamp is ingericht als museum. Verschillende gebouwen zijn omgevormd tot tentoonstellingsruimte. De geschiedenis van het kamp wordt er verteld aan de hand van documenten en foto’s van gevangenen, persoonlijke bezittingen enzovoorts.
Het terrein van Auschwitz-Birkenau is nog geheel in oorspronkelijke staat. Vanuit de wachttoren kijk je uit over de lange rijen barakken.