Šumava is een groot beschermd gebied. Op de glooiende berghellingen liggen dennenwouden, afgewisseld met weilanden vol kruiden en bergmeertjes. Door de streek, een perfect wandel- en fietsgebied, stromen rivieren als de Otava en de Vltava langs stadjes als Cesky Krumlov, dat al net zo barok is als Praag.
Door het late vertrek is onze vordering richting Šumava, in de zuidwest hoek van de Tsjechische Republiek, de eerste dag beperkt. Na 450 km geven we er de brui aan. We bevinden ons in de Hunsrück, een lieflijke streek gevangen tussen Moezel en Rijn. Dit lijkt ons een geschikte plaats voor een tussenstop. Dat valt echter lelijk tegen: alhoewel je in andere vakantiebestemmingen op de campings over de Duitsers struikelt, blijkt het in hun eigen land niet zo makkelijk te zijn een geschikte plaats voor een tent te vinden. Een uurtje zoeken later landen we in Bad Münster op een camping aan de rand van een rivier.
Na een nachtje slapen, nu en dan onderbroken door wat nachtlawaai van de nabijgelegen weg en spoorweg, malen we de resterende kilometers tot de Tsjechische grens af. Bij Eisenstein steken we de grens over richting Zeleznà Ruda.
Het is een zonnige warme dag en de Tsjechische douane doet zijn reputatie geen eer aan. Even zwaaien met onze pas en met een verveeld gebaar worden we doorgelaten. Mochten we met de Flair of de Humo gezwaaid hebben, het zou net eender verlopen hebben. Er zijn er anderen die voor ons hetzelfde geprobeerd hebben zonder pas en die van miserie maar naar de Franse Vogezen teruggekeerd zijn. In de late namiddag komen we aan op onze eindbestemming: Busil.
Busil is een zeventiende-eeuwse koninklijke hoeve. In die tijd was de boerderij eigendom van de koning van Bohemen. De boer was toen rechtstreeks afhankelijk van de koning en was geen verantwoording verschuldigd aan de lokale adel.
De huidige eigenaars zijn iets gewoner. Alhoewel… de boerin, als je haar zo mag noemen, is mevrouw Ludmila Mourkova. Stel je Kate Bush voor op 50-55 jaar en je komt al aardig in de buurt. Hippiekleren, recht voor de raap in haar spreken en steeds een verschrikkelijke haast completeren het beeld. De boer is een landbouwingenieur die zich toegelegd heeft op extensieve runderteelt.
Mevrouw Mourkova, Lyda voor vrienden, draagt overigens uitstekend zorg voor haar gasten. Voor bijna geen geld schotelt ze je op aanvraag iedere avond een lekker maal voor. Niets culinairs, maar wel eerlijke kost met ingrediënten uit eigen streek zoals vers geplukte paddestoelen uit het bos.
Op het erf is op twee kleine terreinen plaats voor in totaal een zes of zeven tenten. Het sanitair is primitief maar proper. De omgeving is subliem. Je kunt Busil enkel bereiken via een smal weggetje amper breed genoeg voor een wagen. In geen kilometers in het rond is ook maar een telefoondraad, verlichtingspaal of zo te zien.
De glooiende bergflanken zijn begroeid met overwegend dennenwoud, maar dit is duidelijk geen productiebos zoals wij dat kennen. Iets van het weggetje af liggen omgevallen bomen kriskras over elkaar te rotten.
Weilanden vormen kruidige open ruimtes in het donkergroen van het woud. Herbiciden op de bermen lijkt hier onbekend, sterker nog wegbermbeheer lijkt totaal overbodig. De schrale, gevarieerde bermen en wei- en hooilanden worden bezocht door een allegaartje van insecten en vlinders. Geen wonder dat de eerste vogel die we opmerken een grauwe klauwier is.
De nachten zijn hier overweldigend stil. Wanneer de volle maan het nachtelijk duister niet breekt en de wolken de pret niet bederven zijn de sterrenhemels subliem. Trouwens volle maan schept andere mogelijkheden: met de verrekijker kun je dan de herten zien grazen aan de zoom van het woud.
Bij al die pracht valt het erf van Busil in geen enkel aspect uit de toon. De tuin is een halfwilde verzameling van prachtige bomen en planten. Achter de boerderij loopt in de diepte een snelstromende beek waar het voor de kinderen lekker ploeteren is.
Nadat we onze tenten opgeslagen hebben in Busil besluiten we nog de benen even te strekken. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ook onze kelen nogal droog staan. Gezien we al de hele dag in de wagen gezeten hebben, besluiten we de fiets te nemen en in het 5 km verder gelegen Hartmanice de lokale kroeg te zoeken.
Achteraf gezien hadden we misschien beter eerst onze keel gesmeerd en dan de tocht aangevangen. De tocht naar Hartmanice loopt immers eerst lekker bergaf, maar het venijn zit zoals steeds in de staart en net voor ons einddoel ligt een col van eerste categorie.
Op de kleinste van de 21 versnellingen puffen we naar boven en komen totaal uitgedroogd ter plaatse. De beloning, onder de vorm van twee halve liters van het lokale sap, is des te zoeter. Hier komen we voor de eerste keer in aanraking met de zachte Tsjechische prijzen. Terstond en ter plaatse hebben we die kroeg tot onze vaste aperitiefplaats benoemd.
In een bui van overmoed besluiten we de volgende dag een fietstocht te maken naar de Vydra. De tocht leidt ons terug naar Hartmanice. Vanuit Hartmanice dalen we af naar Otava rivier richting Annin. Langs de Otava bevindt zich een reeks campings die in de tijd zijn blijven stil staan.
Je ziet er honderden houten barakken in een rij staan. Je kan ze best vergelijken met hondenhokken zonder dak. Het dak is vervangen door een constructie bedekt met canvas. Centerparcs op zijn Oostbloks?
We volgen de Otava verder tot in Rejštejn. Aan de overzijde van de brug bevindt zich een meer aantrekkelijke camping. De fietstocht leidt ons verder tot in Cenkoya Pila. Van hieruit vertrekt een 4.5 km lang wandelpad aan de oever van de Vydra. De Vydra is een snelstromende bruine rivier die zich in een vrij smalle kloof een weg baant. Het is er wel behoorlijk druk.
Op de weg terug besluiten we af te snijden van Rejštejn naar Hartmanice. Onder het motto ‘Liever de korte pijn’ storten we ons in het bosweggetje dat bijna loodrecht omhoog de berg tussen beide plaatsen doorkruist. Het blijkt een besparing in kilometers te worden maar niet in zweetdruppels.
Afgepeigerd raken we in onze stamkroeg in Hartmanice. Na de nodige versterking van de inwendige mens vatten we zingend ‘This will be the day that I die’ de laatste etappe naar de camping aan.
Na de sportieve uitspatting van de dag voordien houden we het vandaag met ons vieren – we hebben gezelschap gekregen van vrienden – op een rustige wandeling. Christine, van ons vieren duidelijk de verstandigste, waarschuwt ons nog dat we de zaak wellicht iets onderschatten. Niet getreuzeld echter: wijlen weg!
De tocht gaat van Busil bergop tot we op open vlaktes terechtkomen. Het lijkt wel de Hoge Venen, maar dan veel, veel groter.
Vele kilometers verder passeren we Hurka, althans wat er van overblijft. Een drevenpatroon in stervorm leidt naar een centraal punt. Het centraal punt is echter leeg op de ruïne van de kerk na. Hier bevond zich het dorp Hurka dat in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog met de grond gelijk gemaakt werd.
Een half uurtje geleden zijn we een verzameling huizen zonder ziel gepasseerd: Nova Hurka. Hier konden de inwoners na de ontruiming van hun oorspronkelijk dorp een nieuw leven opbouwen. Het is blijkbaar geen daverend succes geworden.
Nog een paar kilometer verder ligt Jezero Laka, een van de typische bergmeertjes.
Nu rest ons nog de terugweg en met tegenzin moeten we het toegeven: het is ver. Wat nog erger is, op het einde van de tocht krijgen we de keuze. We kunnen rechtdoor, dwars door het bos over een berg zonder een pad of rond de berg nog ettelijke kilometers aan onze tocht toevoegen. We kiezen weerom voor de korte pijn.
De dag erop is rustdag en dit voor evidente redenen. Na een uurtje rijden uit Busil zoeken we een plaatsje aan het Lipno meer in Hory. Zwemmen, zonnen en luieren kan ook eens heerlijk zijn.
In de late namiddag vullen we het gedeelte cultuur van onze trip in en bezoeken Cesky Krumlov. Het is een zeer gezellig lieflijk stadje aan de Vltava, beter bekend als de Moldau. Het is een geheel van nauwe straatjes met eethuizen, terrassen en winkeltjes, alles overgoten met een sausje van gezellige toeristische drukte.
De gebouwen zijn hier werkelijk prachtig. De barok overweegt net zoals in Praag, maar het is allemaal veel kleinschaliger. Dat echter met één grote uitzondering: het paleis dat op een rots hoog boven de stad uittorent.
Het avondmaal nemen we in Vimperk. Vimperk, in het Duits Winterberg, is het prototype van de slapende Tsjechische stad. Al vroeg in de avond is het onwezenlijk stil in het centrum. Onkruid weelt tierig tussen de kasseien op het markplein. De prachtige kastanjebomen die het plein omzomen laten ziekelijk hun bruine bladeren hangen.
Dat is ons de voorbije dagen trouwens over heel Tsjechië opgevallen. Overal zie je mastodonten van tamme kastanjes langs de weg. Tot het laatste exemplaar dat we gezien hebben zijn ze echter allemaal dodelijk ziek.
Ik durf er niet aan te denken hoe het er hier gaat uitzien als die straks allemaal tegen de vlakte gaan.
De volgende dag in de voormiddag gaan Luc en ik op verkenning in de buurt van ons kamp. We volgen de beek achter de boerderij dwars door het bos. Bij een overgroeide ruïne van een boerderij vinden we een prachtige vossenburcht. Op gebied van het gevederde volkje noteren we hier de waarneming van notenkrakers.
In de namiddag zijn Prásily en het gelijknamige meer onze bestemming. De omgeving rond het meer is zwaar geteisterd door zure regen en stormen. Het dennenbos is er dood en grotendeels verdwenen. Met Europese steun is men bezig met nieuwe aanplant van gemengd bos.
Van hieruit heeft men zicht op de Polednik. Boven op deze 1400 meter hoge berg net voor de Duitse grens staan de restanten van een militaire waarnemingspost. Na de inspanningen van de voorbije dagen lijkt de steile klim van het meer naar de top van de Polednik ons een beetje te veel gevraagd.
De volgende morgen moeten Bart en Christine ons spijtig genoeg verlaten. Luc en ik besluiten op onze laatste dag de streek van Nepomuk te bekijken: veel meertjes met een camping erbij.
Omdat de kaart eerder vlak terrein aanduidt nemen we de wagen tot Nepomuk en vertrekken van daaruit met de fiets. Dat blijkt door de hoogteverschillen en de loden hitte nogal tegen te vallen.
In de buurt van Nepomuk vinden we hectaren braakliggende terreinen met roestig pinnetjesdraad afgezet. Uit de grond verrijzen op regelmatige afstand verluchtingspijpen. Het kan mijn verbeelding zijn, maar het zouden ex-Warschaupact raketsilo’s kunnen zijn. Niet direct een vrolijke boel.
De omgeving is er heel wat minder interessant dan meer zuidwaarts in de buurt van de grens. Er valt niet echt veel te beleven. We vinden er echter wel een mooie gezellige camping aan de rand van een meer. Voertaal Duits, uiteraard. Hier komt aan deze prachtige week een einde. Wat ons nog rest is 1000 km autostrade terug naar huis.