In Arusha National Park, Serengeti National Park en de Ngorongoro-krater leeft volop wild. Maar dat is niet de enige reden om Tanzania te bezoeken. Op de Serengeti-vlakte liggen Masai-dorpjes bestaande uit rieten huisjes met een rond puntdak. Steden als Arusha, Moshi, Morogoro en Dar es Salaam hebben levendige markten, waar behalve veel fruit ook kleurige lappen stof en houtsnijwerk worden verkocht. Op Zanzibar, met zijn moslimbevolking, is de sfeer heel anders dan op het vasteland. Hier worden veel specerijen gekweekt.
Tijdens de busrit van Kilimanjaro Airport naar Arusha zien we alleen wat tijdelijk door de buslampen wordt verlicht. Wel ruiken we van alles, bananen en bloemen. Het busje dropt ons bij het Mashele Guesthouse.
Na het ontbijt stappen we voor het eerst met daglicht naar buiten. Zandpaden vol met kuilen en veel bedrijvigheid. Overal lopen mensen. De ene duwt een kar voort, de ander verkoopt kranten. Mensen zijn vriendelijk en groeten ons met ‘Jambo!’
Er zijn veel ‘winkeltjes’ op straat. De een heeft cassettebandjes met Afrikaanse muziek op een kar liggen en de ander verkoopt stukken ananas.
We lopen naar de markt, die je al van verre ziet door alle paraplu’s als bescherming tegen de zon. Er wordt voornamelijk fruit en groenten verkocht. Foto’s vinden ze niet leuk. Een vrouw dreigt een wortel naar mijn hoofd te gooien, dus ik berg mijn camera maar op.
We gaan naar Arusha National Park. Het laatste stuk weg, toch nog zo’n half uur rijden, is verschrikkelijk slecht. Onderweg naar de ingang zien we in de verte giraffes, zebra’s, buffels en wrattenzwijnen.
Eerst doen we een wandelsafari, samen met een zwaar bewapende parkopzichter. Alleen in Arusha National Park kan dit, omdat er geen leeuwen zijn. We zien eerst (op eerbiedige afstand) een enorme groep buffels staan.
Dan lopen we via beekjes en over lavazand naar een groepje van vijf giraffes. We naderen tot op 10 meter afstand. De giraffes kijken heel nieuwsgierig. In een jeep kom je ook zo dichtbij maar als je op je eigen voeten staat, lijkt het veel echter.
Na de lunch rijden we door een ander gedeelte van het park. We zien nijlpaarden, flamingo’s, reeën, bavianen en mooie zwart-witte apen met een pluimstaart. Deze slingeren van boom naar boom en laten zich niet fotograferen. Het park heeft een schitterende natuur met bos (duizenden verschillende bomen en planten), zout- en zoetwatermeren, bergen, grasvlaktes en een krater.
Deze laatste mag je niet in, maar vanaf de rand heb je een adembenemend uitzicht. Na deze lange dag gaan we naar Masai Camp.
Een klein kruiptentje is al voor ons opgezet, met twee heel dunne matrasjes erin. Als we naar onze tent lopen, begint het opeens keihard te regenen. Gelukkig is het een kort tropisch buitje en is onze tent boven verwachting waterdicht.
Vanmorgen vertrekken we naar de Serengeti. Eerst rijden we door Arusha en daarna nemen we de ‘snelweg’. Dit betekent geasfalteerd, voor elke richting een baan.
We rijden over de Masai-steppe. We zien de Masai-dorpjes liggen: rieten huisjes met een rond puntdak. De Masai dragen rode gewaden en meestal hebben ze een speer. Door te jagen voorzien zij zich van voedsel. Ook hebben ze veel vee dat we regelmatig langs de kant van de weg voorbij zien lopen.
Helaas (en begrijpelijk) zijn de Masai erg trots, dus toeristen zijn niet welkom in hun dorpen. Wel hebben ze ‘nepdorpen’ waar ze flink geld vangen door entree te vragen, traditionele dansen uit te voeren en souvenirs te verkopen. Dit vinden wij natuurlijk helemaal niks, maar het is de enige manier om ze van dichtbij mee te maken en ze op de foto vast te leggen.
Daarna passeren we de Ngorongoro-krater en kijken al over de rand. We zien niets lopen, toch krioelt het daar beneden van het wild.
Aan de andere kant van de krater beginnen de grasvlakten van de Serengeti. De Serengeti is bekend door alle natuurdocumentaires die er zijn opgenomen. Al een uur voor de ingang van het park zien we het eerste wild. Giraffes, zebra’s, gazellen, struisvogels en veel ooievaars, die hier overwinteren.
In de namiddag uur rijden we het Serengeti National Park in. Serengeti betekent ‘eindeloze vlakte’ en dat is het ook. We zien in het begin alleen de gebruikelijke dieren: gnoes, zebra’s en gazellen. Ik vraag aan Joseph of we een kans hebben om olifanten te zien. Hier niet zo, in Ngorongoro wel. Wel is de kans groot dat we leeuwen zien. We hebben een half uur gereden zonder wild te zien, wanneer we een jeep zien stilstaan.
Joseph zegt dat er leeuwen zitten en ja hoor, verscholen in het gras zien we zo’n 20 meter verderop een leeuw met z’n kop erboven uitsteken. En we merken nog een andere op, die zo vriendelijk is om op te staan en naar ons toe te lopen.
Wauw, wat een grote kop. Ik draai toch maar even mijn raampje wat dichter. Op een gegeven moment staat hij op 3 meter van onze landrover.
Even later naderen we het bomengebied en zien daar grote grijze kolossen staan. Olifanten! Eentje staat op 5 meter afstand van het pad. Het is een mannetje en hij staat lekker aan een boom te knagen.
Als we verder rijden, zien we een hele kudde met wel 3 kleintjes. Eentje is heel klein en drinkt bij zijn moeder.
Verder zien we impala’s, een hartebeest, jakhalzen en een hyena. Daarna rijden we naar ‘Jimbi Camp Site’, middenin de Serengeti en zonder hekken. Als we maar geen bezoek krijgen vannacht.
Na het eten zegt Joseph dat als we naar de wc moeten, we eerst met de zaklamp rond moeten schijnen, om te zien of er geen ogen reflecteren (leeuwen). We nemen ons voor om deze avond niets meer te drinken en er zeker niet uit gaan ‘s nachts.
Om 1.00 uur ‘s nachts is het zover, ik moet plassen. Op het moment dat ik moed verzamel om naar buiten te gaan, zie ik twee jakhalzen vlak voor de tent langs lopen. Om 3.30 uur moet ik echt, mijn blaas staat op springen. Eerst met de zaklamp rondschijnen, dit is echt doodeng. Gelukkig blijft alles rustig, de jakhalzen zijn weg. Snel achter de tent plassen en weer terug.
‘s Ochtends vroeg op pad voor onze tweede wildrit door de Serengeti. Ik zeg dat luipaarden mijn favoriete dieren zijn, Joseph zegt dat de kans om een luipaard te zien nihil is, ze zijn te schuw.
We steken de rivier over, even verder zien we een nijlpaard. Helaas moet het dak dicht, want het begint hard te regenen. Verderop ligt een leeuwin op een boomstam met twee jonge welpjes.
Er staat weer een jeep stil, maar we zien niks als we rondkijken. Joseph praat met de chauffeur van de jeep en zegt daarna ongelovig tegen ons dat er een luipaard in de boom zit. Door de verrekijker heel goed te zien. Mijn droom is uitgekomen. Hij heeft een prooi mee de boom in genomen.
Verderop zien we er nog een, liggend met zijn poten aan weerskanten van een tak. Joseph zegt dat de luipaarden in de bomen voor de regen schuilen en daardoor goed te zien zijn. Hij zegt ook dat hij, in zijn vijf jaar als gids, slechts drie keer eerder luipaarden heeft gezien.
‘s Middags gaan we naar de Ngorongoro-krater waar onze laatste overnachting is op deze safari. Onderweg stoppen we bij een Masai-dorp, maar bij het naderen ervan zien we al dat het één grote toeristenfuik is.
Er staan wel zes jeeps met voornamelijk Japanners. De Masai die ons begroet, vraagt 50 dollar entreegeld. De lol is er voor ons af en we gaan maar weer verder. Verderop is er nog één, maar kleiner en zonder toeristenjeeps. Ook deze Masai vragen 50 dollar entree, maar we weten tot de helft af te dingen.
Hier zijn we de enige toeristen, later komen er nog twee bij. In ieder geval beter dan hordes Japanners. De vrouwen en mannen gaan apart staan en zingen ieder een eigen lied. De kleintjes scharrelen er tussendoor. De mannen voeren ook nog een dans uit, waarbij ze heel hoog springen. Ze zijn prachtig versierd met halskettingen en armbanden van kralen.
We mogen met het dorpshoofd een hut van binnen te zien en hij beantwoordt al onze vragen. Zo komen we erachter dat hij drie leeuwen heeft gedood, waar hij erg trots op is, dat de vrouwen voor de kinderen zorgen en de mannen voor het vee. Als aandenken kopen we een stok, versierd met kralen en een kalebas. Deze gebruiken ze bij hun rituelen.
Vanochtend hebben we onze laatste wildrit in de Ngorongoro-krater. Door de vruchtbare grond op de bodem van deze krater en de vele meren leeft hier de grootste concentratie dieren. Er zijn enorme hoeveelheden gnoes, zebra’s en buffels.
In een poeltje zien we nijlpaarden, zo dichtbij hebben we ze nog niet gezien. Dat geldt ook voor de flamingo’s die in groten getale bij het meer zitten. Wat een herrie maken die beesten. Een jakhals ligt op de loer en doet een aanval, maar krijgt ze niet te pakken.
Dan wordt het spectaculairder. Bij een kudde zebra’s en gazellen liggen drie leeuwinnen in het gras. Blijkbaar hebben ze hun ontbijt al gehad, want er komt geen actie. Plotseling komt er ook een mannetjesleeuw aanlopen. Die hebben we nog niet gezien. Hij komt recht op ons af en passeert onze landrover op 3 meter afstand. Het imposante beest wordt als hij te dichtbij komt verjaagd door een kudde buffels. Daarna verdwijnt hij uit het zicht.
Een stuk verderop zien we de zeldzame zwarte neushoorn, waarvan er hier ongeveer twintig leven. Tot slot zien we nog drie olifanten. Na de lunch vertrekken we naar Arusha.
De volgende dag is een rustdag. We bekijken een deel van het centrum. Behalve de klokkentoren en het postkantoor is er niet veel te beleven. Daarna bezoeken we het plaatselijke museum over de geschiedenis van Tanzania.
In het busstation kopen we buskaartjes naar Moshi voor morgen. Het busvervoer in Tanzania is heel anders dan bij ons. Er zijn tientallen busmaatschappijtjes en minimaal 1 persoon van elk bureautje komt naar je toe om je over te halen om met hun bus mee te gaan. Uiteindelijk kopen we bij Shabaha Tours twee kaartjes voor 4000 shilling (4 euro). Blijkbaar is dit te veel, want ze lachen na afloop van oor tot oor. Volgende keer beter.
Na de volgende ochtend onze rugzakken in het bagageruim te hebben gedropt, stappen we in de bus. Eenmaal binnen proberen twee jongens ons wijs te maken dat we 2000 shilling moeten betalen voor de bagage. Daar trappen we dus niet in. Als ze door hebben dat het niet lukt, lachen ze en lopen weg.
De bus vertrekt een uur te laat. We hadden het al gelezen: de bus vertrekt pas als hij vol is. Dat wil zeggen, alle zitplaatsen bezet en nog een tiental staanplaatsen.
Onderweg rijdt de bus echt snoeihard over de tweebaansweg, wel 100 tot 120 km per uur. Niet bij nadenken. Na een half uur komen we aan in Moshi.
Vanuit het restaurant (op de bovenste etage van het hotel) zien we de Kilimanjaro liggen met zijn besneeuwde top. Vanmorgen maken we een tripje naar Marangu. We gaan erheen met de dalla dalla. Hier kunnen we lekker wandelen aan de voet van de Kilimanjaro. Het is heel bosrijk en rustig, er zijn veel bananenplantages. Onderweg zien we een waterval.
De plaatselijke bevolking die we onderweg tegenkomen, groet ons vriendelijk met ‘Jambo’ (goedendag) en ‘Habari?’ (Hoe gaat het?) Hierop antwoorden wij weer met ‘Salama’ (prima).
Een vrouw met op haar hoofd een vracht bananenbladeren nodigt ons uit om mee te gaan naar haar huis. Ze heeft een stal met koeien en een geit. Haar huis is groot, met een huiskamer, slaapkamers, keuken en badkamer, maar wel wat kaal. Alleen de noodzakelijke meubels staan erin en er hangt een kalender aan de muur. We krijgen een glas melk aangeboden, rechtstreeks van de koe. Het is klonterig en smaakt naar yoghurt. Met dank voor haar gastvrijheid beginnen we aan de terugtocht naar Moshi.
Vroeg in de middag arriveren we in Lushoto, een dorpje middenin een groen berglandschap. De bus heeft aardig moeten klimmen en de temperatuur is hier wat lager.
We maken een wandeling langs de rand van het bos en lopen daarna over de markt. Het is hier zalig rustig, bijna geen verkeer en overal hoor je vogels fluiten, hanen kraaien en geiten mekkeren.
De volgende ochtend begint de haan al om half vijf te kraaien en hij houdt niet meer op tot het om half zeven licht wordt, maar dan kunnen we niet meer slapen. Na het ontbijt maken we een wandeling over de heuvels en door wat dorpjes rondom Lushoto.
Onderweg komen we steeds mensen tegen met zware vrachten op hun hoofd. Erg knap hoe ze dat in balans weten te houden.
Bij terugkomst in het hotel nemen we een aardappelomelet als lunch. Ze hebben hier alleen maar aardappel, ei en kippenbouten.
De busrit naar Dar es Salaam valt mee en duurt maar vijf uur. In de stad is alles dicht omdat het zondag is, we lunchen in een casino dat wel open is. We lopen naar de zee en regelen kaartjes voor de boot naar Zanzibar.
De boottocht is niet echt plezierig. Aangezien je binnen moet zitten en de boot aardig heen en weer schommelt, worden we een beetje zeeziek. We zijn blij als we Zanzibar in zicht krijgen.
Het is hier gelukkig minder warm en benauwd dan in Dar es Salaam. We lopen door de wirwar van steegjes in Stone Town. Totaal anders hier. Je kunt merken dat 90% van de bevolking hier moslim is, er lopen veel gesluierde vrouwen op straat. Na de lunch lopen we nog even over het strand.
We nemen een drankje bij restaurant ‘Blues’. Dit is op palen boven zee gebouwd. Als we weer ‘aan wal’ stappen, smeekt een jongen ons om zijn batikschilderingen te bekijken. Hij heeft er wel honderd op een stapel liggen. We kiezen een stuk of tien uit die we mooi vinden en halen er steeds een aantal af. Dat is moeilijk kiezen. Uiteindelijk blijven er vier over.
Hij noemt een prijs van 12.000 shilling per stuk, daar schrikken we wel van. Dan in ieder geval ieder één in plaats van twee. Hij zakt nog wat met de prijs en probeert met alle macht vier stuks aan ons te slijten, maar dat willen we al helemaal niet meer.
Uiteindelijk, na bijna een half uur onderhandelen, komen we uit op een prijs van 16.000 shilling (16 euro) voor twee. Beide partijen zijn blij, al hoop ik dat hij niet al te blij is. We hebben geen idee wat de prijs van zo’n batikschilderij is.
Hierna lopen we nog door het doolhof van straatjes en ontdekken weer nieuwe stukjes. Uiteindelijk komen we uit op de drukke en chaotische markt.
Vanochtend wandelen we weer door Stone Town en bezoeken de ‘Slave Market’. In een heel kleine ruimte, hooguit 8 meter lang en 4 meter breed zaten 75 slaven te wachten tot ze verhandeld werden.
Alleen de sterksten overleefden het en daar kregen de Portugezen dan ook de beste prijs voor. Op de plek waar vroeger de slaven geslagen werden om te kijken wie het meeste pijn kon verdragen, staat nu het altaar van een Anglicaanse kerk. Heel indrukwekkend om op de plek te zijn waar zoveel gruwelijke dingen hebben plaatsgevonden.
‘s Middags duiken we het zwembad in, want we zweten ons gek. Ik wil niet eens weten hoeveel graden Celsius het is. In de namiddag nemen we bij een tentje aan het strand een lekker ijsje met ananas en mango.
Vanochtend worden we opgehaald voor een specerijentocht. Op Zanzibar worden veel specerijen en vruchten verbouwd. Bij verschillende ‘spicefarms’ proeven, ruiken en zien we onder andere kruidnagel, nootmuskaat, kaneel, kardemom, cassave, citroengras, peper en gember. We proeven exotisch fruit waarvan we nog nooit hebben gehoord: jackfruit, Zanzibar appel, sweet lime, et cetera. Bij de specerijentocht is een lunch inbegrepen, met gekruide rijst, kokosnootsaus en visfilet, heel lekker.
Vanmorgen nemen we de dalla dalla naar Paje, een badplaatsje. Na 2 uur opgepropt in het busje te hebben gezeten stappen we uit. We lopen door het dorpje richting zee. Allemaal rieten huisjes. Bij het strand aangekomen, zien we dat de zee heel ver weg is, het is eb. Alle boten die voor anker liggen, liggen droog. Daar gaat ons middagje strand. Verder is hier niets te doen, het is een oase van rust.
Na een ananassapje gaan we maar weer terug. Er staat een dalla dalla klaar. Helaas rijdt hij eerst nog via een buurtdorpje om mensen op te pikken en neemt heel gezellig een half uur lunchpauze. En wij maar wachten in die hete auto.
Na het ontbijt lopen we naar de haven. De boottocht naar Dar es Salaam verloopt soepeltjes zonder zeeziekte. We zitten ditmaal bij het raam, dat scheelt.
We eten op deze reis alles behalve Tanzaniaans. We hebben het wel geprobeerd, maar het is echt derde wereld voedsel. Voedzaam, maar niet lekker. Ugali bijvoorbeeld is gemaakt van maïsmeel. Er zit totaal geen smaak aan en je eet het met hompen pezig vlees en spinazie of bonen. Alleen het eten op Zanzibar was lekker, met kruidenrijst en kokosmelk als basis.
Na een busrit van vier uur vanuit Dar es Salaam zijn we in Morogoro, waar het een gekkenhuis is op het busstation. In Arusha was het ook een chaos, maar dit slaat alles. Overal staan mensen en terwijl we in de bus wachten, staan al zo’n zes taxichauffeurs onze aandacht te trekken. Als we onze rugzakken uit de bagageruimte willen halen, krijgen we geen kans. Twee taxichauffeurs staan allebei aan één kant van mijn ruzak te trekken. De sterkste wint en we gaan maar met hem mee.
We gaan het stadje verkennen. We zien geen enkele toerist en kinderen reageren heel spontaan. We eten wat stukken ananas, deze zijn op straat spotgoedkoop. Dit is echt onze favoriete vrucht hier. Mango staat bij mij op nummer twee.
Voor het eten maken we nog een rondje door het dorp, onder andere door een woonwijkje en een stuk langs de spoorbaan. De trein komt hier maar twee keer per dag langs, dus de spoorbaan is vooral een wandelpad.
De volgende morgen bezoeken we de plaatselijke markt. Heel leuk, alle mensen lachen en vragen of we een foto willen maken. Er is hier van alles te koop op het gebied van eten. Rijst, kruiden, groenten, fruit (een hele ananas voor 20 eurocent), bonen en gedroogde sardientjes.
Aan de rand van de markt wordt kleding verkocht en lappen stof. We zien een mooie blauwe stof liggen. Als de verkoper ziet dat we daarin geïnteresseerd zijn, vouwt hij de lap open. We komen op het idee om er één te kopen en later in tweeën te knippen. Eén helft is precies groot genoeg voor een tafelkleed. De man noemt een prijs van 7000 shilling. Veel te hoog natuurlijk. Uiteindelijk komen we een prijs overeen van 3500 shilling. We leren het wel, dat afdingen.
In de namiddag maken we nog een wandeling door Morogoro. Zo komen we langs een huis waar de kinderen buiten aan het spelen zijn. Een jongen van een jaar of 10 maakt van lege flesjes en dopjes een auto en een vliegtuig om mee te spelen. Heel creatief.
Het is hier heel leuk wandelen tussen boerderijtjes en bananenplantages door. Aan wat kinderen onderweg delen we lollies en ballonnen uit. Ik blaas voor een kleine jongen van circa twee jaar een ballon op, knalt hij vlakbij het jochie kapot. Hij schrikt zich dood en barst in huilen uit, maar even later loopt hij toch weer met een big smile met een nieuwe ballon te spelen.
Bij een beekje nemen we even pauze. Het is hier heerlijk zitten in de schaduw. Ik ben blij dat het bewolkt is, in de hete zon had ik deze wandeling niet kunnen maken. Terug naar Morogoro met de dalla dalla. Het is goedkoop vervoer, maar je moet wel geduld hebben, want hij stopt om de 100 meter om mensen erin en eruit te laten.
Terug in Dar es Salaam duiken we meteen het zwembad in. Voor het eten wandelen we nog een uurtje langs de zee. Het is leuk om alle activiteiten hier te zien. De een verkoopt geroosterde vis, de ander probeert blouses aan de man te brengen.
We gaan eten bij de Chinees, die ons zowaar herkent van de vorige keer. Hij is heel belangstellend wat we allemaal in die anderhalve week gedaan hebben. We nemen loempia’s en een kipgerecht met cashewnoten.
We nemen de dalla dalla naar Mwenge, de wijk waar houtsnijwerk wordt gemaakt en verkocht. Als we daar aankomen, zien we hoe groot het is. Er zijn zeker 40 winkeltjes op een rij met stapels houtsnijwerk.
Het eerste winkeltje, met een heel aardige vrouw die ons rustig laat kijken en niet aandringt, heeft al mooie stukken staan. Deze onthouden we even. Als we zo langs alle winkeltjes lopen, krijgen we toch een aardige indruk. Iedereen roept ‘Karibu’ en ‘Welcome’ om je zijn winkeltje binnen te krijgen.
Verderop ontdekken we een leuk winkeltje dat dingen van zeepsteen verkoopt. We kiezen wat uit, ik een onderzettersetje en Saskia een schaaltje en een waxinelichthouder. De prijs die ze noemt, is veel te hoog. En veel zakken doet ze ook niet, zelfs niet als we weglopen. Nou ja, wie weet wat we nog tegenkomen.
Bij een ander winkeltje zien we beschilderde kaarten met batik. Daar kopen we ook een setje van. Voor het houtsnijwerk gaan we terug naar het eerste winkeltje, die had toch de leukste. Ik kies een koppeltje (man/vrouw) uit voor mezelf en een man met drums voor mijn ouders. Ook zie ik een leuke armband met zwart/witte stenen. Saskia kiest een slabestek met dezelfde stenen erin verwerkt.
Op onze laatste dag willen we naar Pugu Hills, waar je kunt wandelen. Helaas lijkt er geen busvervoer te zijn. Ook met hulp van Tanzanianen komen we er niet uit. Dan lopen we maar naar de markt die toevallig in deze wijk is. Het is inmiddels alweer bloedheet geworden en als we dat gekrioel van mensen zien onder de gespannen zeilen, hebben we geen zin meer om ons daartussen te begeven. We lopen maar een rondje om de markt heen, de bedrijvigheid rondom zo’n markt blijft wel leuk om te zien.