×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Tarn-et-Garonne

Ommuurde middeleeuwse stadjes in de Midi-Pyrénées

Reisverslag: Annemie Cannaerts
Foto's: Annemie Cannaerts

In het niet zo bekende Tarn-et-Garonne liggen veel bastides, middeleeuwse vestingstadjes waar de tijd wordt gedood met een spelletje petanque. Alleen op marktdagen lijken de straatjes binnen de muren echt tot leven te komen. Tussen de hoogvlakten met herdershutten stromen de riviertjes soms door imposante kloven en onder Romaanse bruggen. Het is een mooi gebied om te wandelen en je vooral niet te haasten.

We vertrekken rond half zes vanuit Brussel richting het niet zo bekende Franse departement Tarn-et-Garonne in de regio Midi-Pyrénées. Na 200 km, in Laon, gunnen we onze oude camper een eerste stop en onszelf een terraske voor een sterk koffietje, de bij de Fransen zo geliefde petit café.

De indrukwekkende gotische kathedraal van Laon met zijn vier sierlijk uitgehouwen torens ligt hoog bovenop zijn podium: een middeleeuws statement, robuust en gracieus tegelijk, zoals le boeuf et la licorne, de os en de eenhoorn, die uit alle gewrichten van deze kerk lijken te barsten.

Dan gaat het kilometers en kilometers over de gezapige départementales (geen trucks) door de eindeloze korenvelden. Stoppen langs de kant van de weg voor onze picknick krijgt hier een heel nieuwe dimensie.

De zon is definitief doorgebroken, de villages fleuris heten ons overal welkom met hun kleurrijke bloempotten en bloembakken, muurbloemen, bloementuintjes en dito balkonnetjes. Tussen het graan staan hier veel meer klaprozen dan bij ons. En natuurlijk zijn er ook velden vol zonnebloemen maar die zijn in juni nog helemaal dicht.

In Montereau (regio Centre) krijgen we een indrukwekkend zicht op de samenvloeiing van de Seine en de Yonne. De kathedraal verdwijnt haast in het gabarit van allemaal hoogbouw, maar ertussenin ligt het dan weer vol gemoedelijke volkstuintjes. Contrasten: oud en nieuw, stads en stemmig, druk en dromerig.

Onderweg naar Bellegarde komen we langs verschillende overdekte veemarkten, met van die degelijke houten gebinten, o.a. in Beaumont du Gâtinais. Vanaf Vierzon is de Occitane-autostrade (A20) gratis en is het een tijdje gedaan met de villages fleuris maar het schiet nu wel beter op.

In Le Dorat (we reden vandaag 700 km en zitten nu in de regio Limousin) vinden we de camping communal, aan de eendenvijver, onder de muren van het middeleeuwse dorp. Douche, Engelse wc, de eerste krekels én een onmetelijke sterrenhemel.

Limousin

Oradour sur Glane werd 1944 platgebrand door de nazi's

Na onze eerste croissantjes, die we in het dorp halen, rijden we door de mooie vallei van de Gartempe, waar ontelbare lammeren van Bellac ons een heerlijk avondmaal aanblaten. We stoppen voor de verdoken gotische brug van St Ouen, met vier van die sobere nog bijna rondbogen.

Dan komen we aan onze bestemming: Oradour sur Glane, het dorp dat op 10 juni 1944 helemaal platgebrand werd door de nazi’s. Mét de meer dan zeshonderd inwoners. Hun namen en beroep staan op de stukken muur van wat ooit hun huis was.

Door wat nog overblijft van ramen en deuren zie je hun werktuigen. Hier en daar foto’s van hoe het was: de scholieren, het café met de petanqueclub, de vrouwen met hun schorten voor. Het marktplein waar ze bijeen werden gedreven. De kerk waar een andere groep werd vermoord. En de waterput waar hun lijken werden gedumpt, voor ze een plaatsje vonden op het dorpskerkhof; hele families, kleine kinderen…

We zijn vlak bij Limoges en ik weet dat het 19e eeuwse deel van het immense kerkhof van Linards hier de mooiste porseleinen en email gedenkplaten heeft. Veel liggen er gebroken bij, niemand komt nog naar die oude graven, de stad mocht wel wat meer zorg besteden aan dit cultureel erfgoed. Niet te verwonderen dat er veel plaatjes verdwijnen.

Dordogne

La Roque Gageac hangt in de hoge rotswand

We houden nog halt bij het immense art nouveau-station en sturen onze camper dan weer de natuur in, op weg naar ons eerste mooie dorpje, Sarlat le Canéda in de Dordogne (regio Aquitanië). Ik verwacht hier veel van maar het is helaas onmogelijk toeristisch. Ik troost me met overheerlijke noten-in-een-chocoladejasje (dat ga ik thuis ook eens proberen) en we genieten toch van de mooie renaissance-pleintjes.

Op een menukaart vinden we een recept voor pommes salardaises (aardappelschijfjes gebakken in ganzevet en look) en eentje voor crème d’oseille (gepureerde zuring met room, klinkt niet lekker maar is echt iets voor fijnproevers). Aan een kraam kopen we onze eerste zonzoete kersen.

Een schitterende weg verder vinden we een plek voor de nacht aan de oever van de snelle Dordogne, in La Roque Gageac, een straatdorp dat vasthangt in de hoge rotswand, waar ooit ook holbewoners een onderkomen vonden.

Na onze heel gevarieerde dag (zo’n 150 km rijden) toveren we de fijnste agneau de Belac met veel tijm en tomaten in room uit onze camperpannetjes en we eten smakelijk aan een van de picknicktafels langs de Dordogne, waar we nog een dromerige avond doorbrengen langs het water.

Voor ons ontbijt lopen we samen naar de éne bakker voor een onuitsprekelijk lekkere pain gageac, een onregelmatig gevormd brood met heerlijk knapperige donkere korsten, waar je hompen afbreekt. En een hemels notentaartje voor onderweg.

Montcuq

Niemand op straat behalve de petanquespelers

We rijden via Cahors (wat hou ik van hun stevige wijn) en arriveren op het uur van de sieste in Montcuq (dat de Fransen met ‘ou’ uitspreken) in de Lot (regio Midi-Pyrénées): alles dicht behalve le café central, niemand op straat behalve de petanquespelers onder de geurige lindenlaan. ‘On dirait le Sud’, geeft een uithangbord aan, bijna het zuiden.

We zijn inmiddels aangeland in het departement Tarn-et-Garonne, het doel van deze reis. Ons volgende en voor mij het mooiste authentieke dorp is het hoog gelegen Lauzerte: de straten zijn schitterend, de gevels ontdaan van hun grauwe pleisterwerk, de deugdelijke baksteen en de eeuwenoude natuursteen mogen weer gloriëren.

Ik koop een potje acaciagelei omdat die bomen hier zo bedwelmend ruiken: smaakt straks heel fijn bij restjes koud vlees. Op ons terrasje aan het grote vierkante plein bestelt een Canadese Compostella-pelgrim voorwaar een Hoegaarden.

We vinden een (gratis) plaatsje voor de nacht aan de voet van het dorp op een grasveld naast een uitdijende oever onder een klaterend watervalletje. Eerst halen we in de plaatselijke Mousquetaires-supermarkt wat ik nodig heb voor aiguillettes de canard (fijne eendenreepjes) in een pompelmoessausje. Mét pommes salardaises.

We moeten binnen eten want er komt een onweer aandonderen en tegen dat alles op is, komt een man van de gemeente bezorgd naar het waterpeil kijken, wat wij zelf ook al hadden gedaan maar niet zo bezorgd. Als hij zijn laarzen aantrekt om tot bij onze camper te komen, begint het ons te dagen: hij wijst op de toch wel héél natte wei rondom en dat we moeten maken dat we wegkomen voor dat niet meer kan!

Boven staat nog een camper, ook zo’n veelgebruikte, met een jonge blonde rasta die ons voorstelt hem te volgen want hij weet een héél mooie plek, aan het meer van Montcuq, maar dan hoog erboven. Doen we dus en we komen terecht op het meest idyllische plekje voor alweer een gratis nacht.

We maken nog een avondwandeling rond het meer en krijgen ‘s nachts een oorverdovend klank-en-lichtspel van wat later een alerte jaune (een heuse storm) blijkt te zijn geweest.

We staan héél langzaam op in onze zonovergoten camper en genieten van het meer en ons laatste stuk pain gageac. Dit is paradijselijk, waarom blijven we hier niet de hele dag? Maar het zuiden roept…

Ommuurde stadjes

Op marktdag komt St Antonin Noble Val tot leven

Gisteren reden we een kleine honderd kilometer en daar houden we het de volgende dagen telkens zowat bij. Vandaag bezoeken we het verrassend mooie Auvillar: een wat slaperig dorp met vakwerkhuizen rondom het plein met een ronde graanhal en in de muur gemetselde korenmaten.

Langs de samenvloeiing van de Tarn en de Garonne en langs le canal latéral (dat Toulouse met Bordeaux verbindt) gaat het verder naar Moissac, voor wat ze daar het mooiste klooster ter wereld noemen. We ontdekken dat die stille kloostergangen rond die stemmige binnenkoer destijds een héél andere functie hadden dan ingetogen lopen bidden: op een tekening is duidelijk dat daar een moestuin was en een bron waar volksvrouwen water kwamen halen, in de hoek een hooiopslagplaats en andere voorraden.

Er is in Moissac ook een markthal met van dat prachtig smeedijzerwerk uit de jaren twintig, een gift van de stad Parijs.

Dan door naar Montauban, de roze stad met de vele portes en ogive, grote huisdeuren met een spitsboog. Maar je ziet ze nauwelijks door alle reclameborden van dit commerciestadje. Het valt dus nogal tegen, behalve de schitterende place nationale waar we van genieten van op een terraske met onze petit café.

Onder een stralend blauwe lucht vinden we later in de namiddag onze eerste bastide, een hooggelegen, ommuurd stadje, het heel erg middeleeuwse Bruniquel. Het wordt een puffend bezoek. En géén terraske open, want we hebben er een handje van om altijd bezoekjes af te leggen tijdens de sieste.

We vinden een bijzonder sympathieke, bescheiden camping in Montricoux, Le Faucon d’Or, helemaal in de natuur, aan een visvijver vol kikkers (én muggen), waar we helaas te dicht bij willen staan zodat we onze camper in de modder vast rijden. Maar onze bruingetaande erg zuiders uitziende campingmeneer haalt ons meteen weer vlot met zijn tractor. Hij werkte als duiker-hersteller in de haven van Marseille en trakteert ons op mijn eerste pastis: ik ben op slag verkocht.

Het wordt een gezellig aperitiefje met nog een tiental vaste campingbewoners, mensen die wat verloren gelopen zijn in het leven en hier een prima stek vonden om zichzelf weer samen te rapen: ‘il faut faire un peu du social’, je moet je goede hart laten zien, vinden de uitbater en zijn vrouw.

‘s Anderendaags willen we wandelen: vanuit het dubbel ommuurde artiestendorp Puycelci vlakbij Montricoux kiezen we voor het fel stijgende woud van Grésigne, met prachtige vergezichten.

Onderweg terug stoppen we in Le Verdier voor een van de vele merkwaardige duiventorens en in St Martin d’Urbens voor zo’n typisch kerkje met platte klokkentoren. ‘s Avonds laten we ons de voortreffelijke pâté de Garonne smaken.

De zondag rijden we door de indrukwekkende Gorges de l’Aveyron via de Corniche naar St Antonin Noble Val, onder de hoge Roc d’Anglars. Het is markt, wat de anders verlaten straatjes een kleurrijk druk aspect geeft: de mooie markthal doet weer echt dienst.

Ik koop honing van colsa, een potje confituur mi figue mi raisin (half vijgen, half druiven, een woordspeling op de uitdrukking ni figue, ni raisin: noch het een, noch het ander), een confit de figues au montbazillac, een chutney van vijgen en paprika uit Montaigut.

Ik kan hier niet genoeg van krijgen. Aan een kraam roert een man met een gigantische houten lepel door een grote pot aardappelpuree met gesmolten tomme-kaas en veel look: de typische aligot, die ‘s avonds zalig smaakt bij een lamskoteletje.

Via Castelnau Montmiral, met het mooie bijna gesloten plein omgeven door gaanderijen, rijden we verder naar Cordes sur Ciel. De straten van deze hooggelegen bastide zijn ontiegelijk stijl, de winkeltjes erg toeristisch en duur maar het schaduwrijke plein boven is een weldaad.

We kiezen voor deze nacht het absoluut tegenovergestelde Monestiés: stoffig, desolaat, wel een mooie Romaanse brug en een plek (gratis én met openbaar toilet)  naast een historisch monument: le direct, het huis van de man van de directe belastingen.

Vanuit ons gezellig huisje bestuderen we de plaatselijke professionals van de laatavond petanqueclub.

Causses de Limogne

Op de hoogvlakte staan herdershutten van platte stenen

We zijn heel vroeg wakker en rijden langs een schitterende weg het diepe dal van de Viaur in en weer uit, via Mirandol en Montirat tot Najac in het departement Aveyron. Najac is een merkwaardig straatdorp met aan de ene kant gaanderijen onder de huizen, in het midden een parkje/parkinglaan, en aan de andere kant huizen met veel groen, alsof hier vroeger tussen beide straatkanten nog iets anders heeft gelegen. Er staat een fontaine monolitique (een waterput uit één brok steen gehouwen) en we lopen tot aan de kerk maar niét tot aan de hooggelegen Rocca.

Het dorp ligt aan het begin van andere Gorges de l’Aveyron, alweer een schitterende weg dus. Dan Villefranche de Rouergue: verrassend stadje, rechte straten die allemaal in een ster (dat zien we op een postkaart) uitmonden op het mooie plein, voor de massieve kerk met binnen een fraai blinkend notenhouten koorgestoelte.

Terwijl we het houtsnijwerk met de bizarre figuren bewonderen, klinkt uit het 15e eeuwse orgel voorwaar Le Temps des Cerises, een oud volkslied dat symbool werd van de commune van Parijs. Veel huizen à l’Italienne, heropgebouwd door rijk volk na een grote brand, lang geleden. We picknicken aan de rand van de Aveyron, die hier zielig keurig ingemetseld is.

Dan gaat het door een eerste stuk van de kalkhoogvlakte Causses de Limogne, mét heel mooie bories (herdershutten opgetrokken uit platte stenen) in Promilhanes, richting het veelbelovende St Cirque Lapopie, hoog bovenop de indrukwekkende falaises (kliffen) van de Lot.

Gelukkig arriveren we voor de toeristenbussen en kunnen we ongestoord genieten van het bovenaanzicht over de rode daken en de wirwar van straatjes. De man van de office du tourisme verwijst ons naar Vers voor een prima camperplaats aan het voormalige stationnetje (mét Engelse wc en prima douche, heel netjes, voor 5 euro).

Onderweg vinden we helaas geen stopplaats voor een foto van de ingebouwde troglodietenholen in de Défilé des Anglais. Maar we zijn overgelukkig als we vanaf onze camper naar het riviertje wandelen: de grillige Vers mondt hier uit in de statige Lot, we kunnen wat pootjebaden in de zon en dan een terrasje zoeken voor een pastiske.

We lopen nog wat langs de Lot, zien hoe zo’n handmatige sluis voor de plezierbootjes werkt. We eten héérlijke courgettes au bleu des causses, een niet al te scherpe blauwe schimmelkaas uit de streek. De gierzwaluwen beloven goed weer voor morgen.

Vers is een dorp van niks, alleen een point de vente dus geen warme bakker, de croissants zijn niet wat ze moeten zijn. Maar het weer is schitterend en we gaan wandelen langs de Vers, over een schaduwrijk pad met halfweg een leuke afspanning mét pastis, af en toe zicht op de falaises maar niét bergop, helemaal mijn ding!

Voor en na het avondeten – poêlée campagnarde, een stoofpotje van (diepvries)groentjes met spekjes én een rijkelijk restje bleu des causses – installeren we ons nog wat aan onze Vers, met een boekje onder een lommerrijke boom, met zicht op het fel schitterende dansende water.

Terugweg

De velden met zonnebloemen staan inmiddels in bloei

‘s Morgens alweer schitterend weer, tijd om onze terugtocht aan te vangen. We kiezen voor de weg langs Rocamadour, wél toeristisch maar evengoed spectaculair. De route door de Causse du Quercy is alweer ongelooflijk en als we het dorp in zicht krijgen, hebben ze net de hier beroemde roofvogels losgelaten die plechtstatig over de vallei vliegen.

Boven, op een terraske van waaruit je heel het dorp en de prachtige vallei kunt zien, drink ik het laatste pastiske van de reis. We rijden door nog wat mooie dorpen in de Lot zoals Montvalent en Martel. Ze maken er reclame voor veau élevé sous sa mère, kalfjes die onder hun moeder zijn grootgebracht.

We vinden een (gratis) nachtstop in Aubigny, op een rustige maar grauwe parkeerplaats voor trucks.

‘s Morgens direct weg tot het volgende dorp voor alweer verrukkelijke croissants en een knapperige bagatelle en wanneer we die ergens aan de rand van een bos opeten breekt de zon door.

Even voorbij Bellegarde is er een gehucht met de naam Les Hommes Libres. We rijden opnieuw langs de weg die we gekomen zijn maar nu zijn de zonnebloemen open. Ik neem er eentje mee voor thuis.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win