De westelijk gelegen Canarische Eilanden Tenerife, La Gomera en La Palma zijn makkelijk per boot te bereiken. Ze zijn erg geschikt voor een gevarieerde vakantie. Wandelaars kunnen volop genieten van de overweldigende natuur op de nattere delen van deze vulkaan-eilanden. De bulk van de toeristen ligt op het strand in de droogste delen.
Mijn vriend en ik hebben een lange lijst met bestemmingen over de hele wereld die we zeker een keer willen zien. De Canarische Eilanden hebben hiervan nog nooit deel uitgemaakt. Toch boeken we, vanwege het goede weer in april en de relatief korte vliegtijd, een campingvlucht naar Tenerife om te gaan island hoppen op de Canarische Eilanden.
Island hopping is met name in Griekenland populair en ook in de Cariben wordt het steeds meer gedaan. Op de Canarische Eilanden is het van eiland naar eiland hoppen echter nog nauwelijks ontdekt. We vragen ons af wat hiervan de reden is. Tijdens onze reis bezoeken we de westelijk gelegen eilanden Tenerife, La Gomera en La Palma. Drie heel verschillende eilanden die gemakkelijk per boot te bereiken zijn.
Het eerste wat we van Tenerife zien is Playa de las Américas. Een gigantische badplaats aan de zuidkust van het eiland, die inderdaad Amerikaans aandoet.
Torenhoge hotels en appartementen-complexen, fast food-restaurants en mega-supermarkten wisselen elkaar af. Hier verblijft de bulk van de buitenlandse toeristen. Dit tot onbegrip van de lokale bevolking die veelal het koelere noorden prefereert.
Het grote klimaatverschil tussen noord en zuid is een verschijnsel dat niet alleen kenmerkend is voor Tenerife. Ook op de andere eilanden van de Canarische archipel is de tegenstelling tussen het, door voldoende vochtigheid en een gematigde temperatuur, groene noorden en het droge, kale zuiden opmerkelijk. En telkens blijken de toeristen zich in het zonnige, maar dorre zuiden te nestelen.
Wij besluiten het drukke Playa de las Américas te ontvluchten en verblijven in een typisch Spaanse ‘casita’ (huisje) in het noordelijker gelegen plaatsje Arafo. Het uitzicht op de bergen en de zee is fantastisch.
Zoals alle eilanden van de Canarische archipel is Tenerife ontstaan door een vulkaanuitbarsting. De slapende vulkaan Pico del Teide domineert met 3718 meter het landschap. Het is de hoogste berg van Spanje. Een kabelbaan brengt ons naar een hoogte van zo’n 3400 meter en biedt een goed zicht op het indrukwekkende natuurwonder onder ons. De geel-, bruin- en roodgekleurde lavastromen zijn nog steeds duidelijk te zien. Boven aangekomen zien we na een korte wandeling de top van de Teide waaraan kleine gaswolken ontsnappen.
Maar op Tenerife is nog veel meer te zien. Zo’n 9 km ten noorden van de hoofdstad Santa Cruz ligt Playa de las Teresitas, een breed aangelegd strand met palmbomen als beschutting. Dit schijnt hèt strand voor de hoofdstedelingen te zijn. Toeristen zie je hier weinig en het is heerlijk rustig. Kortom, een paradijsje. Het zand, dat uit de Sahara komt, is echter erg fijn en er staat een stevig briesje, waardoor we binnen de kortste keren onder het zand zitten.
We stappen op en rijden verder in noordelijke richting over het Anaga-schiereiland. Onderaan het Anaga-gebergte is het landschap groen met mooie oranje bloemen, maar al snel wordt de natuur ruiger. Op het hoogste punt heb je aan twee kanten een fantastisch uitzicht op zee.
We rijden door naar de gezellige badplaats Puerto de la Cruz aan de noordkust van Tenerife. Hoewel ook redelijk toeristisch is het typisch Spaanse karakter van de oude stad goed bewaard gebleven. We slenteren door statige straten met mooie gebouwen in Canarische bouwstijl (pastelkleurig en met rijkversierde houten balkons en deuren) en komen op gezellige pleintjes vol leven.
Op het grote, rechthoekige plein Plaza del Charco ploffen we neer op een terrasje onder de laurierbomen. Later lopen we ook nog over de chique boulevard waar we onder de indruk zijn van een enorm luxe zwembadcomplex dat hier is uitgehakt in de lavarotsen. Daarna verlaten we Puerto de la Cruz en rijden via de vruchtbare Orotava-vallei terug naar ons huisje in de bergen.
De volgende dag vertrekken we vanuit Los Christianos naar ons tweede reisdoel, La Gomera. Dit op één na kleinste eiland van de archipel is alleen per schip te bereiken. Hierdoor is het toerisme op La Gomera vrij kleinschalig gebleven. Het hele eiland ademt een sfeer van rust en ontspanning.
Wij verblijven in Valle Gran Rej, vlakbij het strand van Calera. Deze bestemming werd in de jaren zestig ontdekt door hippies die hier maandenlang rondhingen. Later zijn er veel toeristische voorzieningen gebouwd, hoewel van een echte boulevard nog steeds geen sprake is.
Bij een verkenning van het eiland komen we tot de ontdekking dat La Gomera eigenlijk overal mooi is… vriendelijke dorpjes, een onwaarschijnlijk groen landschap en vrijwel geen industrie. De terrasgewijs aangelegde akkers in de vruchtbare valleien doen aan Indonesië denken.
De verbazing is groot als we even later door het Nationaal Park Garajonay lopen, een mysterieus mistig regenwoud zoals je alleen in Zuid-Amerika verwacht aan te treffen. De begroeiing is dicht met laurierbomen, eucalyptussen en hulst en de bodem is geheel bedekt met varens en mossen. Al snel zijn we totaal doorweekt…
We hebben honger gekregen van de lange wandeling en gaan op zoek naar een terrasje. Maar het is zondag en het eiland lijkt uitgestorven. Na lang zoeken horen we plotseling heldere aria’s begeleid door een Spaanse gitaar.
De muziek blijkt afkomstig uit een klein barretje langs de weg. We zijn in het plaatsje Hermigua. Hoewel er alleen tapas (Spaanse hapjes) en enkele koude gerechten verkrijgbaar zijn, besluiten we toch te stoppen.
In mijn beste Spaans bestel ik een groot en een klein glas bier. Ik krijg een grote en een kleine koffie en probeer het misverstand uit te leggen. Na enkele minuten en een verontschuldigend ‘non hablo Español muy bien’ keer ik terug naar ons tafeltje, mét de juiste drankjes.
Voor het eten vrezen we grotere problemen maar gelukkig kunnen we de gewenste gerechten, pasta met tomatensaus en een koude schotel, aanwijzen in een soort vitrine. Ik vraag, weer met handen en voeten, of de pasta warm gemaakt kan worden. Dit keer komt de vraag duidelijk over en vraagt de sympathieke Canariër met een glimlach of wij soms ook de koude schotel opgewarmd willen hebben…
We gaan verder in de richting van het havenstadje San Sebastian de la Gomera. Het is een prachtige route waarbij we op sommige punten de top van de Pico del Teide van Tenerife boven de wolken uit zien komen. Ook komen we langs de indrukwekkende rotsen van Agando, La Zarcita en Ojila, kortweg ‘Los Roques’ genoemd.
We vervolgen de route en komen aan in San Sebastian, waar we een terrasje opzoeken. Het stadje is vrijwel uitgestorven. Eind 15e eeuw zou Columbus – op weg naar Amerika – hier meerdere malen hebben aangelegd. Een historische gebeurtenis waar men nog steeds graag aan herinnert, o.a. in het Casa de Colon waar Columbus gelogeerd zou hebben. Moeilijk te geloven wanneer blijkt dat het gebouw uit de 17e eeuw dateert…
Hoewel La Gomera over alle ingrediënten beschikt om uit te groeien tot een vakantiebestemming van belang, is het toerisme hier beperkt gebleven.
Na een volgende boottocht komen we aan op La Palma, het eiland met tot de verbeelding sprekende bijnamen als ‘isla bonita’ (het mooie eiland) en ‘isla verde’ (het groene eiland). Na ons bezoek aan La Gomera moeten wij het nog zien…
De havenstad en tevens hoofdstad Santa Cruz de La Palma is niet te vergelijken met het stille San Sebastian op La Gomera. Het is een drukte van belang. We herkennen wel weer direct de typisch Canarische bouwstijl, die herinnert aan de welvaart van weleer. Hier regelen we een auto en alvast de bootreis terug naar Tenerife.
Wanneer we verder het binnenland in rijden zien we nog meer verschillen met het rustige en ongerepte la Gomera; er wonen hier duidelijk meer mensen en op het land heerst een grote bedrijvigheid.
Onderweg wordt het zicht regelmatig ontnomen door grijze muren, de omheiningen van bananenplantages. Dankzij het vliegveld is ook het toerisme meer ontwikkeld dan op La Gomera, hoewel men door de inkomsten uit de landbouw minder afhankelijk is van deze sector.
Ook op La Palma betrekken we een ‘casita’, vlak bij het vrij centraal gelegen El Paso. Na lang zoeken bereiken we ons nieuwe onderkomen.
Het is een schattig, gespikkeld huisje, zo laag dat we moeten bukken om door de deur te kunnen. Deze Flintstone-achtige huizen, bestaande uit onregelmatige rotsblokken die met cement bij elkaar worden gehouden, zie je veel op de westelijke Canarische eilanden.
El Paso is maar een klein dorpje, niet veel meer dan een straat eigenlijk, zoals de meeste dorpjes op de kleinere Canarische eilanden. Voor boodschappen en dergelijke zijn we aangewezen op de tweede stad van het eiland; Los Llanos de Aridane. Bovendien is het hier heerlijk toeven op een terrasje onder de laurierbomen van het gezellige Plaza de España.
Ook op La Palma beslaat het Nationale Park een groot deel van het eiland.
De bergrug die vanuit het zuiden omhoog loopt eindigt in het centrum van het eiland in een krul. Dit is de Caldera (keteldal) de Taburiente, één van de grootste uitgedoofde kraters ter wereld. De Caldera heeft weelderig begroeide hellingen die worden doorsneden door diepe barrancos (kloven).
We rijden verder het kratergebied in en het landschap wordt almaar groener. In het Nationale Park heb je de keuze uit vele wandelingen, van enkele uren tot een hele dag. We wandelen tussen pijnbomen door, over smalle paden langs steile hellingen en over schattige, maar gammele bruggetjes.
Op verschillende punten heb je een mooi overzicht over het hele park en op de kraterrand, die als een muur oprijst uit het groen.
We zijn al snel verdwaald, maar aan de hand van een eenvoudig kaartje, verkregen bij het informatiepunt bij de parkeerplaats, vinden we onze auto uiteindelijk toch weer terug.
We besluiten ook nog even een kijkje te gaan nemen bovenop de krater en rijden naar het hoogste punt bij Roque de los Muchachos (2426 m).
Het lijkt wel of we op de maan zijn aangekomen. Temidden van een kaal, onherbergzaam gebied staat een futuristisch bouwsel, dit is het sterren-observatiecentrum.
Vanaf hier maken we een spectaculaire wandeling over de kraterrand. Het pad is smal en ligt vol grote keien. Af toe moeten we flink klauteren om verder te kunnen.
Daarbij kijken we maar niet al te veel naar beneden, waar een diepe afgrond dreigt. Maar onze moeite wordt zeker beloond; het uitzicht is adembenemend.
Na deze dag moeten we onze mening over La Palma bijstellen; ook dit eiland is, op zijn eigen manier, zeer de moeite waard. Niet vanwege de stranden, daarvoor moet je toch echt op Tenerife of één van de andere, grotere Canarische eilanden zijn. Maar wel vanwege het gemoedelijke sfeertje en het enorm indrukwekkende natuurschoon.