Twintig dagen geen douche zien maar glibberen over gammele bamboebruggetjes en je aan boomwortels omhoog trekken, terwijl de dragers op hun teenslippers alvast vooruit gaan om thee te zetten. Op trektocht door het groene noorden van Myanmar naar de zuidelijke uitlopers van de Himalaya. Hier en daar een dorp met bamboehuizen en rijstvelden maar vooral jungle, varens, ficussen en heel veel bamboe. Ter compensatie hebben steden als Yangon, Mandalay en Bagan veel cultuur in de vorm van pagodes, stoepas en boeddhabeelden.
Met een tijdsverschil van 6 uren landen we in Yangon, de hoofdstad van Myanmar (Birma). Als eerste bezoeken we de Sule-pagode midden in het centrum van Yangon. Deze pagode is een druk bezocht heiligdom en de stoepa zou een haar van Boeddha bevatten. De pagode is met goud bewerkt. Natuurlijk lopen we, met de klok mee, een rondje om de pagode. Er zijn veel mensen aan het bidden en mediteren. Hier in Myanmar overheerst het boeddhistische geloof.
We verblijven maar twee dagen in Yangon en hebben een druk programma. We bezoeken de Chauk Htat Gyi Pagode met een reusachtige liggende Boeddha en de Nga Htat Gyi Pagode, maar de meeste indruk maakt toch de Shwedagon Pagode. Die bezoeken we in de namiddag en als de avond valt is het net een sprookje. Er zijn vier overdekte trappen die leiden naar de 58 meter hoge top. Het trappenhuis op het zuiden is de hoofdingang.
Aan beide kanten van de trappen tientallen winkeltjes met souvenirs, wierook, bladgoud, bloemen en boeddhabeeldjes. Er hangt een heerlijk relaxed sfeertje. We tellen op het platform honderden Boeddha’s en de gouden koepel van de hoofdstoepa glinstert in het avondlicht. Deze stoepa is 98 meter hoog en op het plateau staan nog 64 kleinere stoepa’s.
Ons belangrijkste doel deze reis is een trektocht van 16 dagen in het noorden van Myanmar. Na twee dagen Yangon vertrekken we per vliegtuig naar Putao.
We zijn de enige toeristen in het vliegtuig, een oude Fokker 28. De bekleding is versleten en voor de pantry hangt een soort douchegordijn. De veiligheidsinstructie wordt alleen in Myanmar gegeven en is in twee minuten klaar. Tijdens de vlucht worden we een paar keer voorzien van snoepjes. We maken een paar tussenlandingen, maar er stappen geen toeristen in.
We worden als VIPs behandeld en mogen voor in het vliegtuig zitten, tot er militairen instappen, dan moeten we een plaatsje naar achteren opschuiven. De lokale bevolking wordt naar achteren gedirigeerd en mag niet naast ons gaan zitten terwijl er wel stoelen leeg zijn.
Het is enorm wat er aan handbagage wordt meegenomen en het gangpad staat dan ook vol. Een vrouw heeft tot op ooghoogte bagage op haar schoot.
In Putao worden we opgehaald door een zeer luxe jeep. Deze brengt ons naar het centrum van Putao (niet meer dan een kruispunt). Het stoplicht is een houten bord met drie geverfde rondjes in de kleuren rood, oranje en groen. Het fungeert als waarschuwingsbord.
Verkeer is er bijna niet. Af en toe komt er een ossenkar voorbij en verder fietsen en brommers. Toch staat er constant verkeerspolitie op het kruispunt. Deze zit te slapen als er een aanrijding is tussen een brommer en een fietser. Gelukkig niet ernstig.
De volgende morgen vertrekken we, na ons ontbijt van noedelsoep en een soort langwerpige koude oliebol, naar de Phone Kan Razi. We gaan proberen in acht dagen lopen de top te halen.
De 12 dragers zijn inmiddels gearriveerd en we zien met verwondering toe wat ze allemaal op hun ruggen moeten dragen.
Wij dragen zelf onze dagbagage, maar de grote rugzakken (inhoud 12 tot 13 kilo) gaan nog eens boven op hun eigen bagage en de voedselvoorraden. Wij zouden het nog geen kilometer volhouden, maar de dragers zijn tanig en beresterk. Het lijkt of ze er geen moeite mee hebben.
Na drie uren wandelen door een subtropisch landschap komen we in een dorpje waar onze lunch wordt klaargemaakt. We zijn een bezienswaardigheid en vooral de kinderen zijn nieuwsgierig. Ze laten zich gewillig fotograferen. De bevolking is erg vriendelijk en lacht naar ons. De noedelsoep smaakt goed en we vervolgen onze wandeling.
We komen langs een schooltje en gaan naar binnen. De kinderen zijn helemaal overstuur en vinden het prachtig om bezoek te krijgen, de aanwezige leraressen vluchten echter naar een kamertje. Achteraf blijkt dat we toestemming hadden moeten vragen om de school te bezoeken. Daarom waren de leraressen zo geschrokken. Hopelijk krijgen ze er geen problemen mee.
Rond een uur of vier in de middag komen we aan in Upper Shangaung. Hier zullen we overnachten in een hutje op palen. De bewoners hebben een huis beschikbaar gesteld, zodat wij er kunnen slapen. We hangen de muskietennetten op en rollen onze opblaasbare matjes uit.
Daarna wachten we op het eten. De dragers zijn tevens onze koks en maken het eten klaar. Er wordt op een houtvuurtje gekookt. Het eten smaakt heerlijk en de eerste dag is goed verlopen. Het is een uur of negen ‘s avonds wanneer we onze slaapzakken in kruipen. Ondanks het vele gesnurk van de heren om mij heen val ik uiteindelijk toch in slaap.
Om zes uur ‘s morgens worden we gewekt door onze lokale gids. Een opgewekte jongen die Engels spreekt. Helaas spreken de dragers geen Engels. Er staat een emmer water klaar waarmee we ons een beetje kunnen wassen en onze tanden kunnen poetsen. Een douche zullen we de komende 20 dagen niet zien.
We gaan vandaag de Kyauk Sein Taung pas (1400 meter) over. Het is een steile klim en de kuitspieren verrichten overwerk. We klauteren en klimmen over omgevallen bomen en af en toe trekken we ons aan de boomwortels omhoog. We stijgen de laatste 300 meter in drie kwartier.
Op de top rusten we uit. Er komen Myanmar langs met pijl en boog, ze gaan op jacht. Vol verbazing kijken ze naar ons. Je merkt aan hun reactie dat hier niet vaak toeristen komen.
Na deze steile klim moeten we nog 400 meter dalen en zijn onze knieën aan de beurt om overwerk te verrichten. Het dalen is conditioneel makkelijker, maar technisch moeilijker. We moeten oppassen om niet uit te glijden.
Na acht uren lopen met rustpauzes komen we aan in het dorpje Wason Dum. Hetzelfde ritueel herhaalt zich. We installeren ons voor de nacht en hangen het muskietennet op en maken de slaapplaatsen in orde. De hut waar we overnachten is soberder dan de vorige. Hij is volledig van bamboe gemaakt en de vloer bevat grote kieren. Het enige meubilair is een tafel van bamboe. In de hut is een houtvuur om ons te warmen.
Vandaag lopen we door rijstvelden en door dicht woud. Het is afwisselend stijgen en dalen. De omgeving is erg groen en bestaat uit varens, ficussen en heel veel bamboe. Het is een smal pad en je moet goed oppassen waar je je voeten neerzet. Stukken steen, boomwortels en keien maken het pad oneffen.
Regelmatig moeten we over bruggetjes van bamboestammen lopen. Ook hier opletten, want bamboe is glibberig. Het meest spectaculair is wel de hangbrug van 40 meter die we over moeten. Hij is helemaal van bamboe gemaakt en erg wiebelig. We steken één voor één over. Als je naar het snel stromende water onder de brug kijkt heb je het gevoel dat je wordt meegezogen. Het is gezichts- en gevoelsbedrog. Snel weer naar het einde van de brug kijken en je goed concentreren. Stapje voor stapje nemen we de brug naar de overkant.
We overnachten in Ziya Dum. De vloer van de hut ziet er niet erg stevig uit en we zijn bang dat we er doorheen zullen zakken. Voorzichtig zoeken we de stevige gedeelten op. Het tocht enorm. Overal gaten en kieren in de wanden en vloeren. Gelukkig is er weer een vuurplaats waar we ons kunnen warmen.
Het volgende kamp is het River Camp op 1177 meter hoogte. We slapen niet meer in hutjes bij de lokale bevolking, maar overnachten nu in tenten. Er zijn geen dorpjes meer. We bereiken het River Camp nadat we uren door dicht struikgewas hebben gelopen. De dragers voor ons kappen een pad dwars door het dichte struikgewas. Geen prettige manier van lopen. Je krijgt er bijna claustrofobie van. We zijn blij als we weer in wat open terrein komen.
De snel stromende rivier maakt een hels kabaal en we zoeken tussen de vele keien een open plek om de tenten op te zetten. Helaas is het bewolkt geworden.
Toch proberen we ons een beetje te wassen in de rivier. Brrrrr, het water is erg koud. We frissen er echter wel van op.
Het is een makkelijke dag vandaag. In ruim drie uren wandelen bereiken we het Thet Pin Gyi Camp. Dit ligt midden in de jungle. Van bamboe zijn tafels gemaakt en een plateau waar de dragers op kunnen slapen. Wij slapen in tenten, maar de dragers liggen onder een groot zeil.
Wij lopen op stevige bergschoenen, de dragers lopen op teenslippers. Wij hebben ergonomische rugzakken, de dragers dragen manden op hun rug met een hoofdband. Ondanks deze (in onze ogen) ongemakken, halen ze ons iedere keer makkelijk in en we kunnen ze lang niet bijhouden. Als wij aankomen in het kamp hebben ze al een vuurtje gemaakt en water gehaald voor de thee.
Het is alweer de zesde dag van de trektocht. De dag begint met een stevige klim. We moeten vandaag 600 meter omhoog. Het is erg steil en rondom alleen maar jungle. Na een dik uur klimmen komen we bij een doorkijkje en hebben een spectaculair uitzicht op het dichtbegroeide woud.
Na ruim vier uren lopen komen we in het Kan Tauk Myint Camp aan. We hebben net de tent opgezet als het begint te regenen. We zitten inmiddels op 2480 meter hoogte en het begint al behoorlijk koud te worden, vooral in combinatie met de regen.
We schuilen bij het kampvuur onder het zeil bij de dragers. Onze voorkant wordt lekker warm. Af en toe keren we onze ruggen naar het vuur om ook de achterkant te verwarmen. Vannacht slapen wij in onze warme slaapzakken in een dichte tent. We hebben medelijden met de dragers, die in de open lucht onder een zeiltje bij het vuur moeten slapen.
Vandaag lopen we naar het basiskamp. Het is gelukkig droog, maar door de regen van gisteren is het erg glibberig geworden. Goed oppassen dus. Het pad is onduidelijk en moeilijk te vinden. Af en toe is het echt spoorzoeken. We letten op de voetafdrukken van de dragers die achtergebleven zijn in de modder en vinden zo de weg.
We voelen ons net een stel klimgeiten. Bij erg steile stukken trekken we ons aan de boomwortels omhoog. Het lijkt of het regent, maar het is de sneeuw die van de boomtakken smelt. De zon schijnt en we zien in de verte de besneeuwde bergtoppen. We vragen ons af of we de top zullen halen. Het laatste stuk naar het basiskamp Taung Chay lopen we door de sneeuw.
Het is acht uur in de morgen als we aan de laatste klim beginnen. Het is goed weer. Wolken en zon wisselen elkaar af. De besneeuwde bomen en uitzichten op de bergtoppen laten je hart sneller kloppen. We gaan non stop naar boven. In ruim 2 uur lopen bereiken we eindelijk na 8 dagen lopen de top van de Phone Kan Razi op 3635 meter hoogte.
Het uitzicht is adembenemend mooi. Rondom de bergtoppen van de uitlopers van de Himalaya. We kijken naar de bergtoppen die in India liggen. Het was af en toe best zwaar, maar nu weten we weer waar we het voor doen. Je krijgt er een enorme kick van als je de top hebt gehaald. Met z’n allen gaan we op de foto en leggen zo het bewijs vast.
We blijven ongeveer een uur op de top om van het uitzicht te genieten en beginnen daarna aan de afdaling.
Ook nu blijkt dat dalen lastiger is dan klimmen. We maken heel wat uitglijders, maar vallen gelukkig zacht in de sneeuw. Terug in het basiskamp wacht de koffie op ons. De dragers die zijn achtergebleven hebben een houtvuurtje gemaakt. We genieten nog lang na van onze ervaringen op de top.
De volgende acht dagen lopen we terug naar de bewoonde wereld in Putao. Onderweg komen we langs een dorp waar een trouwpartij plaats vindt. We worden uitgenodigd en krijgen thee en eten aangeboden. De mensen zijn hier erg gastvrij. De bruid en bruidegom zijn in traditionele kledij uitgedost. Na anderhalf uur zetten we onze wandeling voort met weer een paar mooie herinneringen.
In Putao moeten we nog drie nachten verblijven voordat we met het vliegtuig kunnen vertrekken naar Mandalay. Daar wacht ons een luxe hotel met douche, bad en warm water. We zijn nog nooit zo smerig geweest en stinken naar zweet en rook. Het is dan ook een verademing om eindelijk weer eens een warme douche te kunnen nemen.
In Mandalay nemen we de boot naar Mingun. De Mingun-pagode is in 1838 grotendeels verwoest door een aardbeving. Maar hij is nog steeds een bezienswaardigheid. We worden door diverse souvenirsverkopers aangeklampt en moeten hier even aan wennen. In het noorden kwam dit niet voor. We bevinden ons nu duidelijk in toeristisch gebied.
We klimmen naar de top van Mingun-pagode en hebben een schitterend uitzicht op de Ayeyarwady rivier. Vlakbij de Mingun-pagode bevindt zich de grootste klok op aarde. De klok is 4 meter hoog en weegt maar liefst 90 ton.
Het bezoek aan het bejaardentehuis voor mannen en vrouwen die geen familie meer hebben is vertederend. We worden rondgeleid door een verpleegster en nemen een kijkje in de mannen- en vrouwenverblijven. Onze donatie zal worden verdeeld over alle bewoners van het bejaardentehuis. Tot slot zingen de bejaarden een liedje voor ons.
Hierna nemen we de boot weer naar de andere kant van de oever van de Ayeyarwardi rivier. En gaan naar het zuiden van de stad waar de Mahamuni-pagode ligt. In de pagode bevindt zich een 4 meter hoog beeld van de Mahamuni, de Grote Wijsgeer.
Alleen mannen mogen in de buurt van het beeld komen en als eerbetoon wordt het beeld met stukjes bladgoud belegd. Er is al zoveel geplakt dat de vorm van het beeld voor een deel verloren is gegaan.
In de namiddag bezoeken we de U Bein-brug. De brug is 1200 meter lang en de langste teakhouten brug ter wereld. Als de zon ondergaat, hebben we een mooi uitzicht op de brug en de silhouetten van de wandelaars en fietsers steken af tegen het avondlicht.
De laatste dag in Mandalay besteden we aan een bezoek aan het Koninklijk Paleis. Het is in 1945 tijdens de oorlog totaal verwoest, maar nu volledig gerestaureerd. Het geheel komt echter wat onecht en gemaakt over. Toch krijg je wel een indruk hoe het vroeger geweest moet zijn. Tijdens ons bezoek worden er filmopnamen gemaakt. Regelmatig lopen we in de weg en moeten plaatsmaken voor de filmer en de acteurs.
We laten het paleis achter ons en gaan naar de Kuthodaw pagode met het grootste stenen boek ter wereld. Honderden kleine pagodes bevatten stenen tabletten van marmer waarop teksten zijn geschreven. Een ervaren monnik heeft 2 jaar nodig om de complete tekst te lezen. Wij laten het bij het nemen van een aantal foto’s.
In de namiddag beklimmen we Mandalay Hill. De beklimming van de 1729 treden duurt een half uur. Vanaf de top heb je bij helder weer een mooi uitzicht over Mandalay. Helaas is het een beetje bewolkt, maar ondanks deze bewolking genieten we van het uitzicht.
De boot naar Bagan vertrekt om zes uur ‘s morgens. We worden met een busje naar de boot gebracht. Het is een mooi gezicht om de zon langzaam op te zien komen. We doen over 200 kilometer ongeveer 10 uur en komen in de namiddag aan in Bagan. Daar worden we opgewacht en verwelkomd met bloemkransen.
De vlakte rond Bagan ligt bezaaid met pagodes en stoepa’s. Op een oppervlakte van 40 km² liggen maar liefst 2200 van deze heiligdommen en nog eens 2000 ruïnes. Er vinden veel restauratiewerkzaamheden plaats.
Om een goed beeld te krijgen van de omgeving beklimmen we de Ywe Taung pagode. De zon gaat knaloranje onder en de vele honderden pagodes liggen in een oranje avondgloed.
De volgende morgen lopen we mee met een optocht door het dorp Bagan. Deze optocht wordt gehouden ter ere van een groot boeddhafeest. Een aantal kinderen gaat voor een of meer dagen het klooster in. Er is een groot feest met muziek en dans. De kinderen worden kaalgeschoren en gezegend door een monnik. Het huis waar het feest plaatsvindt is feestelijk versierd. De mensen zijn prachtig gekleed. De meisjes rijden mee in ossenkarren en de jongens op paarden. We vinden het heel bijzonder om dit te mogen meemaken.
Vandaag gaan we tempelhoppen. We huren een koetsje en rijden langs de belangrijkste tempels en pagodes. Overal souvenirskraampjes en artiesten die hun talenten laten zien op het gebied van tekenkunst. Na afloop van deze dag zijn we helemaal verzadigd wat betreft pagodes, tempels en Boeddha’s.
We sluiten onze reis af met een bezoek aan Mount Popa, een soort bedevaartsoord waar de 37 ‘nats’ (geesten) worden vereerd en brengen op de terugweg een bezoek aan een lacquerware fabriekje waar we diverse souvenirs kopen.
Het einde van de reis is in zicht. We hebben genoten, vooral het noorden en Bagan hebben veel indruk op ons gemaakt. We laten met weemoed het land en zijn vriendelijk bevolking achter en vertrekken naar het koude Nederland.