De Hardangervidda in Zuid Noorwegen ligt voor het grootste deel boven de boomgrens. Het is een uitgestrekte ruige hoogvlakte met talloze plassen, meertjes, riviertjes, watervallen en gletsjers. Het is een prachtig gebied voor trektochten. Centraal ligt de Härteigen, een granieten blok dat als een bolhoed boven het landschap uittorent. De beklimming wordt beloond met een panoramisch uitzicht op het Vidda-landschap.
In Bergen hebben we, in afwachting van de bagage die niet met de vlucht is meegekomen, tijd te over voor een wandeling, die ons onvermijdelijk bij de overbekende haven brengt: de gezellige drukte brengt ons in een iets gemoedelijker stemming, hoewel de peperdure prijzen alweer snel een domper op de vreugde zetten.
Wachtend op de bagage missen we de trein van 16 uur naar Finse en de volgende gaat pas om 23 uur. Rond 1:30 ‘s nachts stappen we van de trein op het station van Finse; geen wegen, geen huizen, enkel een treinhalte.
We zitten aan de rand van de Hardangervidda, want in Finse komen we net dit immense natuurdomein binnen. Na een klein half uurtje stappen in het donker – geleid door de koplamp van Lode – zoeken we zo goed en kwaad als het kan een plekje, ietsje verwijderd van de grintweg, slaan er de tent op en dommelen in.
Om een uur of 10 staan we paraat voor de eerste dagtocht. Die loopt de eerste honderden meters langs een mountainbikepad. Onze enthousiaste conversatie zorgt ervoor dat we de eerste echte aanduiding van het wandelpad over het hoofd zien… een 2-tal kilometer verder beginnen we onze vergissing in te zien en maken rechtsomkeert, terug naar dat gemiste afslagpunt.
Al gauw moeten we een eerste keer een houten brugconstructie over (wat zich gedurende de reis nog ettelijke keren zal herhalen) om een net iets te diepe oversteek te vermijden. We volgen al een tijdlang de noordelijke oever van het meer Finsevatnet.
We komen onze eerste tegenliggers tegen, een wandelend echtpaar, zowat rond de middag, op het ogenblik dat we aan een donderende stroomversnelling (met alweer een brug-oversteek) besloten hebben om in dit schitterend decor ons eerste middagmaal klaar te maken.
De tocht verloopt op een licht stijgend parcours, stilaan de enorme gletsjer Hardangerjökulen naderend, die het noordelijk deel van de Hardangervidda beheerst. Wanneer het pad plots aan een grote sneeuwpartij halt houdt, weten we even niet hoe verder te gaan. We besluiten rond de sneeuw te trekken, ervan uitgaand dat het pad wellicht niet over dit gladde en daardoor niet risicoloze terrein loopt maar beginnen na korte tijd in te zien dat ook deze keuze wellicht niet de juiste is geweest.
Ons baserend op de kaart, die met zijn 1:100.000 schaal ook weer niet zo gedetailleerd is, én op ons oriëntatiegevoel komt dan plots toch de gletsjer in zicht.
Een prachtige ervaring: het zicht op een eindeloze witte vlakte die bijna vanzelf in de blauwe lucht aan de horizon overgaat. Want de lucht is blauw, een voorbode van het prachtige weer gedurende de hele tocht.
Na een tussenstop voor een welkom vieruurtje (een kop koffie met een lekker stuk chocolade) stappen we nog een paar uur verder; daarbij blijken toch talloze bevroren sneeuwpartijen ons pad te kruisen. Uiteindelijk slaan we bij een rustig kabbelend riviertje onze tent op, met recht tegenover ons de steile berghelling van de Luranuten.
Rembesdalseter is de eerste hut die op onze geplande route ligt. De afdaling naar het meer Rembesdalsvatnet verloopt over een zeer wisselend parcours en landschap, maar gelukkig bijna uitsluitend in dalende lijn; we zijn blij het niet in omgekeerde richting te moeten lopen want er zitten behoorlijk wat steile stukken tussen; de lichaamstaal van de schaarse wandelaars die we tegenkomen, spreekt boekdelen.
Eenmaal bij de hut hebben we een gezellige keuvel met de wachter van dienst. Een uurtje stappen langs de steile noordhelling van het meer brengt ons op een punt waar we een prachtig zicht krijgen op één van de snuiten van de gletsjer: het ijs heeft onderaan een diepblauwe kleur wat duidelijk te maken heeft met zijn extreem lage temperatuur.
De zwellende rivier die vanonder de gletsjer vandaan komt en zich op enkele plaatsen met donderend geweld door de rotsen baant is ijs-ijs-ijskoud. Langer dan 10 seconden hou je je hand er niet in: wie hier in tuimelt, geraakt er ongetwijfeld niet meer levend uit.
Aangezien het toch ongeveer middag is, besluiten we hier ons potje te koken; een korte siësta na het eten, in de blakende zon, met de gletsjer op de achtergrond, brengt wat welgekomen rust.
Even later hernemen we onze weg oostwaarts, beneden de Hardangerjökulen. Op een kruispunt waar ons pad splitst, verder naar het zuidoosten richting Kjeldebu of naar het zuidwesten richting Simadalen, komen we een Duitse 50-er tegen, die ons adviseert richting Kjeldebu te volgen: hij vond dit één van de mooiere trajecten die hij op de Hardangervidda had afgelegd.
De weg is in alle geval eenzaam: vanaf het ogenblik dat we de Duitse wandelaar verlaten, zal het duren tot bijna ‘s anderendaags ‘s middags voor we nog iemand zullen ontmoeten. Het parcours is zeer gelijkaardig, maar laat desondanks een indruk achter van weidsheid, uitgestrektheid en eenzaamheid.
Heel even kunnen we in het zuiden plots de Härteigen ontwaren, de bult die het centrum van de Hardangervidda overheerst, een granieten blok dat de erosie van duizenden jaren op merkwaardige manier overleefd heeft en als een bolhoed een paar honderd meter boven het landschap uittorent.
We blijven uren verder stappen, moeten af en toe een brug over of een riviertje doorwaden, maar het landschap blijft vrij egaal en opvallend groen. Op de kruising van het pad nabij Hallingspranget, kiezen we richting zuidwesten: we besluiten om langs de Vöringfossen te passeren, de hoogste waterval in het gebied. Een tijdlang zien we zuidoostwaarts het enorme stuwmeer Sysenvatnet glinsteren in de avondzon.
Geen snelstromende beekjes in dit vrij vlakke landschap, dus houden we deze avond halt bij een poeltje waaruit een heel rustig kabbelend beekje zijn weg zoekt naar het zuiden. We eten in de nog warme avondzon, met prachtig uitzicht op de ijskap van de Hardangerjökulen, en duiken nog voor de duisternis valt de tent en de slaapzak in.
De voormiddag stappen we nog steeds door het godverlaten landschap, enkel een paar keer opgeschrikt door wegfladderende vogels die zich in het struikgewas naast het pad schuilhielden. Even voor de middag start een vrij steile afdaling vanaf een punt waar we enkele honderden meter rechts onder ons het meer Isdalsvatnet ontwaren. De afdaling brengt ons uiteindelijk tot in Liseth en op de enige verkeersweg die doorheen de Hardangervidda loopt (maar dan nog enkel helemaal in het noordelijke deel).
We gaan richting Vöringsfossen waar we onze eerste frisdrank nuttigen sedert we uit Bergen vertrokken. De confrontatie met enkele horden toeristen die uit de aanstromende autocars worden losgelaten, zorgt ervoor dat we dit bezoek zo kort mogelijk houden.
Toch is de aanblik van de waterval nabij Fossli de moeite van het ommetje waard: het water stort zich tientallen meters in de diepte om zijn weg te zoeken naar de Hardangerfjord.
De reisweg vervolgt met een vrij pittige beklimming die ons uit het dal brengt, weg van de weg, de huizen, de beschaving, terug op de hoogvlakte van de Hardangervidda. Eenmaal voldoende gestegen wordt het aangenaam stappen, over licht golvend parcours. Lode ziet er geen graten in om de waterzak van 4 liter (dus 4 kilo) tot op de rand te vullen en op de rug te hangen, zo hebben we voldoende voorraad voor de komende uren.
De dag eindigt aan de brug van Berastolen waar we niet de enige overnachters zullen zijn: twee samenreizende Duitstalige koppels hebben er al hun tent opgeslagen; we blijven een beetje uit hun buurt om in een weidse grasvlakte ook onze tent op te zetten.
We kunnen een meer dan verfrissende wasbeurt nemen in het riviertje Berdolo. De beslissing om hier halt te houden blijkt een goede: net voorbij de brug zijn niet direct veel mooie kampeerplaatsen te vinden en de beklimming die onmiddellijk start, blijkt niet van de poes te zijn.
We weten al min of meer hoe onze dag zal starten: met een kuitenbijter die ons een paar honderd meter hoger zal brengen, richting de Härteigen. We baden in de zon en de hele dag zal opnieuw in bijzonder aangenaam weer verlopen.
Onderweg vangen we aan onze rechterkant (richting westen) even een glimp op van de Eidfjord, net niet genoeg om volop van het zicht te kunnen genieten, maar de steil afdalende bergflanken laten vermoeden dat ons aan het eind van de trip nog schitterende landschappen te wachten staan.
De Härteigen komt nu zeer regelmatig binnen het gezichtsveld, terwijl de weg kronkelend verder gaat, licht golvend waardoor de tocht bijzonder vlot verder loopt. We houden even halt nabij Fljotdal, aan het kruispunt van enkele wandelwegen, vlakbij een brug over de Fljoto, waarin we ons wat kunnen verfrissen.
Diep in de voormiddag komen we aan bij de hut van Hedlo waar we ons de cola laten smaken. Even verder houden we halt aan een brede plek langs de meanderende Veig die we nu al enkele uren volgen en die we tot ‘s avonds toe aan onze rechterzijde zullen blijven zien.
Het is een uitstekende plaats voor een uitgebreide siësta, met door de zon lekker opgewarmde en bijna vlakke rotspartijen die zachtjes in het water verdwijnen. We nemen een verfrissende duik in het aanvankelijk koud aanvoelende rivierwater.
Na de middag gaat de weg verder in de richting van Hadlaskard, een kruispunt van verschillende wandelwegen. Onderweg blijven we de Veig volgen maar stijgen daarbij wel vaak in de heuvels links ervan, met prachtig zicht op de lager gelegen vlakte.
De hut van Hadlaskard is een drukbezocht punt: er staan in het rond diverse tenten opgesteld en we zien er nogal wat trekkers rondlopen. De hut ligt op enkele tientallen meters van de Veig.
We doen wat inkopen in de hut. Er hangt een prijslijst en er staan rekken vol met etenswaren; je kiest wat je wilt, maakt zelf de rekensom en deponeert het geld in een brandkoffer die in de living van de hut staat.
Intussen zijn er almaar meer muggen die ons het leven lastig proberen maken; tijdens het stappen valt dit nog mee, maar als we ‘s avonds halt houden komen ze in groten getale rondom ons zwermen. Blijkt dat de Deet die Lode heeft meegenomen op dit ogenblik meer dan zijn nut bewijst: even het gezicht en de handen inwrijven en de beestjes blijven zo uit je buurt weg.
Vandaag moeten we de Härteigen bereiken en liefst daarna nog een stukje verder stappen.
We houden er een flink tempo op na; we zien de Härteigen steeds groter worden. De bergrots maakt meer en meer indruk naarmate we hem beter in het oog krijgen. Aan de doorwaadplaats nabij Viersdalen nemen we niet de kortere weg naar Tyrahutten, waar we later op de dag nog hopen voorbij te komen, maar vervolgen naar het zuiden naar onze volgende tussenstop, de Härteigen.
Even voor de beklimming naar de voet krijgen we een trekker voor ons in het vizier; we stappen stevig verder maar komen niet echt dichter bij onze voorganger. De moeilijke voorbeklimming brengt ons uiteindelijk bij de voet van de Härteigen, waar de trekker in kwestie blijkbaar ook van een korte rustpauze aan het genieten is: we maken kennis met Steve, een bijzonder sympathieke 35-jarige Canadees en kosmopoliet, die al half de wereld heeft rondgereisd en overal wel een of ander familielid wonen heeft.
We leggen de rugzakken langs de kant van de weg tussen de enorme rotsblokken die rondom de Härteigen liggen en zoeken het pad dat ons de berg op kan brengen.
Uiteindelijk zien we hoog en steil boven ons enkele klimmers die al een heel eind gevorderd zijn; we volgen dezelfde weg, niet aangeduid, maar toch zichzelf uitwijzend voor een bijzonder steile beklimming, die op enkele plaatsen met touwen of ijzeren kabels beveiligd is.
Bij slecht weer moet dit ongetwijfeld een hachelijke onderneming zijn; onder de stralende zon is het nog steeds een lastige beklimming, maar is het evenzeer genieten van de prachtige uitzichten die je op weg naar de top achter en onder je ziet.
Na een half uurtje staan we boven op de top, bij een enorme steenman, meer dan 2 meter hoog en met een al even grote diameter.
Het zicht is ronduit schitterend: je kan 360 graden ronddraaien en aan alle kanten neerkijken op het typerende Vidda-landschap met honderden plassen, meertjes, riviertjes, talloze sneeuw- en ijspartijen. In de verte naar het noorden de gletsjer Hardangerjökulen, in het westen de bergen.
Terug beneden vinden we na enig zoeken onze rugzakken terug en stappen richting Tyrahutten. Het is een aangename wandeling die we met z’n drieën in een stevig tempo afleggen. Een uurtje later maken we kennis met de hutwachter.
Het is laat in de namiddag als we naar het noordwesten verder trekken. We krijgen het uitgestrekte en grillig gevormde meer Veivatnet in het oog en wijken even verder van het pad af om nabij een klein, lager gelegen meertje een rustige kampeerplaats te zoeken. We zitten er volledig ongestoord, geen mens uren in het rond. We maken ons avondmaal klaar en genieten ervan. De nacht brengt complete stilte en rust.
Zoals de meeste vorige dagen nemen we ‘s morgens rustig de tijd voor een lekker ontbijt, de omstandigheden in acht genomen natuurlijk: wat droge koekjes, een beetje confituur, een stuk chocolade en een kopje warme oploskoffie. In de pure natuur die ons omringt smaakt dit alles overheerlijk.
Het is schitterend weer als we eenmaal op stap gaan. Even voorbij het meer Lonavatnet komen we bij de hut van Stavali waar we onze proviand nog wat aanvullen. We kopen er een blik ‘Lapskaus’, aardappelen in bruine saus met wat vlees: het blijkt bijzonder goed mee te vallen en we laten het ons smaken.
In de late namiddag steken we het riviertje Vierdalen over en bereiken een klein meertje waar we even twijfelen of we het er voor vandaag zullen bij houden. We maken kennis met een Duits koppel en krijgen te horen dat het traject dat net voor ons ligt bijzonder spectaculair is: het is de start van de lange afdaling van het plateau van de Hardangervidda naar Kinsarvik, dat aan één van de uitlopers ligt van de Hardangerfjord. Logisch besluit: we zullen nog even doorduwen.
Onze inspanning wordt al heel snel beloond wanneer we in de verte de Sötefossen zien (en horen), de eerste van een reeks van spectaculaire watervallen van de Kinso, een rivier die het verdere traject tot aan de fjord naast of in de directe nabijheid van het wandelpad zal lopen.
We blijven uiteindelijk nog geruime tijd doorstappen tot we net voorbij de Nykkesjoyfossen, de tweede waterval, onze tent opslaan, vlak bij de intussen wild voorbij stromende rivier. Lode doet enkele vergeefse pogingen om met een geïmproviseerde vislijn (één van de wandelstokken met wat vismateriaal dat we in Bergen kochten) een argeloze vis aan de haak te slaan.
Ondanks het geraas van de nabije waterval brengen we alweer een rustige nacht door.
Het einddoel van de trektocht begint dichterbij te komen: met wat geluk komen we deze middag aan in Kinsarvik, om er de overzetboot te nemen en verder met de bus de terugreis naar Bergen aan te vatten.
Het pad gaat continu bergaf en brengt ons voorbij de derde spectaculaire waterval, de Tveitafossen.
We duiken even een klein bosje in aan de linkerkant van de weg voor een hapje en kijken verbaasd maar aangenaam verrast op als plots Steve weer komt opdagen. Hij is deze morgen om 6 uur opgestaan en heel vroeg op pad gegaan en moet de omgeving goed in de gaten hebben gehouden, anders had hij ons hier niet terug gevonden.
We trekken samen verder en komen op de middag volgens planning aan in Kinsarvik, een havenstad aan de Eidfjord. We doen er samen wat inkopen in de plaatselijke Spar, jawel, en gaan nog wat inlichtingen inwinnen in het plaatselijk toerismekantoor i.v.m. de overzetboot.
Even na de middag varen we door de Kinsarvik bukti, een soort inham in de Sörfjord, naar Utne aan de overzijde: een ongelooflijk decor in een blakende zon, maar toch met een heel strakke wind.
De boot maakt een eerste halte, waar Steve ons verlaat: hij zal met de bus terugkeren naar Oslo. Wij moeten bij de volgende halte van de boot de bus nemen naar Bergen. De tocht duurt enkele uren, maar uiteindelijk komen we toch aan in de grote busterminal van Bergen.
Het vinden van een geschikte overnachtingsplaats wordt uiteraard minder gemakkelijk dan we de voorbije dagen gewoon waren, zeker wanneer de YMCA van Bergen helemaal volgeboekt blijkt.
We besluiten de heuvels vlakbij de stad in te trekken en volgen een slingerend en behoorlijk steil opklimmend wandelpad, in de richting van het eindstation van een tandradtreintje dat overdag hele ladingen toeristen naar een panoramisch uitkijkpunt over de stad brengt.
We vinden opzij van de weg een geschikt plaatsje, we slaan de tent op en laten ze achter voor een late avondwandeling: we genieten van een mooie zonsondergang boven de zee die heel in de verte nog net te ontwaren is.
Eigenlijk zijn we iets sneller in Bergen terug dan nodig was, dus hebben we nog een hele dag om in de stad door te brengen. We kuieren door het aantrekkelijke haventje, waar we vlak na onze aankomst ook al enige tijd hadden geslenterd.
En we bekijken vanop de oude versterkte muren van een kasteel aan de haven de binnenvarende ferry’s en de hiermee gepaard gaande drukte van in- en uitrijdende wagens, motoren en vrachtwagens.