×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Tunesië cultureel

Overal zijn Phoenicische en Romeinse overblijfselen

Reisverslag: Jan Kranendonk
Foto's: Jan Kranendonk

Naast fraaie moskeeën en medinas vind je op veel plaatsen in Tunesië overblijfselen uit de Phoenicische en Romeinse tijd, toen het land honderden steden telde, verbonden door wegen en aquaducten, met Carthago als middelpunt. Rondreis langs Tunis, Carthago, Sousse, Kairouan, Monastir, Mahdia, El Jem, Sfax, Sufetula, El Kef en Dougga.

Tunis is een Europees aandoende, middelgrote stad, relatief schoon en goed onderhouden. Aangezien het een islamitische feestdag is, is het stil op straat.

We lopen door de hoofdstraat van het Franse gedeelte, met nieuwe kantoorgebouwen en oudere koloniale gebouwen, waaronder een grote kerk. Aan het eind van de straat is een plein met een moderne klokkentoren met puntdak.

Een eindje verder is een hotel in de vorm van een omgekeerde driehoek. Hier ligt op de stoep een lijk onder een doek, met politie er bij. Even later komt een lijkwagen. Mijn dochtertje Anita valt gelukkig niets op.

Aan de andere kant eindigt de straat in een van de poorten die zijn overgebleven van de muren rondom de medina: het oude Arabische gedeelte van de stad. Hier dwalen we door de wirwar van lege straatjes, waar veel winkeltjes gesloten zijn en de rolluiken neer.

Ik voel me niet geheel op mijn gemak. De grote moskee is ook dicht. De overdekte souks zijn donker en verlaten.

Aan de andere kant van de medina is een groot plein van gepolijst natuursteen met een fraai, modern gebouw aan de verre zijde. Het lijkt een congresgebouw of een ministerie en staat op de plek waar vroeger de Kasbah (fort) van Tunis stond. De architectuur van de gebouwen en minaretten is leuk en anders dan in Cairo, maar minder spectaculair.

Het is kleinschaliger. Alles is gerestaureerd, wat goed is, maar het lijkt ook minder echt. De stoffige en op instorten staande kolossale moskeeën van Cairo geven blijk van ouderdom, van het verstrijken van eeuwen van woelige geschiedenis en zijn daarom romantischer.

Carthago

Phoenicisch en Romeins Carthago waren indrukwekkend

Vandaag bezoeken we Carthago. Tegenwoordig een buitenwijk van Tunis waar rijke mensen wonen, vroeger de grote concurrent van Rome, die na drie Punische oorlogen door de Romeinen met de grond gelijk werd gemaakt, waarna de aarde met zout werd omgeploegd zodat er niets meer zou groeien.

Het forum van Carthago bevindt zich op de Byrsa heuvel. Je loopt naar boven tussen witte villa’s van welgestelde Tunesiërs door en ziet dan op de top een door de Fransen gebouwde kerk staan, met daarachter een klein museum en een platform met wat overeind gezette afgebroken pilaren, standbeelden en, iets lager, de overblijfselen van Romeinse fundamenten die dwars op de resten van huisjes van Phoenicisch Carthago staan.

Je kijkt uit over Tunis en de zee en langs de kust zie je de omtrek van de cirkelvormige haven van het oude Carthago liggen.

In het museum hangen afbeeldingen van Phoenicisch en Romeins Carthago vanuit de lucht gezien, zoals men denkt dat ze er eens hebben uitgezien.

Over Phoenicisch Carthago en zijn bewoners is weinig bekend. De Phoeniciërs waren een semitisch volk van zeevaarders en handelaren uit het gebied dat nu Libanon is. Zij stichtten koloniën in het Middellandse Zeegebied, zoals Cyprus en Sicilië.

Een paar honderd jaar na de vernietiging van Carthago bouwden de Romeinen het weer op en vanuit hier ontwikkelden ze Noord-Afrika tot een belangrijk gebied in het rijk. Het was een van de voornaamste leveranciers van graan en olijven.

In wat we nu Tunesië noemen, uitlopend naar Libië en Algerije, waren in die tijd honderden steden, verbonden door wegen en aquaducten, met Carthago als middelpunt.

Zowel het Phoenicische als het Romeinse Carthago waren indrukwekkende steden. Uit de Phoenicische tijd is weinig tot niets meer over.

Sousse

De Grote Moskee heeft een fortachtige architectuur

We nemen vanuit Tunis de trein naar Sousse, een uur of drie zuidelijker aan de kust gelegen. Hier is het warmer. We vinden een kamer in een wat verwaarloosd gebouw in het centrum dat uitkijkt op de medina, die tegen een heuvel aan gebouwd is.

Uit het hotelraam zie je links een groot schip in de haven liggen. Voor het hotel rijdt af en toe luid toeterend een treintje langs. Van de medina ontbreekt een groot stuk van de stadsmuur, dat in de Tweede Wereldoorlog kapotgeschoten is.

De medina inlopend kom je direct de Grote Moskee tegen. Hij is, net als de meeste moskeeën in Tunesië, oud en dus simpel van opzet met een fortachtige architectuur.

De Arabieren moesten zich hier verdedigen tegen de Berbers, die hun heerschappij niet accepteerden. Vlakbij de moskee staat een klein fort uit de achtste eeuw.

Het is een Ribat, een combinatie van klooster en fort, dat werd bewoond door islamitische strijders, die in vredestijd baden en de Koran lazen en in tijden van oorlog ten strijde trokken.

Hier zien we voor het eerst de Tunesische gewoonte om poorten te versieren met pilaren uit ruïnes van Romeinse steden. De pilaren werden aan beide zijden van de ingang ingemetseld. Tegenwoordig maakt men imitatie Romeinse pilaren om te verwerken in gebouwen.

We lopen rond in de warme en drukke straatjes van de medina. Er zijn veel toeristen, die logeren in de grote hotels aan de stranden.

Het is een gezellige en pittoreske medina. Dat wil zeggen, de authentieke medina, met zijn traditionele Tunesische leven en zijn rommelige viezigheid die vreemdelingen het gevoel geeft indringers te zijn, is getransformeerd tot een toeristenvriendelijke eet- en wandelwijk, waar bezoekers geen angst hoeven te hebben voor het onbekende.

We lopen naar de Kasbah. Dit is een stuk extra gefortificeerde stadsmuur met een grote sterke toren die ook als vuurtoren dient. ‘s Avonds zien we uit ons hotelraam de lichtsignalen over de medina schijnen.

Laat in de middag lopen we naar het strand. Het water is prachtig blauw maar er zwemmen alleen wat Tunesische jongens.

Voor we gaan slapen ziet Anita een ‘eng beest’ in de kamer. Het blijkt een kakkerlak te zijn. Groter dan de Nederlandse variant, maar gelukkig kleiner dan de tropische. Ik sla hem dood maar het kost Anita toch moeite om te gaan slapen.

Kairouan

Het Noord-Afrikaanse centrum van de Arabische veroveraars

We nemen een bus naar Kairouan, na Mekka, Medina en Jeruzalem de heiligste stad van de islam. Het was in Noord-Afrika het centrum van de Arabische veroveraars en stond vol met moskeeën.

In Kairouan is het nog heter dan in Sousse. Ik volg het advies van een man op die zegt dat het niet zo ver is naar de medina en die ons verder vergezelt als ongewenste gids.

Na een klein half uur lopen door lelijke stoffige straten komen we uit bij de Grote Moskee van Kairouan die in een hoek van de medina staat.

Van buiten ziet de moskee er uit als een fort en binnen is een mooie binnenplaats, omringd door arcaden met Romeinse zuilen en een minaret uit de tijd dat deze nog stevige torens waren in plaats van siervoorwerpen.

De gebedsruimte mag niet betreden worden door niet-moslims. We lopen om de moskee heen, om de zware muren te bewonderen en foto’s te maken, terwijl de ‘gids’ roept dat de medina de andere kant op is. Na wat gesoebat lukt het om hem met enkele dinars af te kopen.

Later lopen we door mooie stille straatjes met witte huisjes naar de andere kant van de medina.

Onderweg zien we een gebouw waarin een kameel rondjes om een waterput loopt en zo kruiken water naar boven transporteert. Het arme dier heeft het aan het toerisme te wijten dat hij in deze tijd dit geestdodende werk nog moet doen.

Anita vindt het prachtig en wil met het kameel op de foto. Ik neem een slok van het water, dat licht modderig smaakt.

Een paar straatjes verder komen we terecht in de Rue 7 Novembre die van de Bab Tunis naar de Bab ech Chouhada loopt. (‘Bab’ is Arabisch voor ‘poort’.) Hier is het druk, voornamelijk met Tunesiërs, maar af en toe loopt er een toergroep. Overal zijn winkeltjes, waaronder vele met souvenirs, kleding en tapijten.

Dan gaan we door de Tunispoort de medina uit en lopen langs de muur naar de volgende poort. Hier zijn nog wat bezienswaardigheden, zoals de kleine Moskee van de Drie Deuren, en de Zaouia van Sidi Abed: een traditioneel Tunesisch huis. Alles mooi gerestaureerd maar niet spectaculair.

Kairouan is een vreemd stadje. De islam is nadrukkelijk aanwezig maar waarom het de op drie na heiligste stad in de islam is, is niet duidelijk. Dat de Arabieren dit als hoofdkwartier kozen in hun strijd tegen de Byzantijnen was begrijpelijk, gezien de ligging in semi-woestijn en op veilige afstand van de door de Byzantijnen beheerste kust.

Maar de Arabische veroveraars zijn allang verdwenen. Alleen de fortachtige moskee staat er nog. Kairouan is gewoon een provinciestadje. De pelgrims zijn ongelovigen met videocamera’s en fototoestellen.

Monastir

De grote Ribat is gebruikt in de film 'The Life of Brian'

De volgende dag zijn Monastir en Mahdia aan de beurt. Na wat gezoek en gevraag op het rommelige busstationnetje langs de noordelijke stadsmuur van Sousse zijn we op weg naar Monastir.

Onderweg komen we langs enorme hotelcomplexen aan de kust en nieuwe in aanbouw. De omgeving van Monastir is samen met die van Hammamet iets verder naar het noorden het centrum van de ‘package tour’ vakanties.

Monastir zelf is een klein plaatsje, waarvan de medina is gesloopt en vervangen door gewone straten en pleintjes. De muren staan er nog wel omheen.

Aan het strand staan een kleine oude moskee en een grote Ribat, die onder andere gebruikt is in de film ‘The Life of Brian’ van Monty Python. Men kan overal op en in, inclusief de toren, waar je uitzicht hebt over de Middellandse Zee en het stadje.

Naast de moskee is een grote begraafplaats: een leger van witte paaltjes verspreid over een heuvel.

De zee is prachtig donkerblauw en er staat een heerlijke bries. We lopen over de muren en door vertrekken in het fort.

Mahdia

De blauwe zee en de zeewind geven het een eigen karakter

Vervolgens nemen we de trein naar Mahdia. Dit stadje ligt op een smalle landtong en was lang geleden de basis van de Fatimiden: een door Syrische Arabieren tot het Shiisme bekeerde Berberstam die grote delen van Noord-Afrika en Egypte veroverde.

In Mahdia is alleen de poort over van de muren die eens het stadje hebben omringd. De rest is in 1554 opgeblazen door de Spanjaarden, toen ze de stad na een 4-jarig beleg moesten opgeven onder druk van de Turken.

Na een klein eindje lopen vanaf het treinstation bereiken we de grote Fatimidische poort. Er onderdoor lopend blijkt het een tunnel te zijn. In het reisgidsje staat dat je aan de binnenkant met een trap bovenop de poort kunt komen, maar er zit een hek voor.

Het is een rustig, netjes, dorpsachtig stadje met rechte straatjes en witte huizen en regelmatig doorkijkjes op de zee via zijstraatjes.

De blauwe zee en de zeewind geven het stadje een eigen karakter. Er is weinig te zien, behalve een groot fort: Borj el Kebir, gebouwd in de 16de eeuw op de ruïnes van een ouder Fatimidisch fort.

Hoewel er tekenen zijn van beginnend toerisme ligt het stadje bij gebrek aan stranden buiten het bereik van het massatoerisme zodat het nog in zijn oorspronkelijke staat verkeert.

Het uiteinde van de landtong is in gebruik als begraafplaats. Op de verste punt staat een vuurtoren. Hier en daar staan aan de waterkant resten van de Fatimidische muren en ook is de omtrek zichtbaar van de haven uit die tijd: een rechthoekig stuk uitgehakt in de rots van de landtong, met een verbinding naar zee.

Teruglopend zien we een winkeltje met ijsjes. Anita kiest een chocolade ijsje. We gaan met de trein terug naar Sousse. Als we in het donker aankomen, zie ik ons hotel. We blijken in het treintje te zitten dat we langs hebben zien komen vanuit ons hotelraam.

El Jem

We zien het kolossale Romeins amfitheater al van verre

De laatste stad die we vanuit Sousse bezoeken is El Jem, waar zich een kolossaal Romeins amfitheater bevindt. Van ver weg zien we het vanuit de bus al liggen.

Er is geen busstation. De bus zet ons af in het midden van El Jem: een klein, stoffig en armoedig stadje, dat overschaduwd wordt door het reusachtige Romeinse bouwwerk.

In de andere kant zitten grote gaten die ontstaan zijn tijdens oorlogen, de eerste keer toen de Byzantijnen het gebruikten als fort in hun strijd tegen de Arabieren. In tegenstelling tot het Colosseum in Rome is hier de vloer van de arena nog intact.

In het midden is een open gang die vroeger was afgedekt met hout en toneeldecor en die leidde naar ondergrondse ruimten waar de wilde dieren en gladiatoren verbleven.

Door openingen in de houten afdekking verschenen ze in de arena. In een van de gangen in de buitenmuur is men bezig met de voorbereiding van filmopnamen. Men heeft een marktje ingericht en er lopen mannen in lange gewaden rond. We klimmen via enorme trappen naar de bovenste verdieping en kijken uit over het lelijke stadje.

Anita is zeer geïnteresseerd in de Romeinen en vraagt me er alles over te vertellen. Haar favoriet is prinses Dido, de mythische stichtster van Carthago. Omdat de Romeinen Carthago verwoest hebben maar ook mooie dingen gebouwd hebben, is ze onzeker of ze nu lief of stout waren.

Ooit stond hier de Romeinse stad Thysdrus. Gezien het enorme colosseum moet het een belangrijke stad zijn geweest, rijk geworden van de olijfolie export, maar er is nu vrijwel niets van over.

We blijven een hele tijd in de gangen en kelders en op de trappen en tribunes van het colosseum. Ik probeer me voor te stellen hoe vroeger de tribunes gevuld waren met mensen die naar het schouwspel in de arena keken.

Later bezoeken we het archeologisch museum. Er zijn mooie mozaïeken, die gevonden zijn in de ruïnes van Romeinse villa’s. Die ruïnes, niet meer dan fundamenten, zijn achter het museum te zien.

Een villa is gereconstrueerd. Een binnenplaats met een tuin omringd door zuilengallerijen, met daarachter ruime en koele vertrekken. Het wordt in El Jem midden op de dag behoorlijk warm, terwijl het pas eind februari is.

Terug in Sousse lopen we rond in de medina en bezichtigen het archeologisch museum in de Kasbah. Ook hier mooie mozaïeken en beschadigde standbeelden en vanaf de muren een mooi uitzicht over de medina en de zee in de verte. De toren van de Kasbah, in gebruik als vuurtoren, is niet toegankelijk.

Sfax

In al die eeuwen zal de medina weinig veranderd zijn

De volgende ochtend nemen we de trein naar Sfax, de op een na grootste stad van Tunesië. Behalve de indrukwekkende stadsmuren is er niets bijzonders te zien, dus komen er geen toeristen.

Ik help Anita hopen dat er geen kakkerlakken in de hotelkamer zijn, maar het hotel waar we terechtkomen ziet er oud uit en weldra heeft ze er een in de gaten. Ze houdt zich kranig voor een meisje van 6. Voor het naar bed gaan moet het bed grondig geïnspecteerd worden op enge beesten, maar daarna gaat ze slapen.

De medina van Sfax is anders dan die in de andere steden. Hier geen souvenirs maar oorspronkelijke winkeltjes met allerhande artikelen, meestal soort bij soort.

Hele straatjes vol met schoenenwinkeltjes en andere met kleding en weer andere met huishoudelijke artikelen of sieraden en snuisterijen, kruiden, medicijnen, cassettebandjes, elektronica, noem maar op. Overal is het druk.

Aan de andere kant van de medina is de groente- en fruitmarkt die doorgaat tot buiten de stadsmuren.

We dwalen door de straatjes en raken regelmatig verdwaald. We kiezen steeds de richting vanwaar we de meeste mensen zien komen, in de hoop dat ik iets zal herkennen, maar we blijven in het centrum van de medina rondcirkelen.

In al die eeuwen zal de medina weinig veranderd zijn. Alleen de te koop aangeboden producten en de kleding van de mensen zijn moderner. Toch zie je nog oudere mannen die de traditionele rode fez dragen. Mannen in djellaba, zoals in Kairouan, zie je hier veel minder.

Jonge mannen en vrouwen gaan westers gekleed. De meeste oudere vrouwen dragen een hoofddoek, de jongere vaak niet. Wel zijn er veel meer mannen dan vrouwen op straat.

Plotseling komen we weer bij de hoofdpoort. In een eettentje gaan we wat eten en voor we het weten, hebben we ieder een halve gebraden kip voor onze neus, met wat salade erbij.

Ik moet het merendeel natuurlijk opeten. Anita heeft meer interesse in flesjes nagellak. Ze verzet geen stap meer totdat ze een flesje goudkleurige nagellak heeft gekregen.

Ook de volgende dag lopen we veel in de medina en klimmen we op muren en vestingwerken. Buiten de stadsmuren is niets bijzonders te zien, op wat Franse koloniale gebouwen na.

Sfax lijkt op Tunis. Een ommuurde medina, een Frans koloniale wijk met brede straten en monumentale gebouwen en een modern deel zonder enige charme. Alleen is Tunis kosmopolitisch en stijlvol, met een Zuid-Europese sfeer, terwijl Sfax een niet al te welvarende gemiddelde Tunesische stad is.

Sufetula

Een ruïne met drie goed bewaard gebleven tempels

De volgende ochtend is Anita niet vooruit te branden. Ze loopt als een zombie de trap af en wil gedragen worden. Dit lukt echter niet met een zware rugzak op mijn rug en een kleine rugzak in mijn handen.

Een taxi brengt ons naar het busstation, een braakliggend terrein met ouwe bussen erop en een bouwvallig kantoortje. Ik vraag of en wanneer er een bus richting Sbeitla gaat. Er staat een klaar om te vertrekken en we stappen snel in.

Ik geef Anita een sinasprilletje omdat haar voorhoofd heet aanvoelt. Blijkbaar heeft ze koorts. Ze probeert te slapen op haar stoel. Onderweg begint ze over te geven op de vloer. Het is duidelijk dat de omelet van gisteravond niet kosjer was.

Het is naar voor Anita maar ik ben blij dat ik weet waar haar slapheid en koorts vandaan komen. Na een tweede keer overgeven zijn alle bacteriën eruit en voelt ze zich kiplekker.

Omstreeks het middaguur arriveren we in Sbeitla. Het is hier heet. We gaan naar een van de twee in mijn reisgidsje genoemde hotels.

Sbeitla is een klein viezig stadje in de buurt van het oude Sufetula. In de Romeinse tijd een belangrijke stad en nu een ruïne met drie goed bewaard gebleven tempels. Sbeitla is een Arabische verbastering van de oude Romeinse naam.

De mensen van het hotel zijn zichtbaar verbaasd een man met een rugzak en een klein meisje te zien binnenkomen. Men is hier toergroepen gewend die in bussen aankomen.

Het blijkt een nieuw, schoon en erg prettig hotelletje te zijn. Na gegeten te hebben lopen we naar de ruïnes. Het eerste dat we zien is een triomfpoort die de zuid-oostelijke toegang tot Sufetula markeert.

De archeologische vindplaats is een uitgestrekt terrein, dat vol staat met fundamenten van huizen en grotere gebouwen, waaronder de resten van een fort uit de Byzantijnse tijd en drie beroemde tempels.

Over oude Romeinse straten lopen we naar de tempels. De enige andere bezoekers zijn een groep Japanners, van wie Anita veel bewondering oogst.

In Sufetula zie ik een fenomeen dat ik nog vaker zal tegenkomen. Na de ineenstorting van het Romeinse Rijk en de verovering van Romeins Noord-Afrika door de Vandalen, kwamen in de zesde eeuw de Grieks-Romeinen (Byzantijnen) en verjoegen de Vandalen.

Ze fortificeerden de vaak onverdedigbare, in de tijd van de Pax Romana gebouwde steden en meestal deden ze dat door om het Forum een dikke muur te bouwen, waarvoor ze vaak stenen gebruikten van andere grote gebouwen, waaronder tempels, die ze hiervoor afbraken.

Deze nu merendeels ingestorte muur is een raar, incongruent gezicht. Esthetiek is opgeofferd aan militaire noodzaak. Uiteindelijk mocht het niet baten. In 647 werd Sufetula verwoest door de Arabieren.

Door de Antonijnse poort betreed je het forum. De drie tempels zijn een indrukwekkend gezicht. Natuurlijk zijn ze zwaar beschadigd maar omdat je dat gewend bent van Romeinse gebouwen maakt het niet zo veel uit. Zolang ze nog overeind staan en herkenbaar zijn, zijn ze al imposant.

We beklimmen de trappen van de tempels en gaan er binnen. Achter de tempels strekt zich een vlakte uit met straten en fundamenten van huizen en villa’s. Veel verder staat nog een stuk van een tempel overeind.

We lopen door de hoofdstraat naar de schamele resten van een amfitheater. Het is niet meer dan een langwerpige ondiepe kuil met hier en daar wat brokken steen.

Langs de stad loopt een kloof waarover een nagebouwde Romeinse brug gaat. Aan de rand van de kloof is het deels gerestaureerde theater van Sufetula. De bebouwing die erbij hoort is redelijk bewaard gebleven. Ook bevinden zich hier resten van een klein badhuis, met baden in alle soorten en maten.

Op weg naar de uitgang klim ik bovenop de resten van een Byzantijns fortje. Het is gebouwd van enorme steenblokken, waarschijnlijk weggehaald uit andere gebouwen.

El Kef

Een groot fort met aan de voet een Byzantijns kerkje

De volgende ochtend blijkt de enige bus naar El Kef, 200 kilometer naar het noorden, al vertrokken, dus nemen we een minibus naar Kasserine. Minibusjes hebben geen vaste vertrektijden maar wachten tot er genoeg passagiers zijn om de rit rendabel te maken. Die zijn er al snel.

In Kasserine stappen we over op een ander minibusje en hier staan we lang te wachten. Een populaire bestemming is El Kef blijkbaar niet.

El Kef is een kleine stad op een berg. Vanaf het busstation nemen we een taxi naar het centrum, dat vlakbij blijkt te zijn. We bekijken de resten van een oude Romeinse bron met badhuis.

Hij ligt binnen een omheining, maar we vinden een deurtje dat open is. Een merkwaardige plek voor een ruïne, zo midden in het stadje. Een aantal stenen is in gebruik als droogplaats voor wasgoed van omringende huizen.

Daarna lopen we via trappen naar een groot fort, in de 6de eeuw gebouwd door de Byzantijnen en in de 16de eeuw aanzienlijk vergroot en versterkt door de Turken, toen Tunesië onderdeel was van het Ottomaanse Rijk.

Aan de voet is een Byzantijns kerkje, dat meer op een gevangenis lijkt. Het is het enige intacte Byzantijnse bouwwerk dat ik in Tunesië gezien heb.

We lopen het fort in, waarvoor je geen kaartje hoeft te kopen. Wel vergezelt een oudere man ons, die in het Frans alles over het fort vertelt en die naderhand een betaling verwacht. Het fort zelf verkeert in goede staat en was nog niet zo lang geleden door het leger in gebruik.

Vanaf de muren heb je een mooi uitzicht over de straatjes van El Kef en de groene vallei in de verte. In de diepte zien we ook het Romeinse badhuis waar we net nog waren.

Rondom het fort zijn steile straatjes en trappen en een wirwar van kleine blokvormige huizen met platte daken en hier en daar moskeetjes.

‘s Avonds lopen we langs een weg met cafés aan de rand van het stadje, met uitzicht over de vallei. Er zitten jongelui frisdrank te drinken. We zoeken de ruïne van een Byzantijnse kerk maar kunnen hem nergens vinden.

Ten slotte gaan we in een van de tentjes zitten om iets te drinken. Het is er rustig en beschaafd, met mooie Tunesische populaire muziek op de achtergrond. Een Tunesische variant van een jaren ’50 sfeer. El Kef is een plezierig provinciaal stadje.

Dougga

De bekendste Romeinse ruïnes in Tunesië

De volgende ochtend nemen we de bus naar Tebersouk. Dit plaatsje ligt een kilometer of 6 verwijderd van de bekendste Romeinse ruïnes in Tunesië: die van de stad Dougga.

Het is een sombere mistige dag. Af en toe rijdt de bus door streken waar het zicht niet meer dan een meter of 50 is. Ook in Tebersouk is het mistig.

De bus zet ons af langs de hoofdweg van het stadje. Er zijn geen taxi’s maar er komt een man op ons af die vraagt of we naar Dougga willen. Als ik ‘ja’ zeg, roept hij een andere man die ons meeneemt in zijn auto. Door de mist rijden we de berg op. Als we hoger komen wordt de mist minder.

Bij de ruïnes op de top van de berg is het zonnig, met hier en daar mistflarden. De chauffeur zegt dat hij naar Tunis moet en dat iemand anders ons twee uur later zal ophalen. Hij lijkt me een eerlijke kerel en ik geef hem de helft van het overeengekomen bedrag.

Het eerste dat we zien is het theater. Een aantal pilaren van de stenen coulissen staat nog overeind en de halve cirkel van zitplaatsen is gerestaureerd. Vanaf het theater zie je het Capitool staan, dat goed bewaard is gebleven. Wat meer in de diepte staat een Phoenicische mausoleumtoren.

Door de straatjes van Dougga lopen we naar het Capitool en het Forum. Ook hier zijn resten te zien van een Byzantijnse muur die er omheen gebouwd was. In de muur zitten stenen met inscripties die vroeger de dakrand vormden van de tempel naast het Capitool. Van het Forum zelf is niet meer over dan brokken steen en wat kapotte pilaren.

Aan het feit dat het stratenplan van Dougga spontaan gegroeid is en geen legerkamppatroon met kaarsrechte straten, vierkante huizenblokken (insulae), vier poorten en een centraal plein heeft, kan men zien dat het in oorsprong geen Romeinse stad was maar een Phoenicische.

Aan de rand van het stadje is een ruïne van een grote tempel tussen akkers vol groene sprieten. Terug cirkelend komen we bij de resten van een aquaduct en bij ondergrondse opslagplaatsen voor water en voedsel. Hier en daar zijn arbeiders fundamenten van huizen aan het blootleggen.

Nog wat verder staat een triomfpoort eenzaam en scheef op wat nu een door manshoge cactussen begrensd landweggetje is.

We dalen de berghelling af naar de lager liggende ruïnes, waaronder een badhuis met mozaïekvloeren, een fontein, een bordeel en riante woonhuizen.

Nog verder naar beneden staat een tweede zwaar beschadigde toegangspoort en de Phoenicische mausoleumtoren. Het is inmiddels aardig heet en puffend lopen we door de steile straatjes naar boven.

Terug bij het theater klimmen we de trappen van de tribune op. Over de heuvel erachter lopen we naar wat er over is van de tempel van Saturnus. Slechts wat overeind gezette pilaren. Maar het uitzicht over de vallei, met Tebersouk in de verte, is schitterend.

We worden inderdaad opgehaald door een andere auto en gaan terug naar Tebersouk. Het kost me moeite de plek te vinden waar de bus terug naar El Kef zal stoppen. In de zon ziet alles er anders uit dan in de mist.

Tunis

De stad bruist van het leven

De volgende dag gaan we terug naar Tunis, waarbij we weer langs Dougga komen. In Tunis is het beter weer dan de eerste keer. Overdag zelfs heet. ‘s Avonds koelt het af. De stad bruist van het leven.

We lopen rond in de medina en maken foto’s. We bezoeken het Bardo museum vol met prachtige mozaïeken en koppen van Romeinse keizers en verkennen de overblijfselen van Carthago.

Behalve het forum op de Byrsa-heuvel bezoeken we de ruïnes van het Antonijnse badhuis, het theater, Romeinse villa’s met uitzicht op zee en wat grote vierkante steenblokken die afkomstig zijn van de zeemuren van het Phoenicische Carthago.

Vergeleken met Dougga is het niet veel bijzonders. Vrijwel alle ruïnes zijn eeuwenlang gebruikt als gratis bron van bouwmateriaal. Toch is het duidelijk dat het badhuis erg groot was, zoals vaak het geval is.

Baden en zwemmen waren niet het enige dat men er kon doen. Het waren complexen waar men diverse sporten kon beoefenen, eten en drinken, winkelen en allerlei andere zaken. Dit alles bevindt zich langs de kustlijn, aan weerszijden van de treinrails. Het is alles wat over is van Carthago.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win