Rotsige bergen, diepe kloven, woestijn en groene oases wisselen elkaar af in Tunesië. Daartussen liggen Bedoeïenendorpen, marktplaatsjes en oude graanschuren. Per kameel door de Sahara trekkend zie je fata morgana’s. ‘s Nachts slapen in een tent of alleen onder een dek van sterren.
Via Tunis vlogen we naar Djerba, waar we gisteren tegen de avond aankwamen. Nu verlaten we het kleine hotel op Djerba met landcruisers (luxe terreinvoertuigen) en steken per ferry over naar het vasteland. De kustlijn doet me denken aan de Algarve in Portugal: mooie rode rotspartijen steken boven het water uit. Op de ferry staat ook een streekbus, waaruit het geluid van een geit opstijgt.
Eén van de eerste plaatsen die we aandoen is Medenine, waar de wekelijkse markt plaatsvindt. Bedoeïen verkopen hier hun groenten en dieren en slaan nieuwe goederen in.
De markt wordt gehouden bij de voormalige graanschuren, die nu hoofdzakelijk door souvenir-verkopers worden gebruikt. Je kunt hier aardige aankopen doen, maar afdingen is wel een must. De vraagprijs van de verkoper is minimaal vier keer zo hoog als het bedrag waarvoor je het product uiteindelijk in handen kunt krijgen. Laat vooral niet te veel merken dat je iets graag wilt hebben en begin met een veel te laag bedrag, is hier het motto. De verkoper zal protesteren en zeggen dat zijn inkoopprijs hoger ligt. Je kunt dan proberen tot een overeenstemming te komen, maar voordat je dat doet moet je het bedrag in je hoofd hebben dat je maximaal wilt betalen. Geeft hij vlak voor die prijs nog niet toe, loop dan gewoon door. Als de prijs niet idioot laag is, zal hij je achterna komen met een beter bod.
Bij de souvenir-verkopers is het tamelijk druk maar als je verder dwaalt naar het marktgedeelte voor de Tunesiers zelf is het veel rustiger. Hier ademt de markt ook een heel andere sfeer uit.
We rijden met de landcruisers door naar Tataouine. Door dit niet-toeristische plaatsje rondlopend krijgen we een redelijk beeld van het leven in Tunesië. De mannen spelen hier fanatiek domino.
De plaatselijke slager heeft voor de sier de kop van een dromedaris op de toonbank gezet. Over het algemeen worden de etenswaren in Tunesië op een hygiënische manier uitgestald. Vlees wordt keurig in de koeler bewaard.
Er zijn ook veel kraampjes met kruiden. De kruiden worden hier niet per gram verkocht maar met scheppen van minstens 250 gram. Er worden in de Tunesische keuken dan ook veel kruiden gebruikt.
Het valt op een gegeven moment op dat we overal waar we komen de geur van een kerrie-mengsel ruiken. Kruiden zijn hier ook veel goedkoper dan in Nederland, vooral saffraan is hier erg goedkoop.
‘s Middags beginnen we onze eerste wandeltocht, iets waar iedereen naar uit heeft gezien. We wandelen met een lokale gids voorop.
Het wandelen door dit bergachtige gebied is een ervaring op zich. Soms is er een goed pad maar meestal lijkt het pad willekeurig gekozen tussen de rotsblokken.
We beginnen in het verlaten Berberdorpje Douiret. De Berbers werden gedwongen dit dorp te verlaten, omdat ze moesten integreren met de lokale bevolking. Wat van het dorp overbleef zijn ruïnes.
Het is opvallend dat er zich tussen de rotsen toch wat planten weten te vormen. In het voorjaar is het landschap zelfs redelijk groen, doch naarmate de zomer verstrijkt wordt het landschap steeds droger en dorder.
Voorlopig lopen we door bergen en dalen in een prachtig rotsachtig landschap, met hier en daar een palmboom. Klimmen gaat vrij redelijk, het is alleen inspannend. Bij het afdalen moeten we goed opletten dat we niet wegglijden op de rotsachtige bodem.
Na zo’n twee uur wandelen worden we weer opgepikt door de landcruisers, die ons naar Ksar Hadada brengen. Deze voormalige graanschuur is een tijdlang in gebruik geweest als hotel, maar is nu geheel vervallen.
In Ksar Hadada zijn opnamen gemaakt voor de eerste episode van de film Star Wars (The Phantom Menace). In die film ligt het dorp op een andere planeet. Als het nog intact was geweest, dan hadden we hier overnacht.
Vandaag wordt de tweede wandeldag. Voor wie nog spierpijn heeft van gisteren is er de mogelijkheid om met de landcruiser halverwege het parcours te worden afgezet, zodat alleen een eenvoudige afdaling over een redelijk begaanbaar pad hoeft te worden gemaakt. Er is niemand die van dit aanbod gebruik maakt. Omdat we een iets andere route kiezen dan vorig jaar op het programma stond, zijn we al binnen een uur op een punt dat we eigenlijk pas na 1.5 uur hadden moeten bereiken. We worden daarom voor de keuze gesteld; of we vervolgen de originele route, of we maken nog een extra omweg. De gids waarschuwt dat de omweg een redelijk zware route is. De groep splitst zich in tweeën. De grootste groep neemt de omweg, ik ga mee met de groep die de kortste weg neemt.
Omdat we via de korte route niet verkeerd kunnen lopen, gaat ons groepje zonder gids of begeleider op pad. Dit heeft in ieder geval als voordeel dat we onderweg even kunnen stoppen en alles op ons gemak kunnen bekijken. We hebben de opdracht door te lopen tot we een witte minaret temidden van een groep palmbomen zien. Het is inderdaad onmogelijk om die te missen.
Ksar Halouf is een versterkte opslagplaats voor graan en ligt bovenop de berg. We hebben nog een klim voor de boeg, doch deze is heel goed te doen aangezien er een weg naar boven loopt.
Bovenaan gekomen krijgen we brick a l’oef te eten; een geklutst ei met kruiden in een deegjasje, gebakken in lokaal geperste olijfolie. Later heb ik dit typisch Tunesische gerecht nog een aantal malen gegeten, doch zo lekker als de eerste keer smaakte het nooit meer. Zou dat komen omdat we inmiddels zo’n honger hebben gekregen van de wandeling?
We overnachten in Matmata in een ondergrondse grotwoning. De woningen zijn uitgegraven in de rotswanden. Vaak komt er een aantal kamers uit op een soort binnenplaatsje. Dit binnenplaatsje is dan van boven open, alsof het een grote put is. Woningen die zo in rotsen zijn uitgehouwen hebben als voordeel dat ze ‘s zomers lekker koel zijn, terwijl het er ‘s winters lekker warm is.
We rijden richting Douz, ook wel de poort naar de Sahara genoemd. Hier liggen de kamelen al op ons te wachten voor een tweedaags verblijf in de Sahara.
Eigenlijk zijn het dromedarissen, want ze hebben maar één bult. De lokale bevolking noemt ze echter Chameau, daarom blijf ik ze ook maar kamelen noemen. Het berijden van een kameel valt best mee. Je zit op dekens en hebt een soort zadel voor je, waar je je aan vast kunt houden. Dat is tijdens het opstaan en weer gaan knielen van de kamelen ook wel nodig.
Het berijden bestaat hoofdzakelijk uit het aanvoelen van de schommelende beweging van de kameel. Als je je niet verzet tegen die beweging maar gewoon meebeweegt valt het best mee. Zeeziek worden we in ieder geval niet.
Het enige nadeel is dat je de hele tijd wijdbeens moet zitten. Als je dat niet gewend bent voel je dat behoorlijk in je liezen. Ik had verwacht dat de beesten behoorlijk zouden stinken maar in de praktijk ruik je ze niet. Misschien omdat je in de buitenlucht bent. De hitte in de Sahara valt in maart ook nog wel mee. We zijn inmiddels al een beetje gewend aan de temperaturen en de zon, daarom kunnen we daar zo langzamerhand van gaan genieten. Voorzichtigheid blijft echter geboden, vandaar dat we als bescherming zeker het hoofd moeten bedekken en voldoende moeten drinken. Als je nog iets later gaat (in april of in mei) dan kan het al wel behoorlijk heet worden.
Er lopen begeleiders mee met de kamelen, daarom bewegen we ons in een stevig wandeltempo voort. Zelf loop ik ook even een half uurtje, maar in een soort marstempo door het mulle zand lopen blijkt behoorlijk vermoeiend. Wat dat betreft heb ik respect voor de begeleiders van de kamelen die dit tempo twee tot drie uur volhouden.
Er is een groep begeleiders vooruitgegaan met een ezelkar vol tenten, dekens, voedsel en water. Als wij aankomen staat er een tweetal wollen Bedoeïen-tenten klaar waarin we kunnen overnachten.
Ze bieden maar weinig bescherming, aangezien de laatste decimeter aan de onderkant open is. De wind waait er dus gewoon doorheen. Ik besluit dan ook (net als enkele anderen) om mijn slaapzak een eindje verderop in het open veld uit te rollen. Duidelijk is te zien dat de Sahara hier niet alleen uit dor zand bestaat. Er groeien her en der wat bosjes, al zijn het hoofdzakelijk dorre takken met een klein beetje groen eraan. Het is het beste te vergelijken met heide. Het regent hier eigenlijk nooit. De planten en dieren leven dan ook van de dauw.
De kamelen worden ontdaan van hun bagage en mogen vrij rondlopen om wat van de taaie, droge bosjes te grazen. Dat betekent wel dat de kameeldrijvers de kamelen ‘s ochtends weer op moeten zoeken. Binnen een groep kamelen is er een rangorde. De leider van de groep wordt aan een lang touw vastgebonden, want als die er vandoor gaat dan volgen alle anderen hem.
De begeleiders maken eten in de woestijn (couscous) en ‘s avonds wordt er gezongen bij het kampvuur, in het Arabisch wel te verstaan. Nadat de begeleiders van de kamelen het referein een paar keer hebben voorgezongen lukt het ons dit na te zingen, hoewel we geen idee hebben waar het over gaat.
De temperatuur daalt ‘s nachts behoorlijk. Tegen de tijd dat ik ga slapen is het nog maar vier graden. De overweldigende sterrenhemel maakt het allemaal goed. Door het ontbreken van het licht van steden, zie je veel hier meer sterren. Voor ongedierte hoef je niet bang te zijn. Door de afkoeling ‘s avonds graaft alles wat kruipt zich diep in het zand in.
Als ontbijt krijgen we de volgende morgen brood dat ter plekke in het zand wordt gebakken. Dit gebeurt door eerst een vuurtje te stoken en vervolgens het deeg in het hete zand te begraven. Het deeg wordt afgedekt met zand en met de nog hete as. Tot mijn verbazing vind ik tijdens het eten geen zand terug in het brood.
We brengen een bezoek aan een Bedoeïengezin dat in de buurt van ons kampement de tenten heeft opgeslagen. Voor we verder trekken maak ik van de gelegenheid gebruik om op nog geen vijftig meter van de tenten een klassieke Sahara-foto te nemen. In de Sahara zijn gebieden waar vrijwel niets groeit. Dit levert het bekende beeld van ‘zand tot aan de horizon’.
Onderweg rusten we even en zoeken de schaduw op bij een wat groter bosje, waarna we de terugreis naar Douz aanvaarden. In Douz nemen we onze intrek in een vrij luxe hotel. Er is zowaar een verwarmd zwembad aanwezig.
We beginnen de dag met een bezoek aan de markt in Douz. Op de markt worden veel voedingswaren verkocht, zoals bonen, gedroogde visjes en kruiden.
De marktkooplui zijn altijd bereid uitleg te geven over hun producten. Wat wij aanzien voor een soort thee, blijkt een aromatische functie te hebben; je moet de kruiden op een houtskoolvuurtje strooien, waarna zich een parfumachtig soort geur verspreidt.
De goederen die op de markt in Douz worden verkocht zijn zowel bestemd voor de toeristen als voor de lokale bevolking. Het zijn wel vrijwel allemaal gebruiksgoederen.
Er is ook een beestenmarkt waar geiten, schapen en zelfs een enkele kameel worden verhandeld. Op deze beestenmarkt is het zo druk dat je nauwelijks vooruit kunt komen.
Vervolgens rijden we over de zoutvlakte Chott El Jerid naar Tozeur. Het zout ligt hier letterlijk voor het opscheppen.
Onderweg zien we diverse fata morgana’s (luchtspiegelingen). We zien bijvoorbeeld een rij bomen aan de horizon staan die helemaal niet op die plek staan. Ze lijken een eindje boven de grond te zweven en verdwijnen zodra je door de knieën gaat.
De lucht boven de zoutvlakte is zo heet dat de lichtstralen worden afgebogen en je een eindje achter de horizon kunt kijken. De bomen lijken ook in het water te staan. Het ziet er echter zo bedrieglijk echt uit dat ik me goed voor kan stellen dat je die kant op gaat als je om dreigt te komen van de dorst.
In de buurt van het plaatsje Mides bevindt zich een indrukwekkende kloof. We voelen ons allemaal nietig in dit imposante landschap. Beneden in de kloof stroomt een klein riviertje. Men kent hier een regentijd waarin het een veel woestere rivier wordt.
Het landschap is ook hier weer rotsachtig. Toch doet het heel anders aan dan aan de oostkust, waar we begonnen met onze wandelingen. De rotsen zijn hier massiever. Het is net of alle losliggende stenen zijn weggespoeld. Ook hier zijn opnamen gemaakt voor films, onder andere de slotscene van ‘The English Patient’.
We wandelen nog een uurtje in dit rotsachtige landschap. Een deel van de groep besluit omhoog te klimmen, terwijl de rest afdaalt om door een drooggevallen rivierbedding te lopen. In de rivierbedding vinden we stukjes mica, wat onder andere gebruikt wordt als elektrische isolatieplaatjes.
Ons hotel in Tozeur ligt vlak aan de oase. De oase van Tozeur is aangelegd en bestaat uit dadelpalmen met daartussen fruitbomen, zoals granaatappel- en sinaasappelbomen.
Door de oase lopen diverse paden die ongetwijfeld worden gebruikt voor de afvoer van de oogst. Als je door de oase loopt, blijkt nogmaals de vriendelijkheid van de Tunesische bevolking. Niemand die je vraagt wat je hier te zoeken hebt. Hooguit verbazen ze zich erover dat je vrijwillig een eind gaat lopen.
In de oase zijn diverse natuurlijke bronnen waar water uit de grond komt. Dit water wordt vooral gebruikt voor de bevloeiing van de bomen maar soms heeft het ook een meer recreatieve functie.
‘s Avonds brengen we nog een bezoek aan de Sprookjes van 1001 Nacht, die in een fraai verlicht soort Efteling-park worden uitgebeeld. Morgen moeten we om vier uur opstaan, dan vliegen we via Tunis weer terug naar Amsterdam.