Van Riksgränsen in Lapland afdalend naar Oslo passeer je talloze fjorden, geflankeerd door houten huizen die soms op palen in het water staan. Rivieren storten hun water met oorverdovend lawaai via watervallen in zee, hoge bruggen overspannen de zeeëngten, kabeljauw hangt op stellages te drogen tot stokvis en de verkeersborden waarschuwen voor elanden en rendieren.
Het stralende weer waarmee we Zweden verlaten blijft aanhouden als we over de E10 door een ruig Noors landschap rijden. We lunchen bij een eetgelegenheid vlak langs de weg. Naast de deur staat een enorme trol op wacht. De berkenboompjes iets verderop zijn grillig gevormd en veel kleiner dan de reuzentrol.
We zijn ruim 200 km boven de poolcirkel in de provincie Nordland. In Traeldal slaan we rechtsaf en blijven de E10, die met de E6 samenkomt, volgen langs de diepblauwe Ofotfjorden. In de verte tekent de witte toren van het Bjerkvikkerkje prachtig af tegen de donkere bergen. Op de toppen ligt nog sneeuw.
Tien minuten later stoppen we voor hotel Bjerkvik in het noordelijkste puntje van het Ofotfjorden. Na het inchecken eten we bij Det lille kjøkken (de kleine keuken) een ‘berømte Bjerkviking’, een hamburger extra belegd met gebakken spek, paprika, en een knoflooksausje.
Het is een prachtige zomeravond. Overal wandelen en zitten mensen. Sneeuwwitte meeuwen wachten, vanaf een hoger gelegen gebied, geduldig op een lekker hapje. De middernachtzon zorgt voor een onvergetelijke sfeer.
Na een stevig Noors ontbijt rijden we de volgende morgen om het fjord heen naar Bogen. Via de Tjeldsundbro steken we de Tjeldsund over die in verbinding staat met het Vågsfjord en zijn dan op Hinnøya.
Hinnøya is een van de vier eilanden van de Vesterålen en met een oppervlakte van 20.000 km² het grootste eiland van Noorwegen. Het heeft zich ontwikkeld tot het centrum van de ‘Spekkhoggersafari’ (walvissafari’s) voor toeristen.
Via Kilbotn komen we in Harstad, de hoofdstad van de Vesterålen. In het Kulturhus aan de haven is een toeristenkantoor waar we informatie over Harstad en omgeving krijgen. In de haven ligt de schoener Anna Rogde (1868), het oudste zeilschip ter wereld. Een groep vrijwilligers, die zich ‘De vrienden van Anna Rogde’ noemen, maken verkleed als zeerovers het schip gereed voor een van de dagtrips die tijdens de zomermaanden worden gehouden.
Het Noord-Noorwegen festival, dat elk jaar gehouden wordt, is in volle gang. Harstad wordt gedomineerd door muziek, theater, kunst en dans uit diverse Europese landen. Het is gezellig druk in de winkels en op de terrassen, er is zoveel te zien, de sfeer is geweldig en de tijd vliegt voorbij.
Na middernacht komen we aan bij de camping waar we een hytte voor een nacht huren. Het huisje is van alle gemakken voorzien en heeft uitzicht op het Vågsfjord. Wanneer de zon omstreeks 1.00 uur achter de bergen is verdwenen is het licht zo mysterieus, zo prachtig, dat ik het eigenlijk jammer vind om te gaan slapen.
We verlaten de camping om 9 uur en rijden terug naar Kilbotn. Via Sandtorg, Kongsvik en Fiskfjord komen we in Lødingen waar we met de veerpont de Tysfjorden oversteken naar Bognes. Ondanks de mist is het uitzicht vanaf de ferry sprookjesachtig blauw.
Nog helemaal onder de indruk gaan we van boord en rijden verder in zuidelijke richting. We naderen Hamarøy waar de schrijver Knut Hamsun vanaf zijn derde jaar op de boerderij woonde die nu een museum is.
We rijden door het district Hamarøy over de E6, die dwars door vele dorpjes loopt, o.a. Sommerset, Kråkmo en Sildhopen. Plotseling zien we de Pink Panther, Barney, Pluto en andere levensgrote stripfiguren, waaronder ook Noorse.
De stripfiguren staan in het wilde weg in tuinen en langs de kant van de weg met de mededeling: Vennligst ikke rør oss (niet aanraken alstublieft). Maar wie wil er niet graag op de foto met Pluto of zo’n stoere Noorman.
Na een prachtige rit langs diep ingesneden fjorden, fantastische uitzichten en 15 tunnels arriveren we in Fauske, beroemd om zijn marmer, met grote moderne gebouwen en enorme pollen berenklauw.
Het is al vrij warm wanneer we de volgende morgen langs de Saltsfjorden richting Bodø rijden, de op één na grootste stad van Noord-Noorwegen. We parkeren de auto heel gemakkelijk midden in de stad en wandelen daarna naar de haven waar het gezellig druk is. Vanaf vissersboten worden reker (garnalen) verkocht.
In het informatiecentrum krijgen we te horen dat we in het rijk van de zeearend zijn. We kunnen mee op zeearendsafari op de scherenkust voor Bodø. Of we kunnen 33 km ten zuiden van Bodø de Saltstraumen, de krachtigste maalstroom ter wereld, bezoeken.
We kiezen voor de Saltstraumen, een 2,5 km lange, ongeveer 150 m brede en tot 50 m diepe sont tussen de eilanden Straumen en Straumøy, die de Saltfjord met de Skerstadfjord verbindt.
Bij het wisselen van het getij wordt telkens ongeveer 350 miljoen kubieke meter water door deze zee-engte geperst, waarbij draaikolken ontstaan.
In de namiddag rijden we er naar toe. Via een multimediashow leren we de getijdenstroom, de mythen en legenden die erover bestaan, de geschiedenis en dierenwereld kennen.
Op de terugweg maakt de laagstaande zon het ons zeer moeilijk waardoor we bijna in botsing komen met elanden die midden op de weg staan. Ze vertikken het om aan de kant te gaan. Stapvoets rijden we verder.
Even buiten Bodø ligt naast het openluchtmuseum ‘Bodøsjøen’ een camping en bungalowpark waar we in een van de huisjes overnachten.
De meeste huizen en schuren van het Bodøsjøenmuseum hebben een grasdak en zijn uit verschillende delen van het land naar Bodø gebracht. Tussen het gras zitten meeuwen te broeden.
Velerlei soorten bloemen en planten groeien in het wild, waaronder de Noorse monnikskap en alpenhelm.
We maken veel wandelingen door dit mooie gebied. Tijdens één daarvan wordt de lucht plotseling zwart. Precies op tijd zijn we terug in ons huisje als een zwaar onweer losbarst.
Na drie dagen luieren, rondkijken en wandelen gaan we verder. We rijden over de hoge Saltstraumenbrug van het Saltfjord naar Tuv. Via een heuvelachtig gebied, bergen met besneeuwde toppen en enkele kleine dorpjes zitten we plotseling op 1286 m hoogte in de sneeuw.
Op stukken waar de sneeuw gesmolten is, staan gele en oranje polletjes gullbräcka (bergsteenbreek).
We stoppen langs de kant van de weg maar het is zo koud dat we meteen weer instappen. Via de Misværfjorden komen we in Misvær. Bij Vestvatn gaan we over op de 813 richting Storjord en arriveren we in Beiarn, ‘n piepklein dorpje aan de Beiarfjorden. Alsof de tijd heeft stil gestaan lijkt het, zo rustig en kalm is alles.
Bij het dorpshuis staan tafels en stoelen buiten. Inwoners van het dorpje zitten er te luisteren naar muzikanten die Noorse volksliederen zingen. Bij een gatekjøkken-kiosk zijn hapjes, snoep en alcoholvrije drankjes te koop. Op een ernaast gelegen weiland staan tenten en kraampjes waar hengelsportmaterialen worden verkocht.
De volgende dag rijden we naar de 812 en slaan bij Kjøttan rechtsaf. Aan het einde van deze weg volgen we de E6 door het Saltdal in zuidelijke richting.
Bij Storjord, waar de nationale bosbouwhogeschool is gevestigd begint het wandelgebied Junkerdal dat beroemd is om zijn flora.
We rijden over de hoogvlakte van de Saltfjell. Diverse malen zien we borden die ons waarschuwen voor elanden en rendieren. In de verte loopt een spoorlijn die gedeeltelijk is overdekt met lange houten tunnels en hoge hekken heeft om de trein bescherming te bieden tegen de sneeuw.
We naderen de poolcirkel en brengen een bezoek aan het Polarsirkelsenteret. Het centrum valt op door zijn aan de natuur aangepaste architectuur. De poolcirkel is aangeduid dwars door het gebouw. In het postkantoor worden ansichtkaarten gestempeld met een Poolcirkelstempel.
Hier willen we nog eens terugkomen en we bouwen daarom een torentje van stenen, tussen de honderden die er al staan, volgens een oud Samisch geloof.
Wanneer we verder rijden, staan plotseling midden op de weg mensen met hun armen te zwaaien dat we langzaam moeten rijden. Er staat een auto dwars over de weg, finaal in elkaar geramd, ernaast ligt een dode eland. We gaan zover mogelijk rechts van de smalle weg staan om de politie en ziekenauto die met loeiende sirenes komen aanrijden voorrang te geven. Extra voorzichtig en alert rijden we door.
We naderen het mijnplaatsje Storforshei en bezoeken de galerie van Øyvind en Sølvsmie Stjernen. Naast de deur staan grote groene metalen insecten en binnen bevinden zich op twee verdiepingen zilveren voorwerpen en sieraden.
In het dak dat met gras, bloemen en boompjes begroeid is, zijn grote ramen zodat voldoende licht binnenkomt. Op de achtergrond klinkt muziek die me wel aanspreekt, een lied in een voor mij onbekende taal en ik vraag Sølvsmie wie dat is. Zij vertelt me dat het Mari Boine is, een Samische zangeres.
Een flinke plensbui stort over ons neer wanneer we Mo i Rana binnenrijden en onze auto vlakbij het station parkeren. Het centrum van Mo is uitgestorven, iedereen is naar binnen gevlucht. We struinen wat rond in Mo Libres, een immens grote boekenzaak. Er staan veel boeken over Noorse kunst, flora en fauna op de planken.
Het regent nog steeds wanneer we buiten komen. Jammer, het heeft nu geen zin om de Mofjell (410 m) op te gaan en van het mooie uitzicht over de stad en het gletsjergebied Svartisen te genieten.
Mosjøen ligt in het district Vefsn en het lijkt ons leuk om er een paar dagen te blijven en in Fru Haugans hotel (1794) te overnachten. Het is het oudste houten hotel in Noord-Noorwegen met een interessante historie. Ik vraag ernaar bij de receptie. Bodil vertelt ons het verhaal.
In 1885 ziet Fru (mevrouw) Ellen Haugan een advertentie in de krant dat een bijna honderd jaar oud houten hotel te koop staat. Ze koopt het ongezien. Haar man is ziek en ze heeft drie dochtertjes zodat ze moet zorgen voor een inkomen.
Het is geen modern hotel, de keuken heeft geen verharde vloer en er is geen kachel. Maar door flink aan te pakken maakt Ellen het al spoedig tot een welbekend hotel dat geliefd is om zijn goede eten, verzorging en sfeer.
In 1924 overlijdt Ellen Haugan en haar jongste dochter Eli neemt het hotel over en breidt het uit met 40 kamers in een stenen aanbouw die aansluit op het oude houten gedeelte. Eli overlijdt in 1962 en haar nichtje Eli Jürgensen neemt het over en is hiermee de derde generatie vrouw die de traditie voortzet.
In 1991 komt een nichtje van Eli, Bjørg Jürgensen met haar familie van Kristiansund naar Mosjøen om de leiding van het hotel over te nemen. Zij restaureert alle kamers, breidt uit met een nieuw restaurant, vergaderruimte, bar, een nieuwe receptie en een lift.
Tegelijkertijd heeft ze de zorg over het oude gedeelte en gaat aan de slag om de kamers in oude stijl te combineren met modern comfort.
Bodil, de vrouw die ons te woord staat, is sinds 2002 de vijfde generatie vrouw die het hotel bestuurt. De tuin van het hotel ligt aan de Vefsna, waarin de hotelgasten op zalm en zeeforel kunnen vissen.
Mosjøen is een gezellig toeristisch stadje met veel historische bezienswaardigheden. We voelen ons direct op ons gemak. Tegenover warenhuis Domus spelen kinderen met het grote schaakspel dat op het plein ligt. We bezoeken de houten vissershuisjes uit de 18e eeuw die gerestaureerd zijn tot museum. De husfliden winkel heeft mooi kunsthandwerk en souvenirs. Vanaf de Haravoll genieten we van een geweldig uitzicht over stad en fjord.
Wanneer we de E6 weer volgen zien we al gauw een wildstromende rivier. Even later stoppen we bij een café. Met een oorverdovend lawaai stort de Laksfors, een 17 meter hoge waterval, hier via enkele treden naar beneden.
Over een onverhard pad dalen we af naar de rivier en genieten van een uniek schouwspel. Jammer genoeg zien we geen zalmen springen.
We verlaten de E6 na enkele kilometers en volgen de Tosenveien, Rv76, naar het westen. De zon schijnt, het is warm. Vanuit het felle licht rijden we de donkere Tosentunnel in en kunnen maar net een paar schapen met hun lammeren ontwijken die in de tunnel verkoeling zoeken.
De Tosentunnel heeft een lengte van 5.800 m. Na Tosbotn komen we bij het Tosenfjord dat zo geweldig blauw is dat we even moeten stoppen om ervan te genieten.
De volgende morgen staat vlakbij onze hytte aan de oever van het meer een eland te grazen maar gaat er meteen vandoor wanneer ze ons ziet.
Ondertussen lokt het water. We varen met een bootje tussen verlaten eilandjes door, klauteren op rotsen en plukken bessen. Laat op de avond maken we een wandeling door het bos en komen elanden, uilen en allerlei wilde planten tegen.
Twee dagen later rijden we verder naar het westen en bezoeken Brønnøysund aan het Vegafjord. Terwijl we over de kustweg rijden, zien we in de verte het eiland Torget liggen. De zee heeft een indrukwekkend gat in de berg Torghatten gevormd.
De boerderijen en boothuisjes aan de kust staan tegen een achtergrond van steile berghellingen.
We rijden langs Sømna, van oudsher het belangrijkste akkerbouwgebied van Noord-Noorwegen. Via Berg en Vik komen we in Vennesund en steken daar met een ferry het Hortafjord over naar Holm. De ruige natuur is overweldigend. ‘s Avonds belanden we in Namsos.
Op het schiereiland Fosen gaan we de volgende dag op zoek naar robuer. Oorspronkelijk waren dit vissershutten op palen in het water. In Bessaker staan er vijf, elk met twee verdiepingen en uitzicht over zee. Hier blijven we enkele dagen.
Het achterste gedeelte van het huisje is gebouwd op de rotsen die vol staan met polarull, een soort wattenbolletjes op steeltjes, en het voorste gedeelte staat op lange palen in het water. Aan een steiger liggen bootjes.
Vissers varen uit en wanneer ze terug komen met de vangst is het een en al bedrijvigheid bij de schoonmaakplaats. Grote meeuwen ruziën krijsend om het afval en in een mum van tijd hebben ze alles opgeslokt, waarna het weer rustig is.
Enorme schepen van de Hurtigrute varen voorbij. Ze varen langs de hele Noorse kust van Bergen tot aan Kirkenes aan de Russische grens. In de kro bestellen we het ‘dagens rett’, dagmenu. Het is een buffet met verschillende soorten Noorse gerechten.
Nu we verder van de poolcirkel verwijderd zijn, wordt het ‘s nacht enkele uren schemerdonker maar tegen 5 uur in de morgen staat de zon alweer vol aan de hemel.
We gaan al vroeg op pad voor een eilandtocht. In Åfjord staat een Noors fjordenpaard voor een rijtuigje gespannen met daarin een bruidspaar. Een fotograaf is druk doende de hele familie te fotograferen.
Bij de Støvelfossen, in zalmrivier de Stordalselva, is door een van de vissers een zalm gevangen; het gaat als een lopend vuurtje rond bij de tientallen vissers die in en aan het water staan. Ze laten hun hengels in de steek en komen naar de gevangen zalm kijken.
In Revsnes staan langs de kust vele stellages waarop kabeljauw (stokvis) te drogen hangt. In Råkvåg zien we goed bewaarde pakhuizen op palen. Het oudste is 150 jaar. Het cultuurpakhuis Salteriet heeft een expositie over de haringvangst. Langs de wegen en op de rotsen staan duizenden vetplantjes in allerlei kleuren.
Na drie dagen verlaten we Fosen. Met een ferry varen we van Rørvik het Trondheimfjord over naar Flak. We zijn vlak bij Trondheim, een oude domstad waar de Noorse koningen worden gekroond.
We zoeken de E6 weer op en via het Gauldal arriveren in Oppdal, een bergstadje dat op een hoogte van 550 meter ligt aan de voet van de nationale parken Dovrefjel en Trollheimen met de mooiste gebergten van Noorwegen.
Het regent flink als we voor Camping Halsetløkka staan. Bij de ingang staat een oud stationnetje uit 1921. We huren een hytte en ondanks dat het regent maken we een wandeling door het stadje.
In een keramiekatelier praat ik met een van de ambachtslieden. Hij vertelt dat de imposante natuur rond Oppdal, bossen en bergen, bruisende rivieren, meren en hoogvlakten, unieke flora en fauna dienen als een inspiratiebron niet alleen voor hem maar ook voor de vele andere creatieve mensen van het ‘Oppdal Håndverk’.
De volgende morgen schijnt gelukkig de zon weer. In de bergen hangen dikke mistslierten. We passeren een zwart houten station en het Samenkamp ‘Same Jakki’s’. Honderden geiten klauteren tegen steile rotsen omhoog, het is een wonder dat ze met hun kleine pootjes niet de afgrond in glijden.
In Kongsvoll direct naast de E6 ligt een fjellstue (bergherberg). Achter de fjellstue ligt een botanische bergplantentuin. In Knutshø en Dovrefjell zijn circa 420 plantensoorten geregistreerd. De bergherberg bestaat al sinds de 17de eeuw en beschikt over een café en een museum met historische voorwerpen uit Kongsvoll. Tevens is er een wetenschappelijk onderzoekcentrum.
We rijden over de Dovrefjell, een bergplateau op 1000 meter, omgeven door nog veel hogere bergpieken. Het is mooier dan ik verwacht had. Behalve elanden en rendieren komen er op de hoogvlakte ook kuddes wilde muskusossen voor. Het gebied heeft een zeer rijke flora met bijzondere alpine planten zoals gentianen, maanvarentjes en gletsjerboterbloemen.
Tijd voor wat actie, we gaan een fikse wandeltocht maken. Eerst volgen we een pad maar al spoedig dwaal ik af. De bodem is bedekt met korstmossen en kleine struikjes. Plotseling zie ik recht voor me een klein hemelsblauw sterretje, warempel het is een gentiaan, en mijn dag kan niet meer stuk als ik even later ook nog Noors walstro, een alpen-tragant (komt in Nederland niet voor) en een mosviool ontdek.
Het Dovre massief was het rijk van de Bergkoning, de machtigste en vriendelijkste van alle trollen. In de Trollstua souvenirwinkel in Dombås komen we alles over de trollen van Dovrefjell te weten en we kunnen het niet laten er enkele te kopen.
Rømmegrøt lezen we op een houten bord langs de kant van de weg. We gaan op zoek wat het betekent. Na ‘n poosje rijden we tussen tientallen campers, caravans en hondenwagens door. Binnen een omheind stuk grasland showen baasjes hun honden aan een jury die uiteindelijk een winnaar zal kiezen. Op de menukaart van het erbij liggende cafetaria staat Rømmegrøt met Spekemat. Even later staan twee borden pap met kaneel en klontjes boter voor ons op tafel met daarbij een schaaltje gerookte rauwe ham. Het zijn traditionele Noorse gerechten.
Het Gudbrandsdal is met een lengte van meer dan 200 km het langste dal van Noorwegen, met bossen, landerijen en karakteristieke dorpjes en omgeven door een prachtig berglandschap: naar het westen liggen de ruige heuvels van de Peer Gyntstreek en naar het oosten rijzen de pieken van het Rondanegebergte op.
In het Gudbrandsdal verbazen we ons over de grote statige boerderijen waar eeuwenlang de herenboeren de scepter zwaaiden.
We rijden door Otta, een stadje met houten okerkleurige huizen. In het centrum staan om de paar meter hoge betonnen bakken met rode geraniums. In Kwam bezoeken we de Kwamse kruiskerk, ontworpen door Magnus Poulsson. Het houtsnijwerk is gemaakt door de dalbewoners.
Even voor Ringebu verwijzen borden naar een stavkirke. De houten stavkirken vormen de bekenste en meest karakteristieke getuigen van de middeleeuwse bouwkunst. Tijdens de zomermaanden is de kerk geopend voor publiek. De bijbehorende klokkenstoel staat tegen een helling, omringd door een muur van grote grijze gestapelde stenen.
In het Hunderfossen familiepark staat, of liever gezegd zit, de grootste trol ter wereld. Je kunt onder hem door naar binnen lopen.
Lillehammer laten we links liggen en we rijden langs de rechterkant van het Mjøsameer, het grootste binnenmeer van Noorwegen.
Na het volgen van bordjes met daarop een huisje komen we terecht in een bungalowparkje. Een receptie is in geen velden of wegen te bekennen. Wel staat vlakbij de ingang een klein hokje met daarin een meisje met de sleutels van de huisjes. Op onze vraag of we er kunnen overnachten geeft ze ons de sleutels van de vier huisjes die nog vrij zijn. We moeten er zelf maar een uitkiezen, zegt ze.
We passeren de volgende dag Jevnaker aan het zuidelijkste puntje van de 73 km lange Randsfjord. Langs koolzaadvelden en bermen vol kvitbladtistel, (sombere vederdistel, komt in Nederland niet voor), het beschermde duifkruid en de koningskaars komen we in Hønefoss.
Op de parkeerplaats waar we stoppen voor een korte pauze staan ‘Porfyrkongen’ van vulkaansteen en ‘Steinsdronningen’ van zandsteen. Het zijn gesteenten die in de omgeving te vinden zijn. De koning en koningin zijn van de kunstenaar Svein Knudsen. Ze kijken uit over het Tyrifjord.
De ‘Kroonprins Harald’ ligt in de haven van het Oslofjord te wachten. We hebben ruim de tijd om in te schepen voor de 19 uur durende reis naar Kiel in Duitsland. Vol heimwee staan we aan de reling en denken terug aan onze belevenissen.
Er was nog zo veel meer te ontdekken, dus een ding is zeker: we komen terug. Mariet Arts begon haar reis in Zweden van Götenborg naar Riksgränsen in Lappland.