×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Verrassend Gambia

Stoffige rode wegen, golfplaten daken en kleurrijke markten

Reisverslag: Marianne Vekemans
Foto's: Marianne Vekemans

Gambia is een smalle strook land langs de gelijknamige rivier, die een belangrijke route was waarover Arabieren talloze slaven uit Afrika vervoerden. In Gambia wonen elf stammen die allemaal een eigen taal spreken. Een groot deel van de bevolking leeft van landbouw, veeteelt en visserij. De opbrengst wordt verkocht op kleurrijke markten in stoffige straten, waarlangs armoedige huizen staan met golfplaten daken. Het toerisme zorgt ook voor wat inkomsten. Het sextoerisme aan de kust is een moderne vorm van slavernij, maar niet iedereen komt misbruik maken van de bevolking. Er is zoveel meer te zien en beleven in verrassend Gambia.

Vanuit het vliegtuig zien we dat Gambia op de uiterste westpunt van Afrika aan de Atlantische Oceaan ligt. Het is het kleinste land op het Afrikaanse vasteland met een oppervlakte van 11.295 km2, iets groter dan Noord-Brabant en Gelderland samen.

Dwars door het land loopt de goed bevaarbare rivier de Gambia, het ‘hart’ van Gambia. De delta van de Gambiarivier is moerassig met mangrovebegroeiing. Het noorden van Gambia heeft een parklandsavannelandschap met lange grassen, grote struiken en wat bomen. Ten zuiden van de Gambia-rivier begint de bossavanne, grasland met groepen bomen.

Op het vliegveld in Banjul worden we met de bus opgehaald en naar het hotel gebracht. Wat een andere wereld. Bijna geen bestrating maar stoffige zandwegen, kapotte auto’s langs de weg en zwarte mensen in kleurige kleren.

Na aankomst gaan we de omgeving verkennen; de straten, kraampjes, winkeltjes en het strand.

‘s Avonds lopen we door het dorp. Veel mensen die een taxi aanbieden, bums en hustlers die je iets willen verkopen of je gids willen zijn. Even schrik ik omdat ik er veel over gelezen heb. Maar ik zou het ook doen als ik zo arm was als zij zijn en de kans had aan rijke toeristen te verdienen. Mensen zien er overigens ook de humor van in als je reageert met een grapje. We krijgen nooit een onplezierige reactie. Wat een fantastisch volk; zo arm, maar zo trots en waardig.

Bijillo Forest Park

Er zijn in Gambia tot nu toe 450 soorten vogels geteld

Vandaag een rustdag om te wennen. Een beetje luieren in de zon maar vooral in de schaduw, want de Afrikaanse zon is warm. Wat een prachtige stranden; wit, schoon en vooral erg rustig vergeleken bij de drukke Nederlandse stranden.

Lopend door de prachtige tuin van ons hotel maken we kennis met voor ons vreemde dieren. Om ons heen zien we aasgieren, mega-hagedissen, een varaan en een aap.

In de middag gaan we naar het apenpark, Bijillo Forest Park. De apen laten zich zien maar we zijn ook erg onder de indruk van de grote hoeveelheid verschillende vogels, waaronder de rode hornbill, die we meteen op de foto zetten.

Gambia is een paradijs voor de vogelliefhebber. Er werden tot nu toe ongeveer 450 verschillende soorten geteld en nog steeds worden nieuwe soorten ontdekt. De meest voorkomende zijn de maraboe, gieren, lepelaars, kraanvogels, arenden, uilen en de grondneushoornvogels.

Het bos staat vol met hoge palmen en dikke grote baobabs en kapokbomen. In Gambia komen verschillende soorten palmen voor, met name de kokospalm. Opvallend is de katoen- of kapokboom die meer dan 50 meter hoog kan worden. De kapok die uit de zaden komt, wordt gebruikt als vulling voor matrassen en kussens.

We zijn het meest onder de indruk van de baobab of apenbroodboom. De baobab wordt ongeveer 20 meter hoog en kan meer dan 1000 jaar oud worden. Later horen we van onze gids Amadou dat deze boom een rol speelt in talloze Afrikaanse mythen en legenden en dat de schors, de vruchten, de bladeren en het hout van deze boom door de bevolking wordt gebruikt.

‘s Avonds gaan we met de bus naar een plek tussen bomen, waar we heerlijk eten, maar nog veel meer zien. Er wordt gedanst door een aantal leden van de Susustam, die hun oorsprong vinden in Guinea en Mali. Het tromgeroffel horen we nog de hele nacht.

Van Amadou horen we later dat er elf verschillende stammen zijn in Gambia en dat ze allemaal hun eigen taal spreken. De meeste spreken wel meer of minder Mandinka of Wollof, talen waarmee ze, naast Engels, met elkaar kunnen communiceren.

Kachikally Crocodile Pool en Banjul

Gambianen moeten bij de haven hun identiteitskaart afgeven

Vandaag gaan we op stap met Amadou, de gids met wie we al in Nederland afspraken hebben gemaakt. Hij blijkt ook zijn broer, als leerlinggids, bij zich te hebben. Daarnaast hebben we een chauffeur met een veertig jaar oude Nederlandse legerjeep tot onze beschikking.

Handig dat veel mensen Engels spreken, een overblijfsel uit de tijd dat Gambia een Britse kolonie was. Rijdend door het vlakke landschap zien we prachtige kleuren: de rode aarde, groene bomen en kleurige planten. Vooral de orchideeën, oleanders, hibiscus en de bougainvillea zorgen voor een soms adembenemende omgeving.

We beginnen met de Kachikally Crocodile Pool. We raken de krokodillen aan, brrr, ze zijn zachter en kouder dan ik dacht. Niet in de buurt van de kop komen: dat is gevaarlijk. Het zijn er honderden.

In het bijbehorende gebouwtje zien we oud oorlogstuig, landbouwgereedschappen en muziekinstrumenten zoals de kora en de djembé.

Na de pool gaan we naar Banjul, de hoofdstad van Gambia waar zo’n 40.000 van de in totaal 1,5 miljoen Gambianen wonen. We gaan naar de Arch 22, een triomfboog die is gebouwd na de staatsgreep van Jammeh in 1994.

We bezoeken het nationaal museum. Van buiten lijkt het nog wat, maar binnen is het vies en oud. De vele oude foto’s die de geschiedenis zichtbaar maken, zijn toch interessant: de overheersing door de Engelsen en de daarbij behorende slavernij, maar vooral ook het heroveren van de macht door de Gambianen is erop te zien.

Na het museum is de haven aan de beurt, waar gigantische containerschepen liggen. Ernaast vertrekt een ferry naar Barra. Er mogen 350 passagiers op, maar duizend lukt ook wel.

We mogen het haventerrein op, maar Amadou en Yankuba moeten, tot ze weer naar buiten gaan, hun identiteitskaart afgeven. Het gebeurt vaak dat mensen als verstekeling in de boten kruipen. Zo weten ze in ieder geval aan het eind van de dag wie niet terug is gekomen.

Vervolgens gaan we naar Banjul-stad. Eerst eten we chicken yassa, kip met een lekkere saus, het speciale gerecht van de Wollof, ook de stam van Amadou.

Daarna gaan we naar de markt. Het is niet te geloven dat dit bestaat. Zo arm, zo vol, maar geweldig om mee te maken. Jammer genoeg hebben de mensen er een hekel aan als je foto’s van hen maakt, elk beeld is een foto waard.

Oneindige steegjes met duizenden kraampjes of mensen die gewoon op de grond zitten en hun waar aanbieden, soms alleen wat paprika’s of pinda’s, maar ook stoffen, citroensap, levende en dode kippen, vlees, geiten…

Na de markt rijden we naar Serekunda. Geen wegen maar zandpaden met grote gaten, onbeschrijfelijk. We zijn diep onder de indruk van wat we vandaag gezien hebben. Vergeleken bij dit land is Marokko, waar we al een paar keer geweest zijn, rijk.

De geuren, de aanblik van de kinderen in het stof. Geen speelgoed, met 1 jaar couscous mee etend met de handjes uit de grote pot. Overigens eten ook alle volwassenen met de hand. Ook bij Amadou thuis wordt geen bestek gebruikt, vertelt hij.

We maken nog een rondrit door Serekunda. Nog meer armoede, nog meer hutjes van alleen golfplaten, zandwegen met diepe kuilen, waardoor we door de auto stuiteren. Maar ook veel kleurig geklede mensen en vrolijk zwaaiende kinderen.

‘s Avonds eten we bij Ali Baba. Daar zit onze ergernis over het toerisme in vol ornaat: jonge Gambiaanse vrouwen met vieze oude blanke mannen en oude blanke vrouwen met jonge Gambiaanse mannen. Prostitutie. Misbruik maken van een arm volk. De meeste Gambianen veroordelen dit laatste, oude vrouwen met jonge Gambiaanse mannen, overigens ook en schamen zich ervoor. Oude mannen met jonge vrouwen vindt men echter weer heel gewoon.

Brufut Lower Basic School en Tanji

Gezellig keuvelende vrouwen maken op het strand vis schoon

Vandaag weer op stap met Amadou en zijn broer Yankuba. Over de stoffige rode zandpaden rijden we als eerste naar een grote basisschool, de Brufut Lower Basic School.

Wat een verschil met onze scholen. Bijna geen boeken, schrijfwaren en andere schoolbehoeften, maar wel veel vrolijke kinderen. Ze zingen, willen handen geven, ons aanraken en vooral aan mijn haren voelen.

Sommige lokalen hebben alleen een rieten wand en een dakje van golfplaat. In de groentetuin leren kinderen groente verbouwen. Water halen ze, de volle emmer op hun hoofd dragend, bij de pomp. De kinderen komen van heinde en verre door de zinderende hitte naar school, maar ze zijn er elke dag weer.

Vervolgens gaan we naar het museum in Tanji. We krijgen een kijkje in het leven van vroeger, inclusief weefgetouwen, muziekinstrumenten en ambachtelijke bedrijfjes, zoals een smidse, maar ik zie niet veel verschil met wat ik langs de kant van de weg zie, alleen wordt nu veel meer golfplaat gebruikt.

We trekken verder naar de reptielenfarm. We zien veel slangen waarvan we zelfs het bestaan niet kenden. Ze komen allemaal in dit gebied voor, inclusief de cobra en de adder. Het centrum wordt gebruikt om de mensen te onderwijzen welke slangen giftig zijn en welke ‘alleen maar’ bijten of wurgen.

Aansluitend gaan we naar Sanyang Beach, een vissersstrand. In de kustwateren van Gambia komen onder andere zeeschildpadden, roggen, zeeslangen, krabben, haaien, inktvissen, zwaardvissen en tonijnen voor. De visvangst is voor veel mensen een bron van inkomsten.

Het strand wordt bevolkt door gezellig met elkaar keuvelende vrouwen die vis schoonmaken, vergezeld door veel kinderen. We worden met een glimlach ontvangen en ze laten zien hoe ze de vis schoonmaken en koel houden in het zand.

We maken een tocht met een boot over een zeekreek (zout water dus). We varen tussen de mangroven. Het stinkt er enorm. Op de waterkanten zitten zo veel krabbetjes dat het lijkt of de aarde beweegt. Ook hier weer veel prachtige vogels.

We bezoeken het Tanji Fishing Center. Overal grote loodsen met vis die hier gedroogd en gerookt wordt. Ons wordt uitgelegd hoe een en ander in zijn werk gaat, maar ik heb meer interesse in al die mensen, vooral de kinderen, om ons heen.

Even verderop gaan we kijken naar de haven waar de kleine vissersbootjes binnenvaren. De vrouwen staan met honderden klaar om de vis binnen te halen. Elke tiende emmer die ze van de boten halen, mogen ze houden om meteen te gebruiken, te drogen, te roken of te verkopen.

De kinderen zwermen om ons heen. Ze willen me aanraken om te voelen of blank net zo aanvoelt als zwart. Als we wegrijden, worden we door heel veel zwarte handjes aangeraakt. We zijn moe, maar vol indrukken en bewondering voor deze straatarme maar zo aardige en vrolijke mensen.

Serekunda

Met stof, was en verf worden kleurige doeken gemaakt

We worden de volgende ochtend met de landrover opgehaald en rijden naar de batikmarkt in Serekunda, waar we zien hoe met stof, was en verf kleurige doeken worden gemaakt; kunstwerkjes bijna.

Daarna gaan we naar de markt van Serekunda die een vergelijkbaar aanbod heeft, maar veel groter is dan die van Banjul. Serekunda heeft dan ook zes keer zoveel inwoners. We lopen er uren rond.

Het is er, in onze ogen, vies. Alles zit onder de vliegen en het vuilnis ligt gewoon op straat. Naast de open markt is er ook nog een overdekt gedeelte. Smalle steegjes, donker, vochtig. Wij zouden er nooit alleen naar toe durven en al helemaal nooit meer uit komen.

Ook al schijnt Gambia heel veilig te zijn voor toeristen, we zijn toch blij met het gezelschap van Amadou die ons ervaren door Serekunda heen laveert.

We bezoeken de familie van Amadou en Yankuba. We rijden door stoffige zandstegen en komen uiteindelijk bij een huisje aan: geen elektriciteit, geen water, een heel kleine ruimte om te wonen, met héél veel mensen.

Amadou en Yankuba zijn daar wel bijna altijd, maar huren ergens anders een bed; daar is geen ruimte voor in het kleine huisje. Ik zit lang met de kleine zoon van zijn jongste zus op schoot. Oma vindt het allemaal geweldig.

Natuurlijk laten we wat geld achter, waar ze erg blij mee zijn. Ook hebben we kleren en schoenen die we deze vakantie niet meer nodig hebben meegenomen.

De gemiddelde levensverwachting van de mensen ligt hier rond de 50 jaar. Dat kan ook niet anders met deze hygiëne. Volgens Amadou en Yankuba komt het ook door de stress van het dagelijkse gevecht tegen de armoede.

We lunchen in Lamin Lodge. Een prachtig plekje aan zee. Een aap grist de salade van ons bord. Ook hier weer veel vogels, Amadou kent ze allemaal. Wat een geweldige, aardige en bescheiden gids. Net als bijna alle Gambianen is hij moslim. Af en toe vraagt hij ons of we er bezwaar tegen hebben dat hij zich even terugtrekt om te bidden.

Na de lunch gaan we naar Recama Kraftwork market. Daar worden ook de houten beeldjes gemaakt de je bij ons in de wereldwinkels koopt. Ook hier is iedereen aardig en het onderhandelen is uiteindelijk toch erg leuk. We hoeven niet tot de bodem; uiteindelijk moet het toerisme ook een positief effect hebben op de echt heel arme bevolking.

Op de terugweg krijgen we te maken met corrupte politie, die aan onze landrover van alles vindt dat niet deugt. De ‘boete’ die de chauffeur moet betalen, verdwijnt in zijn eigen zak. ‘Zeker honger,’ zeggen Amadou en Yankuba wat sarcastisch, maar berustend. Zij kunnen zich niet voorstellen dat dat bij ons niet voorkomt. Aan de volgende politieagent moeten we een balpen geven om door te mogen, dat maakten we al eerder mee.

Senegal

In het mangrovegebied zien we oneindig veel soorten vogels

Na alle ervaringen en indrukken van de afgelopen dagen lijkt het ons goed vandaag een dagje tot ons zelf te komen. We wandelen naar Kotu, een uurtje lopen. Het is een prachtige wandeling. We lunchen in Kotu en lopen over het strand terug.

De volgende ochtend worden we vroeg opgehaald bij het hotel door een stevige bus voor een man of twaalf. We rijden over een weg met gigantische gaten en kuilen. De chauffeur maalt er niet om. Hij switcht van de ene kant naar de andere.

Na een tijdje zijn we bij de zuidgrens van Gambia. Eerst stempelen, dan een stukje door niemandsland en dan bij Seletie Senegal in: weer stempelen. De Senegalese kinderen drommen om de bus. Ze vragen om pennen, waterflessen en geld. Ze zien er armoedig uit; ongelukkig, anders dan de kinderen in Gambia.

Gelukkig is dat niet overal zo. Als we verder rijden langs wegen met af en toe een hutje of gehucht zien we kinderen zwaaien en vrolijk roepen. We gaan naar een compound van de Djolastam, de grootste stam in de provincie Cassamance.

We mogen binnen in een van de hutten kijken. Deze man heeft twee vrouwen (als je ze kunt onderhouden mag je er maximaal vier hebben). De eerste vrouw is gearrangeerd door de familie. Man en vrouw mogen dat niet weigeren. De tweede vrouw is door de man zelf uitgekozen.

De vrouwen hebben, samen met hun kinderen, een eigen bed met een strozak. De man heeft een schuimrubber matras. De vrouwen hebben om de beurt ‘dienst’ om bij de man te slapen. Deze vrouw van dienst doet ook de was, houdt het huis schoon en kookt.

Volgens onze Gambiaanse gids gaat het overal in Gambia ook nog zo. Ook bij hem. Hij woont in een vergelijkbare hut. Ze verassen ons met muziek en dans. Ze hebben er duidelijk plezier in.

We gaan verder naar de plaats Ziquinchore, waar we lunchen en naar de markt gaan, die zeker zo vies is als die in Gambia, meer stinkt en veel minder kleurig is. Op de ‘kunstmarkt’ kopen we ons laatste houtsnijwerk.

We maken een tocht met een piroque (boot) door het mangrovegebied. Dit is veel weidser dan dat in Gambia. We zien veel soorten vogels, waaronder veel flamingo’s, gigantische reigers en ooievaars, ibissen, ijsvogels en oneindig veel meer soorten waarvan ik de namen niet meer weet.

Na anderhalf uur komen we aan in Affrinam (alleen een hutje), waar de bus ons staat op te wachten.

Het is al donker als we bij de grens aankomen. De kinderen (maar ook de volwassenen) zijn er weer allemaal. In het donker ziet het er veel dreigender uit. Ze kloppen op de ramen en proberen deze open te krijgen. We zijn blij als we mogen doorrijden.

Onderweg in Gambia rijden we langs hutjes die we eerder alleen in het licht zagen. Buiten zitten mensen om een kampvuurtje heen. Ze hebben geen elektriciteit. De vuurtjes zijn het enige licht dat we zien. Het is half negen en we zijn doodmoe.

Morgen moeten we na een heerlijke vakantie afscheid nemen van dit land met zijn prachtige mensen, zijn heerlijke temperatuur (steeds rond de dertig graden) en bijzondere cultuur.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win