×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Wandelvakantie La Palma

Kassen en waterbassins in een vulkanisch landschap

Reisverslag: Kees van Tol
Foto's: Kees van Tol

Wandelend over de vele paden op La Palma zie je meteen hoe belangrijk zoet water hier is: in het vulkanische landschap lopen overal leidingen en liggen talrijke bassins. Santa Cruz de la Palma met zijn mooie patio’s en Los Llanos de Aridane worden bezocht, maar er wordt vooral gewandeld rond Tijarafe in het rustige westen. Langs kloven, plastic kassen en talrijke uitzichtspunten. In het groene landschap groeien en bloeien cactussen, palmen, papegaaibloemen en amandelbomen.

La Palma is een Canarisch eiland met weinig stranden en heel veel natuurschoon. Wie niet van bergen en dalen houdt kan beter naar een platter land gaan, want er is bij wijze van speken geen honderd meter vlak op dit Spaanse vulkanische eilandje op enkele honderden kilometers afstand van de zuidmarokkaanse kust. Een van de vulkanen heeft in 1971 nog een lavastroom uitgespuwd.

De oorspronkelijke bewoners van La Palma waren de Guanchen. Ze noemden hun eiland Benahoara. Daarom werden de Guanchen op La Palma Benahoares genoemd. Van hen is niet veel meer bekend dan dat ze blank waren, nog in het stenen tijdperk leefden en behalve geiten en schapen ook honden aten. Aan de laatste diersoort dankt de eilandengroep haar naam en niet aan kanaries. De Romeinse geleerde Plinius de Oudere gebruikte deze benaming omdat er grote groepen honden (canis is latijn voor hond) zouden rondlopen.

Tussen 1402 en 1496 werden de Guanchen ingelijfd door het Spaanse wereldrijk. Velen sneuvelden in de strijd of werden als slaaf verkocht. Daarna trokken kolonisten uit het Middellandse Zeegebied, Portugezen en ook Vlamingen naar het eiland om suiker, honing en wijn te produceren. Ook werd La Palma een handelspost op de route naar de Nieuwe Wereld.

Wandelliefhebbers kunnen tegenwoordig op La Palma hun hart ophalen en wie van wegen met haarspeldbochten houdt komt eveneens aan zijn trekken op dit hartvormige eiland. Overal zijn wandelroutes uitgezet, waarvan de bewegwijzering doorgaans prima is. Irritante honden ontbreken; ze zijn er wel, maar het zijn doorgaans onschuldige keffertjes die op hun eigen terrein blijven of oude blaffers die bang voor jou zijn, maar voor de vorm toch nog wat grommen.

Er zijn elke dag van de week georganiseerde wandeltochten: een busje haalt je op bij een van de opstapplaatsen en vervoert je naar het begin van de route. Je kunt daar eveneens met eigen vervoer heen en dan aansluiten bij de groep.

Wij tweeën zijn er begin maart om twee weekjes zon bij te tanken. Standplaats: een witgepleisterd huisje even buiten het dorp Tijarafe op een helling met uitzicht op de Atlantische Oceaan, waar we iedere avond de zon in zien zinken. Daarna wordt het al snel te fris om nog buiten te zitten, maar overdag stijgt het kwik met gemak tot boven de twintig graden.

We blijven vooral in de noordwesthoek van het eiland, precies aan de andere kant van het vliegveldje met zijn landingsbaan pal naast de oceaan. Vergeleken met die van Schiphol is de terminal een nietig gebouwtje, al wordt er druk gewerkt aan uitbreiding.

Santa Cruz de la Palma

Patio's met mooie tegels en trappen

De kleinschaligheid van de luchthaven is typerend voor het hele eiland. De evenals het vliegveld aan de oostzijde gelegen hoofdstad Santa Cruz de la Palma is bijzonder overzichtelijk. Ze ligt aan zee en heeft een aardige haven. Grootschalige toeristencomplexen ontbreken.

Er zijn wat winkelstraten met kleding en snuisterijen waar tal van bezoekers uit andere Europese landen flaneren. Daar vind je ook straatartiesten, lotenverkoopsters, marktpleintjes en terrassen.

Bezienswaardig is de kerk van El Salvador met het fraaie plein ervoor. Een aanrader is het voormalige franciscanenklooster aan de Plaza de San Francisco, dat tegenwoordig onderdak biedt aan het Eilandmuseum.

Er zijn uiteenlopende tentoonstellingen: van boerengereedschap tot opgezette dieren; van moderne kunst tot onbetaalbare middeleeuwse Vlaamse meesters en van snaarinstrumenten tot religieuze objecten. Verrassende variatie in een mooi gebouwencomplex.

Santa Cruz (17.000 inwoners) heeft ook een maritiem museum, dat is ondergebracht in een houten schip dat op het droge ligt, niet ver van een rivier zonder water. Althans nu wij er zijn is de bedding van deze Barranca de las Nieves kurkdroog.

Hogerop in het stadje vind je het het16e eeuwse kerkje met een lange naam: Real Santuario de Nuestra Senora de las Nieves, oftewel het Koninklijke Heiligdom van onze Lieve Vrouwe van de Sneeuw. Ze is de beschermvrouwe van het eiland. Er valt dus ook sneeuw op La Palma, al zullen de zomergasten zich dat moeilijk kunnen voorstellen.

Speciale aandacht vragen de huizen en appar­temen­ten­complexen in het oudste gedeelte. Sommige hebben prachtige binnenplaatsjes, met mooie tegels en dito trappen. Veel patio’s kun je gewoon binnenlopen; andere kun je door traliewerk bekijken. Ook veel houten balkons zijn een blik waard.

Santa Cruz heeft een gezellig boulevardje, de Avenida Maritima. Helaas staan tussen deze weg en de oceaan dikke rijen geparkeerde auto’s die het zicht op het water belemmeren.

Zoet water is een probleem op de Canarische eilanden, misschien dat ze daarom op La Palma een sneeuwmaria als beschermvrouwe hebben gekozen. Er zijn zelfs plannen om een ijsberg uit de wateren bij Groenland naar deze Spaanse eilandengroep te slepen om die nood te leningen.

Het schijnt het ergst te zijn op de meer toeristisch eilanden als Lanzarote, Fuerteventura, Gran Canaria en natuurlijk Tenerife. Op La Palma, dat met Gomera en Hierro tot de drie kleintjes behoort, merk ik niets van schaarste, al word je je op tal van plekken gewaar dat drinkwater geen vanzelfsprekendheid is.

Overal, langs smalle wandelpaden, kom je waterleidingpijpen tegen die het kostbare vocht van de hogere naar de lagere delen transporteren, of omgekeerd. Waterreservoirs zijn er net zo veel als gemalen, molens, dijken en kaden in het lage deel van Nederland.

Onderweg van oost naar west vind je buiten El Paso het bezoekerscentrum met informatiepanelen, niet in het Nederlands en Duits, over het eiland. We zien er een Franstalige film met schitterende beelden van flora en fauna en een animatie over het mogelijke ontstaan van het eiland. Dat is in de voormenselijke tijd als een serie vulkanische puisten uit de oceaan omhoog gekomen. De bergen op het eiland zijn (restanten van) kraters.

Er is een enorme krater, die de meest spectaculaire vergezichten biedt. Wij hebben besloten dit beschermde natuurgebied, La Caldera de Taburiente, tot een volgende keer te bewaren. Een deel van de rand van die enorme krater is heel lang geleden ingestort. Die vormt een lange kloof: het dal van Aridane.

Wie over de hoofdweg van oost naar noordwest rijdt, moet deze hindernis nemen, want wie kiest voor de lange tocht via de noordkant, met ontelbare haarspeldbochten die alle snelheid uit de auto halen, moet daar uren voor uittrekken.

Het duurt een half uur voor je die kloof hebt genomen. Onthoud dat Mirador el Time het eindpunt markeert. Wie daar halt houdt kan zien welke heksentoer hij achter de rug heeft. Het uitzicht is fascinerend, ook naar Tazacorte onder je, waar het zandstrand betrekkelijk veel toeristen trekt.

Denk niet dat de weg vanaf dit punt recht en vlak is: hij blijft stijgen, dalen en kronkelen. De uitzichten zijn op veel plekken adembenemend.

Tijarafe

Palmen, cactussen en papegaaibloemen

Onze uitvalsbasis Tijarafe is een vriendelijk, loom dorpje (2200 inwoners) met wat barretjes, restaurantjes, geldbanken, een herenhuis dat als een expositieruimte wordt gebruikt en een vriendelijk bedehuis (kerk van Candelaria) aan een al even vriendelijk pleintje.

Er zijn een grote en een kleine supermarkt en wat dagwinkeltjes. Maar er is ook een zaak waar natuurvoeding te koop is. Dat soort winkels zie je meer op het eiland en aanduidingen als Vollkornbrot geven aan dat hier vooral veel Duitse toeristen zijn. Ik hoor iemand vertellen dat in 1996 in een bepaald dorp aan de noordwestkust maar liefst tien procent van de bewoners van Duitse oorsprong was.

De landbouw is hier een van de belangrijkste bronnen van bestaan, vooral avocado’s, amandelen en bananen, kleine maar smakelijke bananen. In deze contreien wordt zoet water een halve kilometer omhoog gepompt om de producten te bevloeien.

Er groeien trouwens ook palmen, cactussen en overal zie je bloemen, waarvan sommige de heerlijkste geuren verspreiden. Ook de amandelbomen bloeien in onze laatste wintermaanden al volop, net als de papegaaibloemen.

Gilberto, de man die ons en enkele anderen zijn vakantiehuisjes verhuurt, trakteert ons bij hem thuis in Tijarafe op een heerlijke, gul met drankjes overgoten Spaanse maaltijd met vooraf een tortilla en als hoofdschotel een eenvoudig, maar heel smakelijk gerecht met zoete aardappelen, stukken witvis, uiteenlopend soorten groenten en kruiden.

Het is allemaal gratis: zijn beloning lijkt te zijn dat het gezelschap huurders (Nederlandse en Duitse stellen) het naar haar zin heeft. Hij spreekt bijna geen woord over de grens, maar is toch een aangename en charmante gastheer.

Los Llanos de Aridane

Op sommige plekken is het oude karakter bewaard

We bezoeken behalve de hoofdstand Santa Cruz ook Los Llanos de Aridane, de op een na grootste plaats van ‘La Isla Bonita’.

In een van onze reisgidsjes staat dat dit stadje op sommige plekken zijn oude karakter heeft bewaard. Daar is geen woord van gelogen; het zijn alleen zo bitter weinig plekken. Het pleintje bij de kerk is mooi, met zijn aparte bomen, het kerkje zelf mag er ook zijn, maar het winkelgebied is snel gezien, het cultureel centrum is een foeilelijk betonnen gebouw op grijze palen.

Aardig is het overdekte marktje met verse waren en andere levensmiddelen. Ook hier heel veel geparkeerde auto’s. Het schijnt zo te zijn dat in Los Llanos per persoon de meeste auto’s van Spanje zijn. Tel daarbij op de huurauto’s waar de meeste toeristen in rondrijden en je begrijpt dat de parkeergarage (vriendelijke tarieven) geen overbodige luxe is.

Er rijden trouwens heel veel autobussen over het eiland en volgens een Duitse vrouw, die al wat langer op het eiland bivakkeert, zijn de busverbindingen prima.

We kopen hier en daar onderweg wat eten of drinken. Soms staat de caissière in de supermarkt vrolijk te bellen met een kennis, terwijl ze jouw producten langs de scanner haalt. Minachting voor de klant, ben je als rappe Randstedeling geneigd te denken, maar de Spanjaarden hebben doorgaans gewoon minder haast dan jij. Of dat erg is?

Als je iemand de weg vraagt, word je vriendelijk wegwijs gemaakt. Bedelaars hebben we nergens gezien. Wel veel ploegjes ambtenaren in dorpen die met succes straten en pleinen schoonhouden.

De autoverhuurster kwam een minuut of vijf te laat opdagen, maar mannen van een concurrerende verhuurder stelden ons goedgemutst gerust: ze is in aantocht.

Wandeling GR 130

Voortdurend van kloof naar kloof lopen

La Palma heeft een uitgebreid netwerk van wandelpaden. Vrij dicht langs ons vakantiehuisje in Tijarafe loopt de GR 130 die, grotendeels langs de rand, rond het eiland voert. Een tocht waar je dagen, zo niet weken voor moet uittrekken.

Je bent verzekerd van mooie vergezichten over diepe kloven naar de oceaan en naar de andere kant op de tot boven de 2000 meter oprijzende bergen. Wij nemen het deel van Tijarafe noordwaarts naar de Mirador de Baranoje; een van de miradors (letterlijk: gouden spiegels, maar het zijn uitzichtpunten) waar alleen wandelaars kunnen komen. Er liggen er heel veel langs de weg: aanraders!

Op de kaart lijkt de route vrij vlak, maar dat is in de praktijk een misvatting. Het is bijna aan een stuk door dalen en stijgen. Soms honderd meter flink klimmen, dan weer een stuk vals plat omhoog, heel af en toe vlak en dan weer naar beneden.

Er zijn op dit deel van het langeafstandspad altijd huizen en boerenbedoeninkjes te zien; soms groepsgewijs is de vorm van een gehuchtje als Casas de Tabladito, dan weer alleenstaande panden. Voor een restaurantje moet je in een van de dorpjes zijn, waar het pad met enige regelmaat naartoe slingert.

Zoals overal in agrarische streken in zuidelijk Europa staan er ook huizen leeg, vaak op de prachtigste plekjes. Maar er wordt ook ge- en verbouwd. De vaak felle kleuren van de huizen zijn al een feest op zich, zoals een felblauw huis waar druk aan wordt gewerkt en waarbij je je afvraagt hoe de vrachtwagens met materiaal erbij komen; zo smal zijn de weggetjes erheen.

Kenmerkend voor La Palma is de manier waarop wegkruisen zijn vormgegeven: veel zijn omgewikkeld met textiel en er hangen fraaie linten aan, zoals bij het Cruz del Pinillo op onze route.

Het kenmerk van deze wandeling is dat je voortdurend van kloof naar kloof loopt. Ze gaat steeds langs de randen van de kloof; eromheen dus. De paden zijn doorgaans breed genoeg, zodat mensen met hoogtevrees genoeg ruimte hebben om aan de veilige kant te lopen. Een enkel eng aandoend stukje zal voor de meeste mensen met hoogtevrees net kort genoeg zijn om te overbruggen.

Bij ons eindpunt, de Mirador de Baranoje, rusten we uit. Er staan zelfs twee bankjes voor de wandelaars; een voorziening die langs de wandelwegen op La Palma tamelijk zeldzaam is, maar je vindt altijd wel een muurtje of een boomstam om op te zitten.

We genieten van de rust en van het uitzicht op het diepe, groene dal van de Barranco de la Baranda. Dan maken we rechtsomkeert en even later gaan we via een alsmaar stijgend asfaltwegje door het stille Casas la Castellana naar de LP-1; de belangrijkste weg in deze streek. Daar gaan we rechtsaf, deze weg op. Gelukkig rijden er niet veel auto’s. Hier en daar is een mini-vluchtstrookje.

Na een minuut of tien zitten we op een zonnig terrasje met uitzicht op de oceaan en op het dal waar we zo-even nog hebben gelopen. De ober is vriendelijk en vraagt maar 3,60 euro voor twee koffie en twee flesjes koel bronwater van eigen bodem.

Nog een klein stukje zuidwaarts over de LP-1 en dan bij Aguatavar weer rechts naar beneden, waar we na verloop van tijd de GR 130 weer vinden.

We gebruiken voor het plannen van de wandelingen de kaart van Freytag & Berndt (schaal 1:30.000). Een bruikbaar hulpmiddel, maar helaas staat niet elke weg erop, waardoor je soms toch niet precies niet weet waar je bent, maar dat maakt wandelen ook avontuurlijk.

Wandeling rond Puntagorda

Afdalen naar de blauwe oceaan en plastic kassen

De volgende wandeling maken we rond het dorp Puntagorda, een stuk noordwaarts. We zetten de auto neer bij de kerk van San Mauro. Doel is de 500 jaar oude kerk San Mauro Abad, die op de wegwijzers staat. Het is een kwestie van blijven dalen in de richting van de blauwe oceaan over een stille asfaltweg.

Na verloop van tijd komt er een hemelsblauw bassin in beeld. Naarmate de afdaling vordert komt het water dichterbij. Door alle hellingen raken onze zintuigen dermate gedesoriënteerd dat het lijkt of het oppervlak niet waterpas ligt.

Naast het bassin vinden we een ommuurde begraafplaats. Twee vriendelijke poetsvrouwen vertrekken net terwijl wij er aankomen, alles ziet er brandschoon uit. We lezen wat namen en dompelen ons in een wereldje van cultuurverschillen als we de in onze Hollandse ogen soms kitscherige grafversieringen zien.

Het oude kerkje San Mauro Abad is gesloten wegens verbouwing. De waardevolle beelden die zich binnen moeten bevinden, kunnen we dus niet zien. Het witte gebouw staat aan een doodstil ongeplaveid pleintje, niet ver van een ravijn, waar de Barranco de San Mauro zou stromen als er meer regen was gevallen.

We pauzeren ongestoord op de deftige trap van een vervallen pand dat ooit waarschijnlijk een prestigieuze pastorie was.

We lopen verder op een vrij vlak stuk in de richting van de Mirador de Matos, boven op een heuvel van 503 meter waarvan de top alleen te voet bereikbaar is. Hier in de buurt van de oceaan staan veel plastic kassen, niet echt fraai, maar gelukkig zijn het niet zulke enorme complexen als wij in het Westland gewend zijn.

We nemen de weg terug naar El Pinar, een ‘buitenwijkje’ van Puntagorda. De straatweg terug is lang en steil. De beklimming onder de steeds warmer wordende zonnestralen is geen sinecure. Ik neem me voor om voortaan andersom te wandelen: stijgen als je ‘s morgens nog fris bent en op de terugweg dalen.

Wandeling rond La Punta

Mirador el Time kijkt uit op de grote kloof

Een derde wandeling die we maken begint even ten noorden van La Punta aan de LP-1, een kilometer of tien ten zuiden van Tijarafe. We gaan langs een smalle asfaltweg landinwaarts omhoog. Gelukkig komt er maar zelden een auto voorbij. Op een gegeven moment stuit je vanzelf op langeafstandsroute GR 131.

Naar links ga je langs toppen die de grote kloof larderen naar Roque de los Muchachas, met zijn 2426 meter het hoogste punt van het eiland. Daar staat een sterrenwacht, omdat de lucht hier zo schoon is en er bovendien weinig lichtvervuiling is.

Er leiden trouwens ook brede asfaltwegen naar dit spectaculaire deel van het eiland. Wat naar links is de Torre del Time, een top die populair is bij paragliders, die zich gevleugeld en wel in de diepte storten.

Wij gaan bij de T-splitsing rechtsaf in de richting van Mirador el Time. Ook langs deze route, met smalle padjes van allerlei soort, zijn de vergezichten adembenemend. Plotseling staan we bij een huis en een tuin waar een pionier ooit optimistisch is begonnen een thuis te maken met een schitterend uitzicht over de grote kloof.

Langs de route staat een manshoog kruis, waarvan de windsels losjes in de wind waaien.

Bij Mirador el Time zijn een eenvoudige uitspanning en een toeristenwinkel met veel kunstnijverheidsartikelen. Een prima plek voor een pauze en vooral om de kloof weer te bekijken tussen El Time en Los Llanos de Aridane aan de overkant. Dat ligt hemelsbreed dichtbij, maar je bereikt het stadje pas na een ontzagwekkende afdaling en klim langs heel veel bochten.

Terug naar de auto die bij La Punta staat, een klein stukje terug op de GR 131 en dan naar links de GR 130 op. Het staat allemaal duidelijk aangegeven. Op deze wandeling, en dan vooral in de buurt van mirador El Time waar veel wandelaars starten en finishen, komen we tussen de tien en twintig andere wandelaars tegen.

Zoals een Engelse gentleman die enthousiast meldt dat tien yards, eh meter, verderop bloemen staan met een delicieuze geur. Maar over het algemeen heb je steeds het gevoel dat je op de paden van La Palma het rijk alleen hebt.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win