×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Winter in America is cold I

Californië, Nevada en Utah

Reisverslag: Werner Ludwig
Foto's: Werner Ludwig

Achtervolgd door een trog van lage druk door Californië, Nevada en Utah: Mojave Desert, Death Valley, the loneliest road in America, het meest waardeloze stuk grond van de USA en het meest deprimerende, nare en vervelende plaatsje in de USA. Oftwewel: weg van de snelweg in het zuidwesten van de VS.

In het Hilton Airport hotel, vlakbij het vliegveld van Los Angeles, raadpleeg ik het Weather Channel; de komende tijd zal een trog van lage druk het weer in de hele USA negatief beïnvloeden. Geweldig…

Ik heb LA en de voorsteden achter me gelaten en zie de San Bernardino Mountains voor me opdoemen. Het is koud en nat. Maar in Death Valley, mijn eerste reisdoel middenin de Mojave Desert, is het praktisch altijd lekker weer in maart.

Bij Barstow neem ik Interstate 40 tot Newberry Springs, waar je de roemruchte Route 66 kunt volgen. Vlakbij Amboy, dat op een Ghost Town lijkt, ligt de Amboy Crater, een uitgedoofde vulkaankrater middenin de woestijn.

Death Valley

De bergen vertonen de meest uiteenlopende kleuren

Ik ben niet zo’n liefhebber van die grote en vaak drukke Interstates, liever neem ik de tweebaanswegen, die zijn rustiger en goed berijdbaar.

De Kelbaker Road loopt via Kelso naar Baker, door het Mojave National Preserve, met weidse woestijnlandschappen compleet met bizarre rotsformaties en zandduinen (de Devil’s Playground).

Highway 178 is nog fraaier; de Mojave-woestijn laat zich hier van haar meest afwisselende kant zien door de vreemde geologische verschijnselen en de vele verschillende woestijntinten.

Steeds dichter kom ik bij Death Valley. De naam is te danken aan de Fortyniners, een groep pioniers die in 1849 op weg naar de pas ontdekte goudvelden van Californië een kortere weg meende te hebben gevonden. Ze kwamen lelijk klem te zitten in de vallei die aan alle kanten omgeven is door hoge bergen. Enkele mannen werden erop uit gestuurd om een reddingsactie op touw te zetten. Dit duurde zo lang dat de achterblijvers de trekdieren op moesten eten en de wagens als brandhout gebruiken. Toen de reddingsexpeditie terugkeerde waren er al doden te betreuren. Te voet trokken de pioniers over de Panamint-bergen en op de top verzuchtte één van hen: goodbye, Death Valley!

De vallei is een lust voor het oog; de bodem wordt bedekt door bloeiende bloemen, de bergen vertonen de meest uiteenlopende kleuren en een grote zoutpan strekt zich 60 km lang van zuid naar noord uit.

Ik rij langs Badwater, het diepste punt op het westelijk halfrond, 86 meter onder de zeespiegel en met water 5 x zo zout als zeewater.

Ik eet een hapje bij de Furnace Creek Ranch, een oase middenin Death Valley met een openluchtmuseum met allerlei werktuigen uit de tijd dat Death Valley intensief door mijnwerkers geëxploiteerd werd.

In Beatty, net over de grens met Nevada, logeer ik in het Exchange Club Motel & Casino waar Johnny Quick, voormalig drummer bij Bill Haley & his Comets, de scepter zwaait. De gouden plaat van Rock around the Clock hangt aan de muur (25 million copies sold).

Beatty (1500 inwoners) is ontsnapt aan het lot om in een spookstad te veranderen. 6 km westelijk van Beatty kun je wel zo’n spookstad bezoeken: Rhyolite, dat in de hoogtijdagen van de goudkoorts 10.000 inwoners telde.

Nu woont er in Rhyolite slechts een zonderlinge Belgische kunstenaar en een beheerder die je met plezier het zgn. Bottle House laat zien. Het werd door een Australische goudzoeker gebouwd van 70.000 lege flessen.

Ik zet het Weather Channel nog maar eens aan; de weermannen beloven met een sip gezicht pakken en nog eens pakken sneeuw. Maar toch zeker niet in Death Valley?

Dalend vanaf de Daylight Pass voel ik het steeds warmer worden. Beneden in de centrale vallei sla ik rechtsaf naar het noorden en rij het hobbelige pad in naar de monding van Titus Canyon.

Titus Canyon is een geologische rariteit; de ooit horizontaal afgezette gesteentelagen zijn door de oerkrachten in de aardkorst in de vreemdste vormen geplooid.

Ik rij terug naar de centrale vallei en sla af naar het gehucht Stovepipe Wells, vlakbij een gebied met grote zandduinen. In Stovepipe Wells is een benzinepomp, een piepklein motel en een General Store. En verder? Niets.

De Charcoal Kilns zijn grote ovens in de vorm van bijenkorven hoog op de hellingen van de Panamint Range, de westelijke begrenzing van Death Valley. Ze produceerden houtskool voor de talloze mijnen. Als ik er bijna ben word ik op bijna 3000 meter hoogte tegengehouden door een pak sneeuw. Ik draai om en rij een ander pad in, dat naar Harrisburg (spookstad, genoemd naar Shorty Harris) en naar Aguereberry Point gaat, een hooggelegen uitzichtspunt.

Ik word flink door elkaar gerammeld en begin al spijt te krijgen. Maar na 15 km hobbelen sta ik plotseling aan de rand van Aguereberry Point en wordt me een uitzicht zonder weerga voorgeschoteld.

Vanaf 2000 meter hoogte is in de verte zelfs Mount Charleston te zien, ver in Nevada. Ik geniet van het prachtige uitzicht tot ik het te koud krijg.

De Chrysler, waarvoor ik met het uur meer waardering krijg omdat hij als een amfibievoertuig zonder enig probleem over de slechte en modderige paadjes ploetert, brengt me snel terug in de spaarzaam bewoonde wereld, waar de temperatuur een prettige 25 graden is.

Een ander aardig ritje gaat over de Twenty Mule Team Canyon Road, goed berijdbaar en ca. 7 km lang. Dit pad gaat dwars door de uitgedroogde badlands van de vallei. In de tijd van de boraxwinning vervoerden spannen van 20 muildieren het erts over deze weg tot plaatsen die soms honderden km’s verderop lagen. Met de komst van de trein was dit afgelopen.

Niet ver van deze canyon is nog een bezienswaardigheid; Zabriskie Point, ook bekend van de gelijknamige cultfilm uit 1969. Christian Brevoort Zabriskie was rond 1900 de grote baas bij de boraxwinning in Death Valley.

Ook deze plek ligt middenin de kurkdroge badlands. Je kunt hier wandelingen maken naar bijv. Golden Canyon. Als je maar zorgt voor genoeg water. Ik volg het wandelpad een stukje, maar dan loopt het pad steil naar beneden. Ik een ontmoet oververhitte tegenligger die hevig puffend aan het laatste deel van de wandeling begint.

De wandelaar vertelt dat hij indiaans aardewerk verzamelt. Veel nep te koop zeker, vraag ik hem. Excactly, zegt hij. Het geheim zit aan de binnenkant, legt hij uit. Namaak voelt aan de binnenkant veel te glad aan, het echte spul is veel ruwer.

Ik rij terug naar Beatty terwijl de zon achter de Panamint Range wegzakt. In Beatty, 1100 m hoger dan Death Valley, is het steenkoud en staat een ijzige wind. Ik vraag me af wat dat betekent en zet de weerberichten aan.

Men belooft bergen sneeuw, vooral in het noorden en noordwesten van Nevada. En laat ik daar nou morgen net heenrijden…

Nevada

De eenzaamste uithoeken van Amerika

Centraal Nevada lijkt praktisch onbewoond; dorpjes liggen zo’n 80 km uit elkaar en daartussen liggen hoge bergruggen en spaarzaam begroeide vlaktes.

Het eerste plaatsje is Goldfield, eens de grootste plaats van Nevada. Na de goldrush is er een chaotisch dorpje overgebleven waar de bewoners wedstrijden lijken te doen wie de meeste autowrakken op zijn erf heeft.

Het volgende plaatsje is Tonopah en ziet er een stuk welvarender uit. Ook hier is vroeger goud en zilver gevonden. Nu delft men er vooral turquoise.

Ik neem Highway 376 naar het noorden. Behalve een afgelegen farm of mijn is hier geen teken van menselijke aanwezigheid. Daar komt dan het beloofde slechte weer aanzetten, de witbesneeuwde bergtoppen worden door grijze sneeuwwolken aan het zicht onttrokken.

Het sneeuwt, maar veel stelt het niet voor. Highway 305 naar het noorden lijkt zo mogelijk nog eenzamer. Intussen sneeuwt het harder. Ik stap uit om een foto te maken en merk dat het ontzettend koud is met een snerpend wind. Waarom ben ik niet in Death Valley gebleven?

Nog maar 140 km naar Battle Mountain, dat zijn naam dankt aan schermutselingen tussen pioniers en lokale indianenstammen als de Shoshones. Tegenwoordig wordt het dorp ook wel ‘America’s armpit’ genoemd. Onder het motto ‘why not the worst’ was de Washington Post op zoek naar het meest deprimerende, nare en vervelende plaatsje in de USA en Battle Mountain beantwoordde nog het meest aan deze typering.

Als ik het plaatsje met 3000 inwoners inrij kan ik me wel iets voorstellen bij deze titel. Er is werkelijk niets interessants te zien en een aardig motel lijkt ook al ver te zoeken. Tevens is het hard gaan sneeuwen, wat het deprimerende beeld nog versterkt. In de Comfort Inn, het minst beroerde motel, neem ik mijn intrek.

Een half uur later staar ik door het raam naar de miljoenen vallende sneeuwvlokken. Ik heb een lelijke kou opgelopen, met flinke keelpijn op de koop toe. Het naburige benzinestation van Shell maakt het trieste beeld compleet; de letter S op het enorme verlichte bord is uitgevallen, zodat ik tegen het geel en rood verlichte woord HELL aankijk.

Het is ver onder nul en sinds gisteren maalt dat deuntje ‘winter in America is cold’ door mijn hoofd. Ik verlaat Battle Mountain. Na een stuk Interstate 80 sla ik bij Carlin naar het zuiden af. Gelukkig ligt er weinig sneeuw.

Highway 278 lijkt veel op de weg die ik gisteren reed, maar er zijn meer agrarische bedrijven en ik passeer zelfs een vliegveldje. Wel erg veel doodgereden dieren op deze weg, vind ik.

Na twee uur kom ik bij de kruising met Highway 50, die bekend staat als ‘the loneliest road in America’. Eens kijken of dat klopt. Ja hoor, tot Eureka kom ik over een stuk van bijna 100 km slechts twee auto’s tegen. Eureka heeft een historisch centrum dat keurig gerestaureerd is.

Aangezien ik vandaag 600 km voor de boeg heb rij ik stug door naar het oosten. De sneeuw komt weer met bakken naar beneden. Maar dat betekent wel dat de fraaie landschappen in Nevada bedekt worden door een verse sneeuwdeken en dat is toch wel een apart gezicht.

Ik rij door Ely, overal scheppen mensen hun opritten schoon en enorme sneeuwschuivers rijden door de straten. Ik zie een restaurant en besluit een hapje te eten. Hierna voel ik me een stuk opgeknapt.

Het laatste stuk naar Delta in Utah, nog zo’n 250 km, gaat door de Sevier Desert en al snel kom ik langs het Sevier Lake, dat normaal een uitgedroogd zoutmeer is, maar nu is de zoutvlakte ondergelopen zodat het een echt meer lijkt. Je zou hier op een onbewoonde planeet kunnen staan.

Utah

Het meest waardeloze stuk grond in de USA

Na nog twee uur rijden door de verlaten Sevier-woestijn ben ik eindelijk in Delta, dat een agrarisch karakter heeft. Tot ver in de omgeving zie je uitgestrekte weilanden met zwarte koeien.

De receptioniste van het Best Western motel in Delta weet me te vertellen dat er sneeuw in aantocht is. Je meent het… Ik vertel haar dat die trog van lage druk al twee dagen achter me aanzit. Fijn, kun je die sneeuw dan ook weer meenemen als je verder reist, is haar antwoord.

Net als in de meeste kleine plaatsjes is ook in Delta ‘s avonds niets te beleven, zodat ik redelijk vroeg onder de wol kruip en droom van lekker weer.

Vandaag zak ik door bergachtige gebieden af naar zuid Utah. De eerste 50 km is nog farmland, maar gaandeweg verandert het landschap in een ruig bergachtig gebied waar weer een laag sneeuw ligt. Kom ik daar dan nooit vanaf?

Vlak buiten de plaats Scipio passeer ik het Scipio Reservoir, een fraai meer dat er halfbevroren bijligt.

Hoe verder ik afzak naar het zuiden, hoe grijzer de lucht. En ja hoor, het sneeuwt weer. En hard ook. Ik blijf een tijdje achter een pickup-truck hangen om hem als bulldozer dienst te laten doen, want het zicht is bijzonder slecht. Maar al snel draait deze een erf op en sta ik er weer alleen voor.

Zonder problemen bereik ik Torrey, de uitvalsbasis naar het Capitol Reef National Park. Dit is tamelijk afgelegen en derhalve spaarzaam bezocht. Ik volg een bordje naar een scenic view, maar ook hier begint het te sneeuwen en is er niet echt veel te zien. Aardiger is het uitzicht bij de Goosenecks, waar de Fremont River een diepe kronkelende kloof heeft uitgesleten.

Ik besluit door te rijden naar Hanksville via Highway 24, één van de meest spectaculaire wegen in Utah. Deze loopt door een gebied dat eigenlijk een geologisch circus is; iedere 5 minuten verandert het landschap doordat er weer een andere gesteentesoort aan de oppervlakte verschijnt.

Ik passeer de Fruita School, in 1880 gebouwd voor mormoonse pionierskinderen. Er konden 12 leerlingen in. Het interieur ziet er nog zo uit als toen. De taaie mormoonse pioniers plantten boomgaarden die er nog steeds staan, maar vertrokken zelf omdat de Fremont River te vaak buiten haar oevers trad.

In Hanksville wonen zo’n 80 mensen. Ik neem een kamer in het Whispering Sands Motel, waar de koude wind dwars door het houten gebouwtje heen blaast. Gelukkig vind ik een extra kacheltje en dekens.

‘s Avonds hoor ik de harde wind aanzwellen tot stormkracht en zie dat een soort sneeuwjacht ontstaat. Huiverend rook ik buiten een laatste sigaretje terwijl de lichten in Hanksville beginnen te doven.

Winter in America is cold
And I just keep growing older…

Krijg wat.

Het ziet er zonnig uit en de wind is gaan liggen. Ik krab voor de zoveelste keer de autoruiten schoon, check uit en neem weer Highway 24, maar dan in omgekeerde richting. Door de sneeuw ziet het landschap er nog vreemder uit dan normaal.

Een stukje van de weg af is Factory Butte te zien, een wat vreemd uitziende berg die om die reden ook als oriëntatiepunt dienst doet. Het terrein hier omheen is officieel benoemd tot ‘meest waardeloze stuk grond in de USA’. Er loopt een pad heen en dat rij ik maar eens in.

Deze keer ben ik eens niet de enige bezoeker, er staat een aftandse Mercedes met daarin een man met een woeste zwarte baard. Hij komt oorspronkelijk uit New Jersey en is hierheen verhuisd omdat hij niet meer tegen de rat race in het oosten van de USA kon.

De weg over Boulder Mountain is nog open, zegt hij, maar hoe lang nog… Ter illustratie wijst hij in de verte. Boven de Henry Mountains pakken dikke witte wolken samen. Op zich ziet het er nog vrij onschuldig uit, maar de ervaring leert dat dit hier in een uur tijd totaal veranderen kan. Het wordt tijd dat ik hier vertrek. En snel ook…

Ik rij verder naar het westen en stop bij het Visitor Center van Capitol Reef National Park. Een Ranger troont me mee naar een maquette van het gebied en stopt me een paar folders toe waarop ze aan te bevelen wandelroutes tekent.

Ook waarschuwt ze me: als ik vandaag nog wat wil doen of zien, kan ik het maar beter snel doen, want er komt sneeuw aan.

De scenic road is een weg van18 km door Capitol Reef. Erosie wordt hier met een hoofdletter geschreven en is verantwoordelijk voor het ontstaan van koepels, bogen en kliffen.

Bij Capitol Gorge houdt de verharde weg op. Je kunt verder over een onverhard pad dat je steeds dieper het gebied in voert maar nu is dat ondergesneeuwd.

Ik rij terug over de scenic road, vergeet te vragen of de Park Rangers meer weten over de toestand van de wegen en rij naar Torrey, waar ik afsla naar de volgende attractie van zuid Utah: Scenic Byway 12, pas in 1985 geasfalteerd, waarlangs van alles te zien is. Tevens noemt men deze streek het ‘land of a thousand lakes’, een eldorado voor vissers.

Ik heb geluk, de slagbomen voor Highway 12 staan open dus de passage over Boulder Mountain, een knaap van 3500 m, moet te doen zijn. Een afgesloten weg zou in dit woeste gebied een omweg van zeker 200 km betekend hebben. Langzaam stijg ik naar bijna 3000 meter en gaandeweg wordt het weer slechter. Volop sneeuw, wat voor mooie winterse plaatjes zorgt.

Met de afdaling beginnen de problemen; de sneeuwval is hevig en de weg is ondergesneeuwd. En omdat het steeds steiler naar beneden gaat zorgt dit voor glibberpartijen. Ik moet alle zeilen bijzetten om de auto op de weg te houden.

Halverwege de berg ligt Boulder met het Anasazi State Park Museum. De Anasazi waren een indianenvolk dat deze streek omstreeks 1100 bewoonde. Rond 1300 verdwenen ze plotseling. Geleerden nemen aan door honger, oorlogen of langdurige droogte. Hier is een Anasazidorp gedeeltelijk uitgegraven. Er woonden zo’n 200 mensen.

Als ik bijna aan de voet van de berg ben zie ik een dier op me afkomen, met 20 meter daarachter een pickup-truck. Het beest hobbelt gewoon over de weg ipv. de struiken in te schieten. Als ik dichtbij genoeg ben zie ik wat het is. Een stinkdier, oh hemel…

Als je auto door zo’n beest wordt besproeid, zet hem dan maar weg voor een maand, want de stank is zo erg dat er voorlopig niet meer in te rijden valt. Ik maak een zo wijd mogelijke boog om het diertje heen, dat me met kraaloogjes bekijkt. De chauffeur van de pickup-truck moet lachen om mijn benauwde gezicht, maar ik ben er zonder problemen langs en hij voorlopig nog niet.

Eindelijk beneden stop ik even om de benen te strekken. Ik schrik door de dreigende lucht die op me af komt, na een paar seconden besef ik dat dit het noodweer is dat ik net achter de rug heb. Het komt me gewoon achterna.

Het volgende stuk gaat over de ‘the Hogback’, de weg is hier een smalle dijk met aan beide kanten diepe afgronden. Niet echt voor mensen met hoogtevrees, maar het uitzicht maakt veel goed.

Nog wat verder naar het westen wordt het nog fraaier; een uitgestrekt slickrock-landschap, even ten oosten van het plaatsje Escalante. Head of the Rocks of ook wel Escalante Canyons is een populair wandelgebied in deze uithoek van Utah. Om de zoveel kilometer zijn parkeerplaatsen aangelegd die een schitterend uitzicht bieden.

Escalante is klein, maar heeft wel een moderne benzinepomp met een goed voorziene winkel. Ik stop voor een kop koffie en overdenk mijn situatie. Nu mijn plannen voor een dagje Capitol Reef in het water gevallen zijn, heb ik zomaar een extra dag. Omdat Bryce Canyon toch op de route ligt besluit ik daar een dag te blijven, zo kan ik de lange rit van vandaag in tweeën delen.

Ik ben Escalante een half uurtje uit als de hel losbreekt. Het sneeuwt zo hard dat ik letterlijk niets meer zie. Een whiteout heet dat hier. De auto 30 meter voor me is niet meer te zien. Stoppen kan niet want dan zit er zo iemand tegen me op. De berm in kan ook niet, want hoe kom ik daar ooit weer uit?

Ik kan alleen de paaltjes langs de weg nog vaag zien en probeer deze zoveel mogelijk op dezelfde afstand te houden. Het enige wat me te binnen schiet is net als een schip in dichte mist om de zoveel seconden op de claxon te drukken in de hoop dat iemand het hoort. Na tien minuten (het lijkt wel een uur) heb ik weer wat zicht en blijk ik de afslag naar Bryce Canyon al voorbij te zijn. Omdat Bryce door al die sneeuw toch volkomen onbereikbaar is ben ik veroordeeld om door te rijden.

Zonder ongelukken bereik ik het eind van Scenic Byway 12, bij een plek die Red Canyon heet en zet de auto aan de kant. Met een zucht van opluchting moet ik constateren dat ik mijn hele leven nog niet zoiets heb meegemaakt en dat ik in een soort kerstkaart terecht gekomen ben.

Overtuigd dat het ergste nu wel achter de rug is neem ik de 89 south naar Kanab. Het is droog geworden en de weg is keurig schoon. Dan gebeurt het; ik heb 4 tegenliggers, 3 vrachtwagens en een pickup-truck. Terwijl ik een lange bocht naar rechts instuur rijdt de voorste vrachtwagen door een poel sneeuwblubber en spettert mijn voor- en zijruit onder een dikke laag sneeuwprut. Weg zicht! Omdat ik in een bocht naar rechts zit moet ik het stuur in dezelfde stand houden, anders rij ik frontaal tegen de rest van de tegenliggers op. Terwijl ik me schrap zet voor de komende klap glijden de ruitenwissers terug en heb ik weer zicht. Wonderwel zit ik nog steeds op de goede koers en kan zelfs moeiteloos de volgende bocht naar links nemen.

Dit is wel een dag met hindernissen, en hij is nog lang niet om. Ik rook een sigaretje voor de schrik en rij naar Kanab dat er voor Amerikaanse begrippen schilderachtig uitziet. Het wordt ook regelmatig gebruikt voor filmopnames.

Werner Ludwig reist verder door Arizona, New Mexico en Californië.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win