×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Winter in America is cold II

Arizona, New Mexico en Californië

Reisverslag: Werner Ludwig
Foto's: Werner Ludwig

Achtervolgd door een trog van lage druk door Arizona, New Mexico en Californië: door Navajo-, Hopi- en Apache-reservaten, de White Mountains, de City of the Rocks, het Tombstone van Wyatt Earp en Doc Holiday, een hele serie woestijnen en de San Bernadino mountains. Oftwewel: weg van de snelweg in het zuidwesten van de VS.

Fredonia is het eerste dorpje wat ik passeer nadat ik Utah verlaten heb en Arizona inrij. Ik zit op Highway 89, de toegangsweg naar de noordkant van de Grand Canyon. Maar het laatste deel naar de canyon gaat pas in mei open door de sneeuwval, heb ik ergens gelezen. Daaraan twijfel ik niet, want het sneeuwt flink.

Ik moet vandaag nog zo’n 80 km. Bij deze omstandigheden kan dat wel even duren, want ik moet weer over een flinke berg. Er zit een auto voor me die niet harder rijdt dan 20 km. Het is me opgevallen dat Amerikanen vaak klunzen achter het stuur zijn; of ze kunnen niet, of ze durven niet. Wij Nederlanders lachen ons rot om de bordjes ’25 miles’ voor een bocht die wij achteloos met 70 km nemen.

Na een gevaarlijke rit over de besneeuwde berg ben ik eindelijk beneden en is de sneeuw verdwenen. In de verte zie ik de Vermillion Cliffs. Aan daarvan is een motel, de Cliff Dwellers Lodge die zeer populair is bij vliegvissers en botenbezitters, want de Colorado River is vlakbij.

Het is bijna middernacht als ik de dag nog eens overdenk. Voor hetzelfde geld speelde ik nu harp op een wolk samen met Elvis, Miles Davis en Frank Zappa. Terwijl de stormwind rond het motel raast knip ik het lampje uit. Morgen weer een dag. Maar liefst iets minder veelbewogen graag…

Ik doe de deur open, alles is wit. Niet weer alsjeblieft! Mijn buurman, Jack uit Phoenix, moet lachen om mijn sippe gezicht. Hij heeft een speedboot bij zich en gaat een paar dagen varen op de Colorado. Hij vraagt wat mijn plannen zijn en bij iedere plaatsnaam die ik noem zegt Jack dat daar ‘record snow’ gevallen is. Fijn…

Aan de voet van de Vermillion Cliffs zijn de meest vreemdsoortige rotsen te vinden. Ze lijken op enorme oliebollen op standaardjes met een pruik van poedersuiker door de sneeuw. Men heeft het voor elkaar gekregen om van zo’n vreemde rots een woning te maken. Het overhangende deel is natuurlijk het dak en aan de zijkanten zijn muren gemaakt van uitgehakte brokken zandsteen.

Na het uitchecken rij ik naar Lee’s Ferry, een plek aan de Colorado waar boten te water gelaten worden. Voor de verandering ligt hier geen sneeuw. Rond 1875 verschool ene John Lee, die problemen met de wet had, zich op deze plek en begon een veerdienst. Behalve varen en vissen kun je hier prachtige wandelingen maken. In de naaste omgeving vindt je de Paria Canyon en de Paria Wilderness.

Omdat de eerste sneeuwvlokjes alweer vallen rij ik verder naar het zuiden door de Painted Desert, normaal een kleurenspektakel maar nu overwegend wit.

Ik sla af naar het oosten het Navajo-reservaat in. Weer sla ik af. Nu naar het zuiden en ik kom door het Hopi-reservaat dat volledig omsloten is door dat van de Navajo’s. De Navajo’s pikken veel van de blanke cultuur op en varen daar wel bij, terwijl de Hopi een teruggetrokken bestaan leiden en weinig moeten hebben van de buitenwereld. Bekend zijn de Hopi om hun kunstige Kachina-poppen en ook door hun Snake Dance, een rituele dans met levende ratelslangen.

De twee stammen hebben onderling nogal wat problemen over mijnconcessies; er wordt veel steenkool gevonden in dit gebied en de vaststelling van de grenzen levert een hoop gekibbel op.

In het gehucht Dilkon zet ik koers naar de Holbrook. De hoofdstraat van deze plaats is eigenlijk Route 66. Van hieruit is het niet ver meer naar het Petrified Forest.

Tussen Holbrook en het Petrified Forest ligt ruim een halve meter sneeuw, dus zal er weinig tot niets te zien zijn. Met een diepe zucht rij ik door naar St. Johns.

Vanuit St. Johns rij ik zo de White Mountains in die hun naam alle eer aandoen, ook hier ligt een pak sneeuw. Ik overnacht in Springerville. Het wordt eentonig maar ook hier is het steenkoud. Geen wonder ook, want het is hier ruim 2000 meter hoog. Ik lees dat de legendarische John Wayne hier een ranch had.

Ik verlaat Springerville in zuidelijke richting. De weg door de White Mountains wordt ook wel de Coronado Trail genoemd, naar Francisco Vazquez de Coronado die in 1540 vanuit Mexico naar het noorden trok, op zoek naar de legendarische Seven Golden Cities of Cibola, waar het goud voor het opscheppen zou liggen. Die vond hij niet. Logisch, want ze bestonden niet. Wat hij wel vond was de Grand Canyon en volop problemen met de Pueblo-indianen in New Mexico.

Het eerste stuk gaat vriendelijk op en neer door de White Mountains, de weg is uitstekend en slingert door de grootste verzameling ponderosa-dennen in de USA.

Plotseling kom ik langs een fraai halfbevroren meer, het Nelson Reservoir. Dan wordt de weg steiler en begint steeds meer te kronkelen. Gelukkig ligt er geen sneeuw op de weg, maar ik heb mijn handen vol aan de soms gevaarlijke afdalingen. Bij een uitzichtspunt word ik door een sympathieke ranger op de foto gezet.

Hij vertelt dat een kwartier verder de grootste kopermijn in de USA te zien is. Dit blijkt niet eens overdreven, het gat in de aarde bij het plaatsje Clifton is enorm.

New Mexico

Een verzameling rotsblokken in een leeg landschap

Als ik eindelijk beneden ben in Clifton merk ik dat het hier lekker weer is. Ik kan zomaar mijn shirt uittrekken, wat me sinds Death Valley niet meer overkomen is.

Ik neem Highway 78 naar het oosten en passeer de grens met New Mexico. Het grillige, ruige en wilde van Arizona maakt plaats voor een golvend landschap met veel bomen en hier en daar een boerderij.

Silver City is een middelgrote plaats, die haar naam dankt aan een grote zilvervondst rond 1870. Hier groeide William H. Bonney alias Billy the Kid op en zette zijn eerste schreden op het misdadige pad.

Ik verlaat Silver City in zuidoostelijke richting en het het landschap verandert weer in een leeg woestijngebied met hier en daar een eenzame berg. Na een poosje sla ik linksaf naar een smal weggetje dat naar de City of Rocks loopt, een verzameling grote rotsen middenin het lege en kale landschap. Het zijn geërodeerde monolithische blokken van vulkanische as.

Hier worden star parties georganiseerd; New Mexico heeft de donkerste hemel in Noord-Amerika, zodat je de heldere sterrenhemel onbelemmerd kunt bekijken.

Ik rij verder naar het zuiden en draai bij Deming Interstate 10 op naar het westen. De enige afleiding zijn de lange goederentreinen die parallel aan de snelweg rijden. Ik ben blij dat ik kan afslaan naar Highway 80 die me naar het uiterste zuiden van de USA brengt. Als het daar geen lekker weer is, weet ik het ook niet meer.

Het afgelegen woestijngebied maakt een troosteloze indruk. Een gedenkteken langs de weg herinnert eraan dat Apache-opperhoofd Geronimo zich hier aan het leger overgaf. Jarenlang wisten Geronimo en zijn mannen uit de handen van de autoriteiten te blijven door de grens met Mexico over te steken. Totdat Geronimo besefte dat het moest ophouden omdat de Apaches bijna de hongerdood stierven.

In Douglas lijkt minder dan niets te beleven. Bisbee, een voormalige boomtown, is een stuk aardiger.

Bisbee lijkt niet op een doorsnee Amerikaanse plaats, eerder zou je denken ergens in Italië, Frankrijk of elders in Europa te zitten met die omhoog lopende straatjes en huizen die tegen de heuvels zijn opgebouwd. Bisbee heeft een historisch centrum dat er heel aardig uitziet. Ook is er een Bisbee-museum.

Tombstone

Voor de toeristen herleeft het Wilde Westen

Een half uurtje verder naar het noordwesten kom ik in Tombstone, de personificatie van het Wilde Westen. Ed Schieffelin kondigde in 1877 aan hier naar goud te gaan zoeken. ‘All you’re gonna find out there is your tombstone’, werd hem gezegd. Ed vertrok toch naar dit woeste gebied. De legende vertelt dat zijn muilezel nogal eens ontsnapte en toen Ed er weer eens achter aan zat werd hij zo kwaad dat hij een steen naar het dier gooide. Hij miste, maar op de plek waar de steen neerkwam zag hij iets glinsteren. Juist, zilver. Ed was gelijk boven Jan en noemde de plek Tombstone, met een knipoog naar iedereen die hem had afgeraden hier te gaan zoeken.

Tombstone was in het begin een goudzoekerskamp waar wetteloosheid heerste, want de staat Arizona bestond nog niet. Het was nog Pioneer Territory. Geen wonder dat de roep om wetshandhavers steeds sterker werd.

Die kwamen er in de vorm van Wyatt Earp en zijn broers Morgan en Virgil en ook zijn vriend Doc Holiday, die eigenlijk tandarts was, maar ook gokker en revolverheld.

Langzaam kreeg dit gezelschap grip op de chaos die was ontstaan; Tombstone was ten prooi gevallen aan ‘Vigilante Justice’, wat betekende dat je kans maakte om opgehangen te worden als je alleen maar een lastpak was of verdacht werd van valsspelen met poker.

De Earps en Doc hadden problemen met een groep veedieven. De gemoederen liepen zo hoog op dat dit uitmondde in de bekendste schietpartij van het Wilde Westen, de ‘shootout at the OK corral’.

Om dit stuk Amerikaanse geschiedenis te behouden werd de hoofdstraat Allen Street in oude luister hersteld. Het Bird Cage Theatre, de OK corral, Big Nose Kate’s Saloon, ze zijn allemaal te bewonderen.

Natuurlijk is dit gedaan met het oog op toeristen; dagelijks voeren als Wyatt Earp en Doc Holiday verklede acteurs de ‘shootout at the OK Corral show’ op en door de straten lopen als cowboys verklede figuren. Ook rijden er koetsen met paarden rond; een cowboy op de bok rijdt toeristen het plaatsje door en vertelt ondertussen de geschiedenis van Tombstone.

Alles in Big Nose Kate’s saloon staat in het teken van Wyatt Earp en Doc Holiday, het wild west concept wordt tot op de draad uitgemolken. Er treedt een artiest op die een uitgebreid country & western repertoire vertolkt en daar tussendoor allerlei anekdotes uit het oude Wilde Westen vertelt.

In het Longhorn restaurant lees ik in oude krantenartikelen die onder de glazen tafelbladen zitten dat dit pand ooit de Bucket of Blood saloon heette, waar Virgil Earp vanaf de 1e verdieping in zijn schouder geschoten is.

Magere Hein was een vaste gast in Tombstone en al die slachtoffers en outlaws moesten natuurlijk ergens begraven worden. Lange tijd werd Boothill Graveyard verwaarloosd maar in de jaren 60 is er intensief onderzoek verricht naar het wie, hoe en waarom. Tevens werd het kerkhofje flink opgekalefaterd.

Het eerste wat opvalt zijn de vele graven met het opschrift ‘unknown’. Men keek niet zo nauw in die tijd. Blijkbaar hadden ze toen een groot gevoel voor zwarte humor, te oordelen naar opschriften op diverse grafstenen. Zoals deze:

Here lies Lester Moore
Four slugs from a forty four
No Les
No more

Of deze:
Here lies George Johnson
Hanged by mistake
1882
He was right
We was wrong
But we strung him up
And now he’s gone

Ook de slachtoffers van de OK corral-schietpartij ontbreken niet. Billy Clanton en Tom en Frank McLaury liggen hier broederlijk naast elkaar. Ik stuit op een grafsteen met de naam Dutch Annie. Zij was uitbaatsters van één van de vele bordelen die Tombstone telde. Zo wordt duidelijk wie de succesvolste ondernemers in Tombstone waren, de begrafenisondernemers en bordeelhouders.

Apache-gebied

Heeft u ook illegale Mexicanen in de kofferbak?

Ik verlaat Tombstone in noordelijke richting en word al snel aangehouden door de Border Patrol die graag weten wil of ik ook illegale Mexicanen in de kofferbak heb. Illegal Mexicans? No Sir. Okay, you may pass.

Bij Benson neem ik Interstate 10 naar het oosten. Bij een parkeerplaats staat op een plaquette het verhaal van Cochise, ook een beroemd Apache-opperhoofd. Na de komst van de pioniers had Cochise eerst geen enkel probleem met de blanken. Maar toen hij werd beschuldigd van kidnapping van een blank meisje reisde hij met een paar mannen naar het dichtstbijzijnde fort om zijn onschuld te bewijzen. Ze werden direct opgesloten, maar Cochise ontsnapte. Zijn mannen werden zonder pardon opgehangen, waarna hij een jarenlange bloedige guerrilla ontketende. Nooit werd hij gepakt en hij overleed door ouderdom.

Bij Willcox neem ik Highway 191 naar het noorden. Een paar jaar geleden heette de weg nog Highway 666, maar er gebeurden zoveel ongelukken dat men de schuld hiervan begon te wijten aan het nummer 666, dat refereert aan het bijbelse boek Openbaringen en aan het ‘nummer van het beest’. Bijgelovige lariekoek natuurlijk, maar maak dat die christenfundamentalisten hier maar eens wijs.

In het San Carlos Apache-reservaat, na dat van de Navajo’s het grootste in de USA, valt op dat er structurele verbetering zit in de leef- en woonomstandigheden van de Apaches.

Armoedige houten bouwvallen hebben plaats gemaakt voor keurige nieuwe gebouwtjes en ook de Rez Cars, antieke wrakken die op alle mogelijke manieren rijdend gehouden werden, zijn vervangen door nieuwere vehikels.

Ook lijken de Apaches een stuk toeschietelijker dan pakweg 10 jaar geleden. Toen maakte je nog wel eens kans om afgesnauwd of totaal genegeerd te worden.

Globe was rond 1900 een boomtown door een grote zilvervondst. Het zilver was snel uitgeput, maar het stadje overleefde door de vondst van enorme hoeveelheden koper. Globe ligt middenin een fraai gebied – de Silver Belt – waar je kunt kamperen, wandelen, mountainbiken en varen of vissen op het nabijgelegen Lake Roosevelt en Lake Apache. Ook aardig is een rit over de Apache Trail, een slingerende onverharde weg langs de oevers van Lake Apache. Voormalig president ‘Teddy’ Roosevelt vond dit gebied het fraaiste dat hij ooit gezien had en maakte zich sterk voor de bescherming ervan.

Vanuit Globe sla ik Highway 60 naar het noorden in, volgens de wegenkaart een scenic road. De weg slingert zich door het westelijke deel van de White Mountains en biedt om de haverklap schitterende vergezichten.

Een bord kondigt aan dat ik me weer in het San Carlos Apache-reservaat bevind en de omgeving wordt steeds fraaier. Na een afdaling kom ik in de buurt van de Salt River Canyon, wat natuurschoon betreft een prettige verrassing.

Helemaal beneden is bij een brug over de Salt River een parkeerplaats waar Apaches in marktkraampjes ‘Indian jewelry’ verkopen. De Apaches blijken uiterst kundige zilversmeden, net als de Navajo’s en de Hopi. De combinatie zilver met turquoise is zo’n beetje hun specialiteit. De laatste jaren zie je echter steeds vaker nep uit Taiwan, zodat je met een kaarsje naar het originele spul moet zoeken.

Zodra ik het Apache-reservaat uit ben arriveer ik in Show Low. Rond 1870 vonden twee mannen dat de nederzetting te klein was voor hen beiden. In plaats van elkaar overhoop te schieten besloten ze dat een kaartspelletje beslissend zou zijn voor wie moest vertrekken. Eén van hen zei: ‘if you can show low, you win’.

De ander draaide klaver twee om en zei: ‘show low it is’. De winnaar bleef en de verliezer woonde de rest van zijn leven in het nabijgelegen Pinetop.

Ik sla af naar het westen en rij door een zwartgeblakerd landschap. Bosbranden hebben hier duizenden hectaren verwoest.

Payson is fraai gelegen tussen de dennenbossen. Ik stop voor een kop koffie en besluit in Flagstaff te overnachten. De rit erheen voert weer door dichte bossen met ponderosa-dennen. Niet ver van Flagstaff kom ik langs twee bevroren meren, Mormon Lake en Lake Mary.

De volgende morgen zie ik een loodgrijze lucht waar sneeuwvlokjes uit dwarrelen. Ik volg Interstate 40 naar het westen en neem bij Seligman Route 66 naar Kingman. Dit is een lang, leeg en recht stuk weg.

Bij het gehucht Hackberry zet ik de auto aan de kant bij zo’n typische trading post, waarvan je vroeger tientallen had langs deze weg. Nu Route 66 zich opnieuw mag verheugen in grote publieke belangstelling worden ze steeds meer in ere hersteld.

Vanaf Kingman afdalend naar de Mojave-woestijn is de temperatuur gelijk wat aangenamer. De afslag naar het zuiden voert door een merkwaardige plaats; Lake Havasu City aan de oevers van het gelijknamige stuwmeer. Pas gesticht in 1963 is het vooral geliefd bij vissers, botenbezitters en bejaarden met flink wat geld achter de hand.

De ‘London Bridge’ over de Colorado overspande voorheen de Thames in Engeland maar dreigde weg te zakken. Multimiljonair en stichter van Lake Havasu City, Robert P. McCulloch kocht de brug voor 2.5 miljoen dollar. Het kostte nog eens 7 miljoen om de brug steen voor steen af te breken, te verschepen en hier opnieuw op te bouwen.

Ik besluit door te rijden naar Blythe in Californië. Volgens de folders schijnt daar 350 dagen per jaar de zon.

Californië

Hier haalt Hollywood al die horroracteurs vandaan

Ik rij de brug over de Colorado over en ben terug in Californië. Na 20 km kom ik langs het Agricultural Inspection Station, waar me wordt gevraagd of ik fruit bij me heb. Nee hoor, dat is allang op. O.K. you have a safe trip!

Ik sla linksaf naar het zuiden en heb de Colorado nu aan mijn linkerkant. Een dik wolkendek komt langzaam vanuit het noorden achter me aan. Zou het aan mij liggen?

Blythe is bekend terrein. Al vaak hebben we overnacht in dit dorp waar het barst van de zonderlinge types. Je gaat haast denken aan 150 jaar inteelt als je hier rondkijkt. Voor wie zich afvraagt waar Hollywood toch al die horroracteurs vandaan haalt: hier, uit Blythe.

Ik neem mijn intrek in de Sahara Inn, een prettig motel met dito zwembad waar ik nog een uurtje van de zon geniet. Dan zie ik ook dat het dikke wolkendek me inmiddels heeft ingehaald.

Dit is zeker één van de 16 dagen per jaar dat de zon niet schijnt in Blythe. Zelfs hier zit de trog van lage druk me achterna. Ik besluit het drastisch aan te pakken en naar Yuma te verkassen. Zuidelijker kan het niet en een warmere plaats bestaat gewoon niet in de USA.

Arizona

Geniepige speldenkussens die met naalden schieten

Interstate 10 brengt me in 10 minuten weer naar Arizona. Ik neem de afslag naar Quartzsite. Normaal wonen daar zo’n 1500 mensen maar in de winter wordt het overspoeld door snowbirds, meestal gepensioneerden die hun huis ingeruild hebben voor een bovenmaatse camper. Massaal overwinteren ze in dit aangename klimaat.

Over Highway 95 naar het zuiden rij ik direct de Sonora-woestijn in waar saguaro’s groeien, de bekende reuzencactus die soms wel 15 meter hoog wordt. Ook groeien hier veel cholla’s, een cactussoort die er van een afstandje vrij onschuldig uit ziet. Maar schijn bedriegt, de lokalen noemen ze ‘the meanest motherfuckers of ’em all’.

Als je er mee in aanraking komt schiet de cholla zijn naalden diep in je ledematen. Ik trap per ongeluk op een stuk cholla en ben een kwartier bezig om alle naalden uit mijn schoenzool te peuteren, ze zijn er een centimeter diep ingeschoten.

Wat verder naar het zuiden kom ik door de Yuma Proving Ground, waar alles wat ploffen wil door het leger wordt getest. Ze hebben hier de ruimte.

Yuma is de derde snelst groeiende stad in de USA. Het is verschrikkelijk druk, compleet met lange files. Het is hier lekker weer, dat wel, maar al snel begint die drukte me tegen te staan. Yuma lijkt aan mij niet besteed. Ik zoek wat rustigers. Maar waar?

De enige optie lijkt Brawley, een dikke 100 km naar het westen. De rit erheen gaat door een enorm zandgebied, de Glamis Sand Dunes. Het gebied is zo’n 70 km lang en 15 km breed en wordt druk bezocht door Dune Buggy Riders. Veel films zijn hier opgenomen, o.a. Star Wars.

Brawley is een plaats met twee gezichten; de oostelijke helft ziet er niet uit en bestaat hoofdzakelijk uit grote dairy farms waar duizenden koeien een saai en eentonig bestaan hebben en de westelijke helft, met de dorpskern, is heel aardig.

Zo te zien heb ik er goed aan gedaan om helemaal naar het zuiden af te zakken, er schijnt deze morgen een vriendelijk zonnetje en de temperatuur is aangenaam.

Ik verlaat Brawley in noordelijke richting. Het eerste uur rij ik door agrarisch land maar dit maakt plaats voor de oevers van de Salton Sea, een meer van ca. 80 km lang dat ontstaan is door een overstroming van de Colorado. Als recreatiegebied is het een mislukking, de huizen langs de oevers zijn grotendeels verlaten en het stinkt naar dode vis.

Omdat ik geen zin heb in de drukte bij Indio en Palm Springs besluit ik bij Mecca af te slaan naar het oosten. Citroenen, sinaasappels en grapefruits zo ver het oog reikt. En even plotseling rij je weer door gortdroog woestijngebied.

Ik rij over het viaduct van Interstate 10 en zit direct op de toegangsweg naar het Joshua Tree National Monument en stijg ongemerkt een heel stuk. Als ik bij het Visitor Center uitstap om het entreegeld te betalen, waait er een harde kille wind.

Eerst passeer ik het Pinto Basin, een uitgestrekte kale vlakte waar vroeger indianen woonden. Door droogte hebben ze het gebied verlaten. Een stukje verder is de Cholla Garden. Hier staan die geniepige speldenkussens met honderden bij elkaar

Opvallend is dat veel Amerikanen niet op de hoogte lijken van de aanhankelijke eigenschappen van de cholla’s, ik moet diverse mensen waarschuwen ze niet aan te raken.

De eerste 35 km is er geen Joshua Tree te zien, maar dan verschijnen er honderden. Het is een Yucca-soort met lange, keiharde en vlijmscherpe bladeren. Wee degene die er tegenaan loopt, niet voor niets is hun bijnaam Spaanse Dolk.

Voor de fotograaf, wandelaar en mountainbiker is het hier een Eldorado met al die trails naar mysterieuze bestemmingen als verlaten mijnen. Het park is ook een geologisch circus, te oordelen naar de vreemde steenstapelingen en het gedeelte met de zgn. Jumbo Rocks.

Bij Twentynine Palms verlaat ik het park. De weg die de Utah Trail wordt genoemd gaat door een praktisch verlaten deel van de Mojave Desert. Dit is het domein van de Desert Rats, meestal bejaarden met weinig geld die in een houten huisje aan de rand van de woestijn wonen. Zonder water en elektriciteit, want dat is veel te duur. Hoe ze zich wassen? Niet, denk ik…

Als ik een bergtop passeer zie ik in de verte Bristol Lake, een zoutmeer dat half afgegraven is door de Chloride Company, het enige bedrijf in het gat Amboy. Ik loop het zoutmeer een stukje op. De zoutkorst kraakt net zo hard als een nog niet goed bevroren ijsbaan. In de verte is de zwarte kegel van de Amboy Crater waar ik 2 weken geleden nog stond. Ik ben het kringetje rond. En heel wat ervaringen rijker.

Ik laat Route 66 met het slechte wegdek links liggen en neem de Interstate naar Barstow waar ik overnachten wil. Tot mijn verrassing is het in Barstow ontstellend koud. Morgen terug naar Los Angeles. Misschien is het daar lekker weer. Maar dat zal wel niet.

Barstow ligt ca. 280 km van L.A. en als ik hier de Interstate opdraai is het ruim drie uur rijden. Daar heb ik niet veel zin in. De Interstates 15 en 10 zijn qua drukte te vergelijken met de A 13 tussen Den Haag en Rotterdam, maar dan 280 km lang.

Daarom neem ik de route door de San Bernardino mountains, dan hoef ik nog maar zo’n 100 km over de Interstate. Ik verlaat Barstow en neem highway 247 naar het zuiden. Gelijk zit je weer midden in de Mojave Desert. In plaats van 30.000 auto’s kom ik er 3 tegen.

In de verte zijn de San Bernardino mountains al te zien, compleet met een witte sneeuwpruik. Tamelijk verontrustend zijn de tegenliggers; ze hebben allemaal ruim 20 cm sneeuw op hun daken.

In Big Bear City ploetert het verkeer door een dik pak sneeuw en ik besef in een wintersportoord terecht gekomen te zijn. Aan de rand van de plaats is het fraaie Big Bear Lake, maar ik besteed er weinig aandacht aan want er komt een donkergrijze lucht aanzetten die weinig goeds belooft.

Er is nog iets verontrustends, ik ben al drie borden gepasseerd met de tekst ‘snowchains requiered’. Ik haal maar eens diep adem en begin aan de afdaling vanuit Big Bear City. Dit wordt geen plezierritje want het is weer hard gaan sneeuwen.

Tien minuten verder zit een auto van de highway patrol achter me. Ik zet de auto aan de kant en wacht. Ja hoor, daar komt een potige agent aanlopen met de hand op zijn revolver.

Hello Sir, where are your snowchains?
I haven’t got any…
What are you doing out here then?
Trying to get out of this mess.
Okay, drivers licence and car papers, please…

Braaf laat ik hem mijn papieren zien die hij minutieus doorbladert. Hij geeft ze terug en bijt me toe: You will go back to Big Bear City, buy snowchains and put them on, understand? Daar valt geen speld tussen te krijgen. Ik wil nog een opmerking maken over de auto’s die ons zonder kettingen passeren, maar slik die net op tijd in. Hou toch je kop, sukkel! Wees blij dat je er zonder bekeuring vanaf komt…

Eigenlijk wil ik wachten tot de agent doorrijdt, maar dat heeft ie al in de smiezen. Hij wacht tot ik ben omgekeerd voordat hij weer in zijn auto stapt.

Daar ben ik dan lekker mee, alle plannen weer danig in de war geschopt. Maar als iemand denkt dat ik op mijn laatste vakantiedag sneeuwkettingen ga kopen is ie niet goed snik.

Er zit niets op dan dezelfde weg terug te nemen, zodat ik een uur later weer in Lucerne Valley sta. Na een hoop gedoe daal ik over Highway 14 en langzaam wordt het drukker. Nog een stukje Interstate 5, dan zit ik weer op de San Diego Freeway en ben na 7000 km terug in Los Angeles. Na anderhalf uur sukkelen door rampzalig verkeer zie ik in de verte de afslag naar het vliegveld, waar mijn hotel vlakbij is.

De volgende is het prachtig weer. In een krant lees ik dat de rest van de USA nog steeds zucht onder de trog van lage druk, maar dat deze eindelijk plaats gaat maken voor beter weer.

De Jumbo maakt een draai naar het oosten. Beneden zie ik de woestijn waar ik de afgelopen weken heb rondgetoerd. Het is achteraf maar goed dat ik alleen was, mijn vriendin zou doodsbenauwd geweest zijn met die ritten door sneeuwstormen Maar doordat ik onbedoeld zoveel kilometers heb gemaakt heb ik wel heel veel gezien.

Werner Ludwig begon deze reis in Californië, Nevada en Utah.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!