×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Zuid-Italië

Afwisselende natuur en cultuur

Reisverslag: Chantal Nederstigt
Foto's: Chantal Nederstigt

Op de omgeving van Napels (Amalfi-kust, Vesuvius, Pompeij) na wordt de zuidpunt van Italië’s vasteland weinig bezocht. Toch bieden de provincies Campina, Puglia, Basilicata en Calibria een breed scala aan fraaie landschappen. Aan cultuur ontbreekt het evenmin; van havenstadjes en oude kastelen tot rotswoningen en kabouterachtige Trulli-huisjes.

We hebben een mooi uitzicht op de Vesuvius als we met de rode huurauto Napels uitrijden. We zijn toch nog verbaasd over de Italiaanse chauffeurs. Door rood licht rijden gebeurt overal. In het centrum van Benevento zoeken we een hotel. Uiteindelijk belanden we in Grand Hotel Italiano, een superluxe hotel met enkel mannen in pak. Daar staan wij dan tussen met onze rugzakken.

Het ontbijtbuffet is prima. De ontbijtzaal staat vol tafeltjes met een rode roos erop, we voelen ons hier absoluut niet op ons plaats. Na het ontbijt snel op pad naar het Romeinse theater van Benevento. Dat blijkt helaas gesloten.

Dan maar naar Bari. Daar is een jeugdherberg waar we willen overnachten. Op de autostrada is het weer rustig. Na een tijdje zijn we toe aan een koffiestop. We rijden de snelweg af naar Candela, een klein pittoresk dorpje. Ik zie een bordje ‘terrazza panoramica’. Er is inderdaad een panorama, maar helaas wordt het uitzicht belemmerd door een 2½ meter hoge muur.

Gelukkig hebben we airco in de auto, want het begint aardig warm te worden. Rond 16.00 uur zijn we in Bari. Het enige mooie van Bari is de fontein. We besluiten weer richting Molfetta te rijden, dat zag er leuk uit. Bij Giovinazzo, één stadje voor Molfetta, stoppen we. Het ziet er gezellig uit met een groot plein en een Duomo. Het heeft ook een heel pittoresk haventje. We gaan op zoek naar een hotel en vinden een betaalbare kamer, vanaf het balkon hebben we opzij zicht op zee.

Bij de restaurantjes op het plein zit nog niemand. De Italianen eten circa 14.00 uur uitgebreid en dan pas weer rond 22.00 uur. Op de boulevard vinden we een ‘ristorante’ waar ze enigszins verbaasd kijken als blijkt dat we willen dineren, maar we krijgen toch een menukaart. Heel anders dan bijvoorbeeld Spanje, waar ze je hun restaurant in willen sleuren

Er is vanavond feest in het dorp. Een aantal geestelijken arriveert per boot in het haventje en loopt met een groot beeld van Jezus vooraan in de optocht. Op het plein krioelt het van de mensen. Het lijkt alsof de hele regio hierheen is gekomen.

Castel del Monte

Een achthoekig 13e eeuws kasteel

We gaan richting Castel del Monte. Als we in de berm even een foto van het kasteel maken, komt er politie aanrijden. Er mag niet worden stilgestaan in de berm. We gaan door en rijden de weg op naar het achthoekige 13e eeuwse kasteel.

Worden we weer tegengehouden door de politie. Ze moeten ons wel hebben vandaag. We mogen niet naar het kasteel rijden maar moeten naar de betaalde parkeerplaats en dan met een pendelbus de berg op. Het kasteel valt van binnen erg tegen, het is helemaal leeg en er is niets te zien.

We rijden naar Monopoli om daar te overnachten. Onderweg komen we langs Polignano, een heel mooi stadje met steegjes en uitkijkjes op een turkooizen zee. Heel bijzonder, helaas is hier geen hotel. In Monopoli zitten alleen dure hotels. Dan maar naar Locorotondo, dat ligt in het Trulli-gebied en dat willen we morgen toch bezichtigen. In Locorotondo zijn ook al geen hotels.

Driemaal is scheepsrecht, op naar Alberobello. Dat blijkt een leuk stadje. We parkeren op het plein. Bij het ‘oficina turistica’ krijgen we een plattegrond en een stencil met alle hotels. We nemen de kamer in hotel Didi, dat is goedkoop en in de buurt van het centrum.

Op een bordje van ‘Ristorante La Cantina’ staat ‘cucina al vista’. Dat klinkt interessant en we gaan naar binnen. Het is een keuken met daarvoor een ruimte voor zo’n zes tafels. Heel eenvoudig, pa en ma koken, de zonen doen de bediening. Eentje vraagt of we ‘antipasti’ of ‘prime’ willen. We willen alleen een hoofdgerecht. Hij laat een bak pasta zien, spaghetti en nog een andere pasta. Ze hebben dus maar drie keuzes en geen kaart, heel speciaal. Je hebt ook zicht op de keuken, zoals op het bordje staat.

Alberobello

Schilderachtige kleine Trulli-huisjes

 

Vanmorgen vroeg onze wandelschoenen aangetrokken om het Trulli-gebied te bekijken. Trulli’s zijn kleine huisjes, erg schilderachtig om te zien. Een bewoner van zo’n trulli legt ons uit dat achterin de slaapkamer is, terwijl het kind op zolder slaapt. Een man vraagt of we meegaan naar zijn trulli. Daar maakt hij miniatuur trulli’s, ook een grote van zo’n 70 cm hoog die twee maanden werk vereist. Hij bouwt ze van hetzelfde materiaal als de echte trulli’s.

We slenteren lekker door de straatjes en besluiten dan naar Martina Franca te rijden, zo’n 15 km verderop. Dit is een erg mooi stadje met barokke gevels en veel kerken, zo’n tien stuks. We eten hier een ijsje en gaan door naar Ceglie, een aardig stadje maar uitgestorven tijdens de siësta.

Als we de eigenaar van een bar zeggen dat we willen lunchen, neemt hij ons mee naar een Osteria, net zoiets als gisteravond maar nog eenvoudiger. We zitten op houten bankjes en kunnen alleen spaghetti of kotelet krijgen. Erg leuk, zo tussen de bevolking van Ceglie.

Op de terugweg naar Alberobello zien we opeens een bord ‘Agriturismo’. We keren gelijk. Logeren op een boerderij, dat is leuk. Ze hebben plek en het is niet duur. Wij maken in het Italiaans duidelijk dat we morgen komen overnachten.

Ostuni

'Citta Bianca' doet denken aan een Arabisch stadje

‘Citta Bianca’ Ostuni heeft een oud centrum met witte huizen. We lopen wat rond en gaan dan op zoek naar een uitzichtpunt, want het dorp schijnt van een afstand gezien ook erg mooi te zijn. Het uitzicht op Ostuni is inderdaad ‘molto bello’, het doet denken aan een Arabisch stadje.

Het dorpje Mesagne waar we even later doorheen rijden is uitgestorven door de siësta. Na een lunch in het park vertrekken we richting kust. Op een klein strandje even heerlijk zitten en liggen.

Daarna naar Manduria, een mooi oud stadje met leuke steegjes. Ondertussen is het 19.30 uur, tijd om naar de boerderij te gaan. Als we door het Francavilla rijden is daar een feest aan de gang. Alweer, het lijkt wel of Italianen alleen maar feestvieren. Francavilla is een juweel van een stadje met een grote markt. Vanaf de markt lopen we naar het centrum en opeens zien we een optocht. Het is (natuurlijk) een katholiek feest, voorop loopt iemand met een kruis. Daarna meisjes in witte (bruids)jurken en jongens in pak. Een aantal geestelijken volgt en het orkest sluit de rij.

Als we weg willen lopen, vraagt een oude man met nog maar een paar tanden of we Duits zijn. Dat wordt ons continu gevraagd. Hij vraagt ook of we alles gezien hebben in Francavilla en biedt aan ons wat dingen laten zien.

We worden langs allerlei kerken en andere historische gebouwen geleid, waaronder een kasteel. Hij vertelt er wat over. Soms vangen we een woordje op, soms knikken we maar een beetje. Ondertussen overleggen we of we hem geld moeten aanbieden of dat we hem dan beledigen. We besluiten alleen geld te geven als hij erom vraagt. Dat doet hij niet, hij geeft ons alleen een hand. Ongelofelijk, zo gastvrij en behulpzaam.

Grappig is dat in veel dorpjes in deze streek een toeterverbod is, terwijl Italianen vooral communiceren door middel van hun claxon.

Lecce

Het ene gebouw is nog mooier dan het andere

Wat is Agriturismo toch geweldig. De hond van de boer heeft ons ‘s nachts zeker drie uur wakker gehouden met zijn geblaf. De volgende ochtend wordt alles echter goedgemaakt. Na het ontbijt vragen we of we de boerderij mogen zien. We vinden het zo stom om ‘s avonds om 23.00 uur aan te komen en ‘s morgens vroeg gelijk weer weg te gaan.

De boer heeft zelfs een trulli op zijn gebied staan en in de grote boomgaard staan olijfbomen, vijgenbomen en amandelbomen. Hij staat te glunderen als we zeggen dat we het allemaal zo ‘bello’ vinden. Als we weggaan krijgen we allebei een grote zak met amandelen mee.

We nemen de snelweg, omdat we snel op plek van bestemming willen zijn. Dat lukt, binnen twee uur zijn we in Lecce, het Florence van het Zuiden. De barokke gevels zijn prachtig, het ene gebouw is nog mooier dan het andere. De gevels zijn van vrij zacht gelig materiaal dat bewerkt is met de mooiste figuren.

De Santa Croce is de mooiste kerk van Zuid-Italië. Je kan er echt uren naar kijken, steeds zie je weer iets nieuws. Het is echt adembenemend, overal figuren, zoals engeltjes, dieren, mensen die het balkon dragen en bloemen.

 

Na een rustpauze op een bankje in het park gaan we naar een andere kerk. Het is verder dan we dachten, een uur lopen. De kerk is van binnen erg mooi. Ernaast is een kerkhof met allemaal familiegraven. Het moeten rijke families zijn, want de ene tombe is nog mooier dan de andere. We gaan nog naar een kasteel maar daar is niet veel aan. We raken verwend, geloof ik.

De hak van de Italiaanse laars

Vanuit glazen kasten staren 400 doodshoofden je aan

Via een leuk binnendoor weggetje zijn we de volgende morgen snel in Gallipoli, wat ‘mooie stad’ betekent. Het oude stadsdeel ligt op een eilandje en is door een brug verbonden met het moderne gedeelte. In het oude stadsdeel zit maar één hotel. Dat is vrij duur, maar ja, het is voor één nacht en het ziet er mooi uit en is centraal gelegen.

Na onze tassen te hebben gedropt, gaan we op pad. Ik maak eerst wat foto’s van het oude stadsdeel en de haven, daarna lopen we de steegjes door.

Tijdens de siësta gaan we met de auto naar Marina di Leuca, het zuidelijkste puntje van de hak van de laars. Onderweg steekt bij een stoplicht een geitenhoeder met een kudde geiten de straat over. Het is wel een leuk idee om op zo’n punt te zijn, maar het stadje is niets aan. We lezen in de Trotter dat de kust van Leuca naar Otranto heel mooi is, dus op naar Otranto. De kust is werkelijk schitterend, met mooie rotsen die in het helderblauwe water van de zee verdwijnen.

Otranto is een toeristisch stadje. De kathedraal heeft een mozaïekvloer met mooie tekeningen. Het plafond is ook mooi en achter in de kerk staat een kapelletje ter ere van de slachtoffers die hier in 1480 door de Turken zijn gemarteld en gedood.

De slachtoffers zijn zelf ook aanwezig: verdeeld over zeven grote kasten met een glazen voorkant staren 400 doodshoofden je aan. De rest van hun beenderen zitten er ook bij.

Na bij een ristorante heerlijk te hebben gegeten gaan we weer naar Gallipoli.

Na het ontbijt stappen we voor de laatste keer in de auto en rijden naar Brindisi. De kustlijn hier is niet bijzonder mooi maar onderweg zien we wel prachtige zonnebloemvelden. Bij de luchthaven van Brindisi leveren we de auto in.

Matera

Naast rotswoningen ook een uit een rots gehouwen kerk

De volgende morgen gaan we naar Matera. Na vijf minuten krijgen we al een lift naar Taranto. Daar nemen we de trein naar Matera.

De Sassi, een gebied met rotswoningen, is toch nog een aardig stuk lopen en dat valt niet mee met een zware rugzak op je schouders en met 35º C. Zo heet hebben we het nog niet meegemaakt.

Na veel geklauter – trapje op, trapje af – komen we bij de jeugdherberg die midden in de Sassi ligt.

We staan om 6.30 uur op om zo vroeg mogelijk de Sassi te bekijken. Dat is een goede keus geweest, want om 9.00 uur is het al weer 30º C. De Sassi is echt heel speciaal, met een uit een rots gehouwde kerk en mooie panorama’s.

Ook bezoeken we Pisticci, een heel mooi stadje boven op een berg. Vanuit de bus hebben we al een erg mooi uitzicht op de bergen en zandheuvels. We wandelen door de steegjes en maken foto’s van het prachtige uitzicht.

Als we terug in Matera op het plein zitten, komt er opeens een gek aanlopen en begint Saskia aan te raken. Na douwen, schreeuwen en schoppen gaat hij weer weg. Wat een rotzak. Er zaten wel een paar jongens te kijken, maar niemand deed wat. Later wordt duidelijk waarom. De man is een drugsverslaafde en ze zijn allemaal bang voor hem. Ze vonden het heel dapper hoe Saskia zich verweerde. Nou begrijpen we waarom we hier in Matera zoveel dwazen zien, dat zijn verslaafden… De jongens zeggen zelfs dat het gevaarlijk is voor ons om zo laat (22.30 uur) nog buiten te zitten. Het zijn aardige jongens die zich echt om ons bekommeren en niet op de versiertoer zijn.

Silla-gebergte

De valleien van het nationale park staan vol bloemenvelden

Via Metaponto gaan we met het openbaar vervoer naar Rossano, met een oud stadsdeel op een berg dat we ‘s avonds bekijken. De volgende dag reizen we met de trein naar Catanzaro, waar we een klein boemeltreintje nemen dat door het Silla-gebergte naar Soveria Manelli rijdt.

Onderweg kijken we onze ogen uit: grote groene bergen, velden vol bloemen, loof- en naaldbossen, stromende beekjes, enzovoorts. Een totaal ander landschap dan tot nu toe.

In Soveria Manelli stappen we uit. De jeugdherberg ligt een kilometer of vijf verderop midden in het bos, een zee van rust. Vanuit het raam van onze privé-kamer kijken we zo het naaldbos in. Na beneden informatie te hebben gevraagd, zijn we toch wat minder enthousiast. Er zijn geen trips zoals beloofd op internet en er rijden geen bussen. We moeten steeds liftend naar het centrum. De man van het ostello wil ons morgen naar de Silla brengen en ons weer ophalen. Dat is tenminste wat.

Om 7.30 uur met de auto richting Silla-gebergte. Onderweg prachtige vergezichten op bergen met bossen en valleien met bloemenvelden.

Bij een hotel waar we ontbijten en brood in laten pakken voor de lunch krijgen we een schitterende gids over Calabria, helemaal gratis. Onderweg lopen steeds twee à drie zwerfhonden met ons mee in de hoop dat ze wat krijgen. In het begin wel leuk, later best irritant. Ze blijven maar meelopen.

In het nationale park, erg dichtbebost, een eekhoorntjesroute gelopen. Volgens de borden zijn hier wolven, hertachtigen, wilde zwijnen, eekhoorns, salamanders en slangen. Jammer genoeg (of gelukkig?) niets van dit alles gezien.

Na de lunch in het gras lopen we een klein weggetje op. Opeens zie ik een klaproos en zeg tegen Saskia dat we nog geen velden klaprozen hebben gezien, terwijl we die vanuit de auto wel zagen. We lopen de hoek om en staan oog in oog met een heel groot veld met klaprozen. Ertussen staan ook paarse, gele en witte bloemen.

Opeens horen we geloei en koebellen. Saskia vermoedt dat het van de berg afkomt. We pakken de verrekijker en ja hoor, daar komt een rijtje koeien van de berg afgelopen. Het lijkt wel de Milka-reclame. Het lijkt hier sowieso erg op Zwitserland met overal Zwitserse huisjes.

Paestum

Archeologische vindplaats uit 500 voor Chr

We nemen het boemeltreintje naar Cosenza, waar we even door het oude centrum lopen. In de trein richting Napels zien we net buiten Cosenza een krottenwijk. Armoede is hier dus wel degelijk. De trein is elektrisch, groot en met goede stoelen. We stappen uit in Maratea.

De bergen rond Maratea zijn veel ruiger en niet bebost zoals in de Silla. Een 22 meter hoog wit beeld van de Verlosser staat op de punt van één van de bergen. We kijken even bij de haven. Het strand is van een soort grijs zand en een beetje kiezelachtig hier en daar, wel apart. We bekijken nog even een grot en gaan eten bij een restaurant met uitzicht op de zee. De beste pasta gegeten tot nu toe: een soort schelpjespasta met gekruid vlees en een pittige saus. De pasta is erg gevuld. Normaal eten ze de pasta alleen met een beetje saus omdat het maar een onderdeel van hun eten is.

We bekijken het Centro Storico van Maratea. Het valt een beetje tegen. Tot de trein naar Agropoli vertrekt vermaken we ons op het strand. De meesten kunnen daar niet geloven dat we maar één dag in Maratea blijven. Ze vragen allemaal: ‘Moet je dan niet zonnen op het strand?’ Wij zeggen dat we daar geen tijd voor hebben. Daar kunnen ze met hun pet niet bij.

Binnen één uur rijden met de trein arriveren we in Agropoli. Na ons te hebben geïnstalleerd in de jeugdherberg, lopen we naar leuke Centro Storico van het dorpje. Het is wel een poosje klimmen. Boven bekijken we een kasteel maar daar is niet veel te zien.

De bus naar Paestum vertrekt om 8.40 uur. Bij de archeologische vindplaats van Paestum blijken twee van de drie tempels die we willen bezichtigen in de steigers te staan. Alles hier stamt uit 500 v. Chr. Er lopen in dit dorre gebied heel veel salamanders en we zien zelfs een slang.

We nemen de trein naar Salerno, een verschrikkelijk drukke en smerige stad, waar we de bus naar Amalfi nemen. De bus rijdt over de beroemde kustweg van de Amalfi-kust.

Het uitzicht is werkelijk schitterend, vanaf zee gaat het gelijk gigantisch steil omhoog. Wonderbaarlijk dat ze hier nog dorpjes konden maken. Hier en daar ligt een kasteeltje of een kleurige kerktoren bovenop een rots aan zee.

Ze benutten de bergen hier goed door er wijngaarden op te zetten. De smalle kustweg kronkelt tussen de bergen door. Bij elke bocht toetert de bus om te waarschuwen dat hij er aan komt, want hij heeft de hele weg nodig. Eén keer komt er een touringcar aan en dat is echt millimeterwerk.

Amalfi-kust

Touringcars met toeristen rijden af en aan

In Amalfi krijgen we een waanzinnige cultuurschok. We voelen ons marsmannetjes die zojuist op aarde zijn gearriveerd. Touringcars met toeristen rijden af en aan. Italiaanse bevolking is nergens te bekennen, enkel hordes toeristen. Overal souvenirshops en alles is verschrikkelijk duur.

We zijn blij dat we hier niet verblijven en gaan naar een jeugdherberg in een dorpje iets verder van de kust. Dit dorpje, zo blijkt na een zigzagtour met de bus waar zelfs ik wagen ziek van word, is zoals we gewend zijn. Mensen die enigszins verbaas kijken en zich afvragen of we soms verdwaald zijn. Geen toeristen, geen touringcars en geen souvenirshops.’s Middags zitten we lekker in het zonnetje op een bankje bij een panorama uitzicht gezeten. Het is hier heerlijk koel, zo’n 20º C. ‘s Avonds eten we bij het enige restaurant in dit gedeelte van het dorp zalige canneloni.

Vanmorgen vroeg opgestaan, want we willen de eerste bus naar Amalfi nemen. We hopen dat de meeste toeristen dan nog in bed liggen. De eerste bus gaat pas om 8.40 uur. Voor niks zo vroeg opgestaan en tegen de tijd dat we in Amalfi aankomen is het al erg druk.

Snel foto’s gemaakt van de mooie kerk, dé bezienswaardigheid van deze badplaats, en met de bus naar Ravello. Dat dorpje blijkt niet echt speciaal. Na een tosti met de bus terug naar Amalfi en door naar Positano en Praiano. We beginnen al aardig aan de misselijkmakende bochten in de weg te wennen.

Praiano heeft een mooi kerkje met een kleurrijk koepeltje. Op de achtergrond zie je Positano liggen. Positano ziet er zeer indrukwekkend uit vanaf een afstand. In Positano aangekomen merken we dat het weliswaar toeristisch is, maar niet zo massaal en druk als Amalfi. Het is een gezellig stadje.

Als we met de bus weer in terug in Amalfi zijn (alle buslijnen lopen via Amalfi, je ontkomt er niet aan), blijkt dat de bus naar ons dorp pas over anderhalf uur vertrekt.

We zitten te bedenken hoe we anderhalf uur vol moeten krijgen in Amalfi, maar komen er niet uit. Wel komisch: de meeste zitten hier twee weken en wij weten niet eens hoe we ons anderhalf uur moeten vermaken! We gaan maar op de trap van de kerk zitten. Terwijl de zon hier al lang niet meer op schijnt is de trap nog steeds gloeiend heet. Je kan er een eitje op bakken.

Pompeij

De tijd heeft stilgestaan sinds het jaar 79

Vanmorgen de bus genomen naar Castellamare en daar het Vesuvius-treintje genomen. Deze rijdt door de hele omgeving van de Vesuvius en dus ook naar Pompeij, waar we vandaag heengaan.

Ja, en daar loop je dan in een stad waar de tijd heeft stilgestaan sinds het jaar 79. Ongelofelijk hoe deze stad onder de lava van de Vesuvius bewaard is gebleven. Werkelijk alles is nog herkenbaar: tempels, forum, theaters, winkeltjes en markten. Maar vooral huizen waar je kunt zien hoe mensen 2000 jaar geleden leefden.

Het indrukwekkendst zijn de afgietsels van de lichamen van de bevolking van Pompeij. Toen deze lijken werden gevonden, was er slechts een omhulsel van lava van over. Dit hebben ze opgevuld met gips en zo zie je dus een mens van 2000 jaar geleden in dezelfde houding als toen ze stierven. Ze zijn vrij klein, ik denk zo’n 1.40 m. Sommigen hebben zelfs een angstige gezichtsuitdrukking.

In heel veel huizen zijn nog resten van fresco’s te zien. Op de muren van een hoerenhuis, waar de stenen bedden nog in staan, zijn erotische fresco’s getekend. Ook heel onwerkelijk om te zien zijn de karrensporen in de keien op de weg.

‘s Middags gaan we naar Sorrento. Ook heel toeristisch, maar weinig moois te zien. We lopen door het winkelstraatje dat ook tijdens de siësta open is.

Napels

Vooral een leuke sfeer in de volksbuurten

Vandaag gaan we naar Capri. Althans, dat waren we van plan. Onderweg naar het Vesuvius-treintje veranderen we van gedachten. We hebben wel genoeg rotsen in zee en toeristenplaatsen gezien. We gaan naar Caserta, het koninklijk paleis en de tuinen bekijken.

Het 13e eeuwse paleis is zeer groot (1400 vertrekken totaal) en zeer royaal ingericht. Karel III moet erg rijk zijn geweest. De troonzaal is gedecoreerd met goud en overal zijn muur- en plafondschilderingen te zien. De tuinen zijn niet zo mooi als we dachten. Het is wel een uitgestrekt gebied, we kunnen niet alles bekijken.

‘s Middags gaan we naar Napels en eten de beroemde pizza van Napels. Achter het station van Napels ligt de grote winkelstraat Via Umberto I. Naples is een drukke stad, vooral veel autoverkeer, maar het heeft een leuke sfeer. Vooral in de volksbuurten waar we doorheen zijn lopen. Er is zelfs een Chinezenwijk.

We maken een wandeling langs alle bezienswaardigheden en nemen een kijkje bij de haven. Voordat we vanuit Napels terug naar Nederland vliegen kopen we nog even wat souvenirs. We komen precies uit met ons geld.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!