×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Zuid Noorwegen actief

Overal storten watervallen van de bergen

Reisverslag: Saskia Louer
Foto's: Saskia Louer

Zuid Noorwegen heeft een ruige natuur, die zich goed leent voor actieve vakanties: op survival door bossen waar je bellen hoort van loslopend vee en daken van blokhutten met gras zijn bedekt, raften op woeste rivieren vol rotsen, bergen met witte toppen beklimmen en een tocht maken over uitgestrekte gletsjers.

Na het uitchecken maak ik op vliegveld Galdermoen kennis met de groep waarmee ik door het zuiden van Noorwegen ga reizen. Vanaf het vliegveld is het ongeveer 40 kilometer rijden naar Oslo.

De eerste twee nachten brengen we door op camping Ekeberg, boven op een berg gelegen, vanwaar je een mooi uitzicht over Oslo hebt. Vooral ‘s nachts in het donker, als Oslo verlicht is, is het uitzicht schitterend.

Met ons minibusje rijden we naar het centrum van Oslo. Eerst lopen we naar Det Kongelige Slot, het stadskasteel van de koninklijke familie. Het kasteel is niet te bezichtigen, de koninklijke tuinen echter zijn vrij toegankelijk. Buiten het paleis zie je de koninklijke wachten rondlopen.

Vanaf de heuvel midden in de stad waarop het paleis ligt, heb je een goed uitzicht over het uitgaanscentrum van Oslo. Hoe dichter de terrasjes bij het koninklijk paleis liggen, des te duurder zijn de drankjes. Hetzelfde geldt voor de restaurants.

Om lekker en niet al te duur te eten, kan je beter een eetcafé net buiten het centrum zoeken.

We komen ook langs het Akershus, dat van 1319 tot 1380 de koninklijke residentie was en in 1627 is verbouwd tot een renaissanceslot. Tegenwoordig gebruikt men dit slot nog voor staatsbezoeken. Als je over de vestingwallen loopt heb je een mooi uitzicht over de Oslofjord.

Survivaltocht bij Elverum

Het landschap wordt drassiger, steniger, ruiger

Vanuit Oslo rijden we naar het dorpje Elverum. Onderweg passeren we de Mjosa, een enorm meer, omringt door bergen. In Elverum begint onze tweedaagse survivaltocht.

We zetten het minibusje langs de kant van een enorme zandweg en laten er alle overbodige spullen achter. Alleen tenten, flessen met water, eten, regenkleding, slaapzakken e.d. gaan mee.

Als er één diersoort is waar Noorwegen rijk aan is, dan zijn het wel muggen. Ik heb me ingesmeerd met een antimuggenmiddel op basis van citroenella, maar dat blijkt een grote fout te zijn. De muggen blijven niet op afstand, nee, ze vliegen in volle vaart naar me toe om me te begroeten. Gebruik dus geen antimuggenmiddel op basis van citroenella, want voor je het weet ben je helemaal lekgeprikt.

We volgden de blauwe wandelroute. Hoe verder je in het bos komt, hoe vaker je gerinkel hoort. In Noorwegen laten de boeren hun vee loslopen. Om ze op te kunnen sporen, is elk dier voorzien van een bel.

Het landschap wordt steeds drassiger, steniger, ruiger. De route gaat in de gloeiend hete zon bergop, over smalle kronkelende, overgroeide en soms drassige paadjes.

Halverwege de tocht vullen we bij een boer al onze waterflessen met water uit de waterput achter op zijn erf. En verder gaan we, een soort van moeras in. Er ligt wel een houten pad, maar aangezien het hout aan het rotten is, zakken een paar mensen er doorheen. Uiteindelijk wijken we van het pad af en gaan dwars door de wildernis op zoek naar een plekje om te kamperen. We vinden een blokhut die niet op slot is en brengen daar de nacht door.

Omdat we geen water meer hebben gaan twee groepsleden met kaart en kompas op pad. Na vier uur ronddwalen van hun kant en heel hard roepen van de rest van de groep en twee zoektochten, vinden we ze weer terug. Ze hebben alleen een beetje bruin water meegenomen waarmee we de volgende dag de afwas doen. Je moet dus erg goed opletten om niet in de Noorse wildernis te verdwalen en altijd zorgen dat je op het pad blijft.

De volgende ochtend maken we de blokhut schoon en laten deze netjes achter. Na een korte nachtrust (de zoektocht, irritante rotmuggen die de hele tijd om je hoofd zoemen), gaan we weer terug. Omdat we geen enkele bewoonde blokhut zien, kunnen we de waterflessen niet vullen.

Uiteindelijk vullen we de flessen met water uit een van de vele smalle riviertjes die van de berg afstromen. Er zwemmen kleine vissen in het water, maar een kniesoor die daar op let als je erge dorst hebt.

‘s Middags komen we eindelijk in Elverum aan. Daar zetten we de tenten op onder de bomen, vlak bij het water. Vanuit de tent hebben we een mooi uitzicht over het water.

Lillehammer en raften op de Sjoa

Een snelle duik bewijst dat het water ijs en ijskoud is

Vanuit Elverum rijden naar Lillehammer, de olympische stad van 1994. Net buiten Lillehammer ligt het olympische museum en het olympische park.

We nemen een kijkje bij de olympische skischans. Nu, in de zomer, ligt het er groen bij. Het centrum van Lillehamer is veel kleiner verwacht. Er is maar één winkelstraat.

We rijden vanuit Lillehammer door naar Sjoa, waar we twee nachten zullen blijven. We rijden het terrein bij het raftcentrum op en krijgen daar een mooie kampeerplek aan de smaragdgroene Sjoa. Het water krijgt die kleur omdat de rivier vanuit de bergen allerlei mineralen meevoert. Een snelle duik bewijst dat het water ijs en ijskoud is.

De volgende dag gaan we raften. We worden over twee rafts verdeeld. Eerst krijgen we instructies in het Engels. Als je in het water valt, moet je proberen om zo snel mogelijk naar de boot te zwemmen. Lukt dit niet, dan vervolg je de tocht in de rivier op je rug, met je voeten naar voren, zodat je hoofd geen rotsen raakt.

Op het droge worden eerst de verschillende termen geoefend: back (terug peddelen), forward (vooruit peddelen), rightback (rechts peddelt achteruit, links vooruit), lefback (links peddelt achteruit, recht vooruit) en lean-in (in de boot gaan zitten en peddels binnenhalen).

Het is heerlijk om over de rivier te varen, er valt maar één in het water. We springen wel vrijwillig van een rots om ons door de rivier te laten meevoeren en dan zo snel mogelijk weer terug naar de raft te zwemmen. Mis je de raft, dan kun je de rest van de tocht in het water afmaken. De stroming blijkt vele malen sterker dan ik verwacht had. Het is maar goed dat iedereen een zwemvest draagt.

Na afloop gaan we met z’n allen zweten in de sauna. ‘s Avonds bij het kampvuur komt een groepje Nederlanders bij ons zitten. De vader van hen blijkt de sauna in brand gezet te hebben. Hij had spiritus i.p.v. water op de sauna gegooid. Gelukkig is alles goed afgelopen. We rollen wat deeg om een stok en laten dat in het vuur bakken. Het grote voordeel van een kampvuur is dat het de muggen op een afstand houdt.

De volgende ochtend maken we een wandeling. We lopen gewoon een berg op. Opeens zien we een bordje met BOM eronder. Meteen worden de Noorse woordenboeken erbij gehaald. BOM? Wat is nou BOM? Het blijkt ‘tolboom’ te betekenen.

Omdat er geen einde aan de weg lijkt te komen, elke keer als je denkt dat je er bent komt er een bocht en gaat de weg weer verder, klimmen we uiteindelijk tegen de helling omhoog.

Daar staan verschillende blokhutten met gras op het dak. In de winter isoleert dit gras tegen de kou en in de zomer zorgt het ervoor dat het heerlijk koel is in de hutjes.

Spiterstulen, Galdhøppigen en Lom

Uitkijken waar je je voeten zet, niet alle rotsen liggen vast

De volgende dag rijden we via een toeristische route naar Lom. Eerst nemen we nog enkele foto’s van de wildstromende Sjoa. Een eindje verderop staan enkele auto’s stil bij een aangereden eland.

We rijden over smalle wegen. Hoe hoger we komen, hoe kouder het wordt. Eindelijk zien we de eerste bergen met sneeuw. Het vervolg van de weg is een tolweg maar er zit niemand in het hokje. Op een bord staan de prijzen en je moet zelf op een papiertje je kenteken invullen en de datum waarop je van de tolweg gebruik maakt. Het geld doe je samen met dit papiertje in een envelop.

Met uitzondering van de weg bij Oslo zijn in Noorwegen niet de snelwegen tolweg maar juist de uit losse stenen en zand bestaande wegen. Alsof de Noren de prachtige ongerepte natuur zo beschermen tegen al te veel passanten (toeristen) en deze wil dwingen om gebruik te maken van de snelwegen.

Via Lom rijden we door naar Spitertulen. Spitertulen ligt op 1100 m en wordt geflankeert door de twee hoogste toppen van Noorwegen, de Galdhøppiggen (2469m) en de Glittertind (2452 m). De Galdhøppiggen is hoger, maar de Glittertind heeft een permanente ijskap waardoor hij eigenlijk de 2470 m overschrijdt. Beide bergen bevinden zich in Jotunheimen – het Huis van de Reuzen.

We gaan de Galdhøppiggen via de rode route beklimmen en vertrekken al vroeg in de ochtend, 5.30 uur. Je moet goed uitkijken waar je je voeten zet, want niet alle rotsen liggen even vast. Overal zijn stroompjes water. Zo vroeg in de ochtend is het nog niet erg druk.

Enkele op elkaar gestapelde stenen worden stenen mannetjes genoemd. Als het erg mistig is en je ziet bijna niets, dan zie je nog wel de contouren van de stenen mannetjes. Als je meerdere stenen mannetjes bij elkaar ziet, weet je dat het daar erg gevaarlijk is, misschien wel een afgrond of een ravijn. Hoewel het tijdens de klim helder is, is het op de top erg mistig. Je ziet niets.

Vanuit Spitertulen rijden we de volgende dag met een lekke voorband naar Lom. We hebben geen keus, er is geen garage in de buurt.

De chauffeur moet goed opletten dat hij de bus op de weg houdt bij het afdalen van de zeer bochtige bergweg.

Lom is beroemd om zijn Stavkirke met authentieke 13e eeuwse drakenkoppen, een erfenis uit de vikingtijd.

Het Norsk Fjellmuseum laat de geschiedenis van het bergbeklimmen en de Noorse natuur zien. In het restaurant boven het Norsk Fjellmuseum kan je een lekker kopje thee met een stuk cake in verschillende smaken kopen.

Gletsjertocht op de Nigardsbreen

Aan een lang touw lopen we achter elkaar de gletsjer op

Aangezien het regent, gaat het rotsklimmen vandaag niet door. Ook binnen klimmen is geen optie, omdat de scholen weer begonnen zijn en de sportzaal gehuurd hebben.

De voorband wordt opgepompt en we rijden eerst naar een garage, waar de band geplakt wordt. Dan besluiten we alvast naar Nigardsbreen te rijden.

Bij Lom begint de Rijksvegge 55 naar Sogndal, één van de mooiste routes door Noorwegen. Het is de hoogstgelegen pasweg van Noord-Europa. Ook al is het hartje zomer, er ligt nog genoeg sneeuw. Even verderop krijg je het idee dat je letterlijk in de wolken bent. De wolken die om de bergtoppen hangen zijn op gelijke hoogte met de weg.

In Nigard zetten we de tenten op. Achteraf is het maar goed dat het bergbeklimmen niet is doorgegaan, want hoewel er twee uur rijden op het programma stond, blijkt dit vijf uur te zijn (de stops niet meegerekend). En om in het donker over de smalle en bochtige bergwegen te moeten rijden, dat zou niet prettig zijn geweest.

In het bergland van Breheimen ligt het grootste gletsjerveld van het Europese vaste land. Het grootste deel hiervan wordt in beslag genomen door de Jostedalsbre van 475 vierkante kilometer.

We gaan een gletsjertocht maken op de Nigardsbreen, een uitloper van de Jostedalsbre. Als de gids er is moeten we ijzers passen. Vervolgens stelt hij ze op de juiste maat in. We krijgen ook nog handschoenen en een pikhouweel mee.

We gaan per boot naar de overkant van het gletsjermeer. Dan is het nog ongeveer een half uur lopen tot onderaan de gletsjer. We krijgen allemaal een tuigje om, worden aan een lang touw vastgemaakt en krijgen instructies over hoe we met de ijzers over het ijs moeten lopen. En dan lopen we achter elkaar de gletsjer op.

De lucht is stralend blauw en de zon staat hoog aan de hemel. We lopen over smalle maar zeer diepe spleten. De grote boog die er vorige week nog stond, is al gesmolten. In de zomer smelt een deel van de gletsjer weg, maar dit wordt in de winter goedgemaakt. De Nigardsbreen groeit nog steeds, in de laatste 10 jaar 300 meter.

Elke dag zetten de gidsen een nieuwe route uit en hakken ze traptreden zodat de toeristen de route makkelijker kunnen volgen.

We komen op de gletsjer een groepje Nederlanders tegen met kleine kinderen. En als we weer beneden zijn, zien we een grote groep van 50 tot 60 man de gletsjer op gaan. Ik ben blij dat wij met een kleine groep zijn, dan kom je veel verder en zie je mooiere dingen.

Wildkamperen op de Hardangervidda

Overal op het bergplateau liggen stenen of staan struiken

Vandaag hebben we een lange rit voor de boeg, over de R.V. 55 naar de Hardangervidda. Overal storten watervallen van de bergen naar beneden. En dan zien we de eerste fjorden liggen. Het is een erg mooie route: fjorden, hooggebergte, watervallen en met sneeuw omgeven wegen.

We rijden vanaf Kaupanger door een tunnel die ons dwars door de berg heen voert naar de pont die ons over de smalste arm van het Sognefjord zet. Het Sognefjord is de langste en diepste fjord van Noorwegen, zo’n 205 km lang en op het diepste punt 1308 m diep. In het plaatsje Aurland drinken we warme chocolademelk en in Geilo doen we de boodschappen voor het avondeten.

‘s Avonds komen we aan op de Hardangervidda. Het is Europa’s grootste bergplateau, zo’n 7500 vierkante kilometer groot, waarvan 3430 vierkante kilometer is ondergebracht in een nationaal park. De begroeiing van de Hardangervidda bestaat vooral uit heide, graslanden en wat hoger mossen en korstmossen.

Een plekje voor de tenten vinden is nog een groot karwei. Bijna overal liggen stenen of staan struiken. Omdat het regent gaan we vrij vroeg slapen.

Vanuit de Hardangervidda keren we weer terug naar Oslo. Hoe dichter we bij Oslo komen, hoe droger het wordt. En in Oslo zelf schijnt weer de zon en is het lekker warm. ‘s Avonds gaan we uit in Oslo en de volgende dag vliegen we terug naar Nederland.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win