×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Zuidoost Australië

Langs de kust van Adelaide naar Byron Bay

Reisverslag: Wim van den Broek
Foto's: Wim van den Broek

Op Kangaroo Island kijken naar koala’s, zeeleeuwen en grotten. Dan via roze zoutmeren en verdroogde vlakten en over de Great Ocean Road langs kliffen en rotsformaties om via verlaten baaien en tropisch regenwoud in Sydney te belanden om daar de Harbour Bridge te beklimmen. Via de watervallen en eucalyptuswouden van de Blue Mountains verder naar Byron Bay, een surfparadijs op het meest oostelijke puntje van Australië.

De ochtend na aankomst in Adelaide vertrekken we naar Kangaroo Island. Onze gids voor de komende dagen, Mike, haalt ons op met een 4×4 bus met aanhanger. Mike ziet eruit als een Australische ranger, groen pak, grote bruine hoed.

Kangaroo Island

Koala's, wallaby's en zeeleeuwen

Via Fleurieu Peninsula rijden we in anderhalf uur naar Cape Jervis. Op dit uiterste eind van het schiereiland vertrekt de veerboot naar Penneshaw op Kangaroo Island.

We rijden daar naar een bos waar zich een wallabykolonie ophoudt. Het is erg warm, dus de beesten zoeken verkoeling tussen de struiken. Wallaby’s blijken kleine kangoeroe’s en zijn helemaal niet schuw.

We rijden verder naar Prospect Hill, een zandheuvel van 110 m hoogte. Matthew Flinders, de Engelsman die Kangaroo Island ontdekte, dacht achter deze heuvel het vasteland te zien, vandaar de naam Prospect Hill. Hier hebben we uitzicht over de zuidelijke oceaan. Het eiland is hier slechts 1 km breed.

Na ongeveer 5 km verlaten wij de beschaving en draaien een zandweg op. Met een grote stofwolk achter ons karren we door de outback van Kangaroo Island naar Cape Linois.

Na de lunch gaan we naar Little Sahara: een uitgestrekte zandvlakte midden in een bosrijk landschap. Dwars over het eiland, over schier onbegaanbare wegen met overstekende leguanen, eindigt de rit bij een koalakolonie.

Koala’s zijn een plaag voor de eucalyptusbomen op het eiland. De meeste zijn per vliegtuig overgebracht naar het vasteland. Een groot aantal is gesteriliseerd om de eilandpopulatie binnen de perken te houden.

Normaal gesproken zouden de dieren afgeschoten worden, maar hun schattige uiterlijk – en het dus te voorziene protest van het publiek – weerhoudt de Australische regering hiervan.

We overnachten op een schapenfarm, waar we worden verwelkomd door krijsende kaketoe’s. Voor we naar bed gaan, komen we oog in oog te staan met een twee meter hoge mannetjeskangoeroe. We stoppen, houden drie meter afstand en wachten totdat hij weghupt. De farm ligt aan de rand van het Flinders Chase National Park waar veel kangoeroe’s leven. Op de boerderij is voor hen veel voedsel te vinden: graan en hooi.

Om zes uur ‘s ochtends vertrekken we naar het beginpunt van de Ravine des Casoars Wilderness Trail. Voordat we aan de 9 km lange wandeltocht beginnen, moeten we eerst ‘voeten vegen’. Anders nemen we een voor de inheemse flora gevaarlijk virus mee (phytopheria).

We wandelen langs de bedding van een riviertje tot aan de Limestone Cave aan een verlaten baai met wit zandstrand, azuurblauwe zee, metershoge golven en aan beide zijden grotten waar pinguïns broeden.

Op de terugtocht maakt Mike ons opmerkzaam op een veel voorkomende boom op het eiland: de grass tree (familie van de yucca). Deze boom beschermt zich tegen bosbranden door een explosie te veroorzaken die de kern beschermt tegen het vuur.

De stam is zwartgeblakerd: 8 jaar geleden is hier een grote bosbrand geweest. Bovenop de stam groeien groene sprieten. Sommige bomen zijn meer dan drie meter hoog en moeten meer dan 300 jaar oud zijn: de boom groeit 1 cm per jaar.

Ook andere bomen en planten beschermen zich op de één of andere manier tegen brand. Eén hoopt zelfs op brand: de zaden verspreiden zich alleen bij bosbrand.

We rijden verder dwars door Flinders Chase National Park, met overstekende kangoeroe’s en leguanen, op weg naar Remarkable Rocks. Een granieten rotsformatie, gevormd door wind en zout water.

We bezoeken Admirals Arch: een kolonie van honderden slapende zeeleeuwen op de rotsen. Vervolgens bekijken we een kolonie vogelbekdieren (platypus). Ze schijnen zich in de twaalf meertjes die hier zijn schuil te houden.

We moeten stil zijn om ze te kunnen zien. Maar dat helpt niet, gedurende de drie kwartier dat wij er zijn, laten zij zich niet zien.

De laatste dag op Kangaroo Island, een bewolkte dag. We maken een 9 km lange wandeling vanaf Hanson Bay langs rivieren, meren met ibissen, over heuvels, door welhaast ondoordringbare bossen, richting Kelly Hill Caves. Mike loopt de eerste 3 km met ons mee en rijdt dan de bus naar het eindpunt.

Als laatste bezoeken we een zeeleeuwenkolonie in Seal Bay. Slechts onder begeleiding van een gids mag je het strand op om de zeeleeuwen van dichtbij te zien. Mike brengt ons tot op 3 meter van de slapende, spelende, luierende en zogende dieren. Onvoorstelbaar dat een 300 kg wegende mannetjeszeeleeuw ons zo dichtbij laat komen.

Het is moeilijk om de populatie te bepalen. Ze leven solitair, gaan individueel 3 dagen op jacht naar vis, soms meer dan 50 km uit de kust, om vervolgens weer uitgeput op het strand aan te spoelen. Als ze in een andere kolonie terechtkomen, worden ze geaccepteerd.

Een zeeleeuw die zijn kop in de lucht steekt, vertoont geen machogedrag, zoals wij dachten; de betekenis is onbekend. Onderzoekers noemen het zeehondenyoga.

Na een rustige oversteek terug naar het vasteland brengt Mike ons terug naar Adelaide.

South Australia

Roze zoutmeren en verdroogde vlakten

De volgende ochtend halen wij onze camper op. Het links rijden blijkt even wennen, evenals het schakelen met de linkerhand. We rijden naar een camping in Murray Bridge, 80 km ten zuidoosten van Adelaide.

De volgende ochtend vertrekken we in zuidelijke richting naar de kust. De wegen zijn smal, zeker voor onze camper. We passeren veel zoutmeren. Deze zijn roze door een bacterie in het zout. We lunchen bij een pelikanenbroedplaats. Helaas is het onmogelijk dicht bij de vogels te komen.

Als we verder rijden verandert de vegetatie: langs de weg struiken en daarachter onmetelijke verdroogde velden met af en toe een verdwaalde boom of koe. Aan de postbussen langs de weg kun je zien dat er mensen wonen, buiten ons gezichtsveld achter de horizon. Sommige boeren hebben een oude koelkast als postbus, kan lekker veel in.

Via Beachport, een verlaten oord aan de zuidelijke oceaan, gaan we naar Port Campbell, een al even verlaten oord aan de meest zuidelijke weg van Australië, the Great Ocean Road. Onderweg verandert de vegetatie van dor in Nederlands groen; veel schapen- en koeienfarms. Boeren verzamelen hun koeien met een trike, een veredelde 4-wiel aangedreven skelter.

Op kruisingen van wegen staan vaak maar een paar huizen. Ook zien we kilometers lang, aan weerszijden van de weg, uitgestrekte bossen met dennen en sparren, zo ver als het oog reikt.

Victoria

Kliffen en rotsformaties langs de Great Ocean Road

We rijden nu Zuid-Australië uit en komen in de staat Victoria. Hier komen we op de Great Ocean Road, een 285 km lange kustweg die tussen 1919 en 1932 is aangelegd om werkgelegenheid te bieden aan veteranen uit de eerste wereldoorlog en als monument voor de gevallenen.

De weg kronkelt langs de winderige oceaankust. Door invloeden van wind en de zee zijn rotsformaties gevormd met grillige contouren, die losstaan van het vasteland.

Onderweg wijzen borden naar mooie plekken. Als we naar zo’n plek rijden, komen we op een uitkijkpost met magnifiek uitzicht op enorme rotsformaties, hoog boven de zee uitstekend.

We lopen naar het strand. Ton wordt tijdens een fotosessie verrast door een enorme golf en op de rotsen gesmeten. Fototoestel en bril vliegen door de lucht. Gelukkig weet hij met een behendige sprong de volgende aanstormende golf te ontwijken en bril en fototoestel met een lenig gebaar te redden. Hij komt eraf met een verwonding aan het been.

De volgende ochtend is het bewolkt, terwijl het gisteravond helder was en de hemel gevuld met ontelbare sterren. De sterrenhemel is anders dan in Europa. De helderste sterrenformatie is het Zuiderkruis dat zeer prominent aanwezig is.

We bezoeken Port Campbell National Park met Shipwreck Coast, een 32 km lange oceaankust met rotseilanden, honderden geïsoleerde inhammen en baaien met verlaten stranden.

Inmiddels is de lucht strakblauw. Om bij de bezienswaardigheden te komen moeten we steeds korte wandelingen door de duingebieden maken, waar we worden aangevallen door steekvliegen.

Maar aan het eind van iedere wandeling worden we beloond met uitzicht op hoog uit zee stekende rotsformaties. Sommige kliffen lopen 70 meter steil naar beneden, waar de zee met grof geweld op rotsen beukt. Een aantal rotsformaties is de afgelopen jaren al in zee gestort.

Ten slotte komen we bij de bekende Twaalf Apostelen, twaalf solitaire rotsen, uit zee oprijzend vlak voor de kust. Vanaf het punt waar wij staan, kunnen we 7 van de 12 zien. Terug wandelend komt een echidna, een soort stekelvarken met een spitse snuit, voorbij wandelen zonder acht op ons te slaan.

Vandaag is een reisdag, we laten Melbourne rechts liggen en trekken landinwaarts naar het hooggebergte. De wegen zijn in de bochten vaak uitgesleten door de enorme vrachtwagens die hier rondrijden. Deze zijn 2 keer zo hoog als onze camper en hebben vaak een tweede trailer achter de eerste. Zeer imposant en ze rijden oerendhard.

Ons volgende doel, Kosciuszko National Park, is te ver om in één keer te bereiken, dus we doen rustig aan, 200 km over de M31 naar Ebden nabij Wodonga, vlakbij de grens met New South Wales.

Links en rechts van de snelweg gele, uitgestrekte grasvelden. Koeien en schapen staan massaal bij drinkputten in de schaduw onder grote bomen hun dorst te lessen. Het is om en nabij de 40 graden.

New South Wales

Zwartgeblakerde restanten van een gigantisch bos

De volgende dag zijn we snel in Kosciuszko National Park. We zijn nu in de provincie New South Wales. De wegen worden smaller, steiler en bochtiger. Het is rustig op de weg; soms duurt het wel een half uur voordat we iemand tegenkomen.

Wij gaan van west naar oost door het park en kiezen voor de noordelijke route langs Mt Kosciusko. De GPS geeft aan dat we uiteindelijk op 1680 m. hoogte rijden. Op het hoogste punt hebben we uitzicht over de bergen van het park dat bijna net zo groot is als Nederland.

Kosciuszko moet een enorme vegetatie hebben van honderdduizenden hectares eucalyptusbomen, pijnboombossen, varens en enorme dierenkolonies.

Niets van te zien: we rijden drie uur door een zwartgeblakerd maanlandschap. Vorig jaar hebben bosbranden dit natuurgebied bijna geheel verwoest; we zien alleen zwartgeblakerde restanten van bomen.

Op de Snowy Mountains Highway buigen we naar het zuiden af, om bij onze bestemming van vandaag te komen: Old Adaminaby. Het hoogst gelegen gedeelte van dit dorp doet dienst als caravanpark, pal aan het stuwmeer Lake Eucumbene, één van de vele stuwmeren in deze omgeving. Deze zorgen voor elektriciteit voor een groot deel van Oost-Australië.

In het stuwmeer ligt een verzonken dorp; alleen de kerk en het schooltje staan nog boven water. Het oude schooltje, dat uit 1890 stamt, doet dienst als receptie van de camping. Een paar kilometer verderop is een nieuw dorpje gebouwd.

Op de verlaten camping vinden we een plek met uitzicht op het enorme meer. In een boom achter ons doen witte kaketoes zich tegoed aan dennenappels. Ook vliegen er prachtig gekleurde Australische parkieten rond.

Schreeuwende kaketoes maken ons de volgende ochtend om 7 uur wakker. We rijden terug naar de kust. Het eerste half uur blijven we op ongeveer 1200 meter hoogte rijden. Zover als het oog reikt is het landschap geel. Af en toe een groen stukje waar de boer zijn land dag en nacht met water besproeit.

Vervolgens duiken we de vallei van Bega in. Het gaat steil naar beneden (in de eerste versnelling) en de vegetatie is plotseling groen. Een groot deel van dit gebied blijkt uit nationale parken te bestaan.

De oostkust

Verlaten baaien en tropisch regenwoud

Voordat we er erg in hebben, zijn we aan de kust en rijden Bermagui binnen, een vissersdorpje aan een hoefijzervormige baai, aan de Tasmanzee zo’n 400 km ten zuiden van Sydney. De bronnen van inkomsten blijken tonijnvisserij en (vis)toerisme te zijn.

In het haventje van Bermagui zwemmen pelikanen. We vinden een plek op een camping pal aan zee, dichtbij het dorp. ‘s Avonds gaan we uit eten in het plaatselijke hotel. We eten oesters, gegratineerde jumbo mosselen, grote garnalen, inktvis, tonijnfilet en andere, ondefinieerbare zeefauna.

Vanochtend worden we door weer andere vogels gewekt: rainbow lorikeets (regenboogparkieten). Prachtige vogels, blauw, groen, geel en rood gekleurd, maar ze maken een hels kabaal. In de boom waaronder onze camper staat zitten er wel 200. Ze schreeuwen keihard en eten de hele dag de zaden uit de boom. Hoog in de lucht zweeft een zeearend.

We wandelen langs de kust. De lucht is strakblauw, de zon schijnt volop, er staat een harde wind, de golven zijn hoog en het strand verlaten. Na iedere bocht verschijnt een nieuwe baai met een andere vorm. De enige levende wezens buiten ons zijn de zeemeeuwen.

Op de terugweg komen we langs de Blue Pool, uitgehakt in de rotsen van de baai, aan de rand van het dorp. Het zwembad is gevuld met zeewater dat bij harde wind over de rotsen in het bad vloeit. Met heel harde wind mag er niet gezwommen worden, omdat zwemmers dan met de golven over de rotsen mee de zee ingetrokken kunnen worden.

We reizen verder naar het noorden via de Princess Highway, die zich door de bossen langs de kust aan de Tasmanzee kronkelt. De namen van de plaatsjes waar we doorheen komen, doen vermoeden dat hier vroeger aboriginals woonden: Narooma, Mullimburra, Moruya, Burrewarra, en onze eindbestemming Ulladulla.

Nu wonen er slechts enkelen, je herkent ze aan hun donkere huidskleur en hun karakteristieke gelaat. Tegen het einde van de middag arriveren we in Ulladulla. Op de camping blijkt weer een kolonie regenboogparkieten te bivakkeren. Ze zijn zo tam dat ze uit je hand komen eten.

We vertrekken weer vroeg uit Ulladulla, op weg naar Kiama, onze laatste stop voor Sydney. We hoeven slechts honderd km af te leggen vandaag, dus we hebben tijd voor tussenstops.

We trekken landinwaarts naar het Budderoo National Park, waar we door het Minnamurra regenwoud wandelen. Halverwege gaat de weg steil omhoog om uit te komen bij de Minnamurra Falls. Hoewel we niet in de subtropen zijn, is hier in de loop der eeuwen toch een tropisch regenwoud ontstaan.

We wandelen urenlang langs de wortels van ceders die torenhoog boven ons uitsteken, metershoge varens en lianen. Helaas houden de dieren zich schuil wegens de hitte.

Laat in de middag vinden we een plek op de camping van Kiama, gelegen op een landtong in zee, vlak bij de vuurtoren en de grootste attractie van het dorp: Blow Hole.

Blow Hole is een groot gat in de rotsen waar onderin, aan de zeekant, met groot geweld het zeewater ingeperst wordt, waardoor het water met een enorme knal wel 60 meter omhoog het gat uitgespoten wordt.

Kiama dankt er zijn naam aan: Kiaram-a is een aboriginal woord dat betekent ‘waar de zee een geluid maakt’.

We gaan vroeg hardlopen op een 8,7 km lang wandelpad langs de camping. Het is een geaccidenteerde route met vergezichten.

De zee beukt op de kust en het water spat soms meters hoog op. Het opspattende water in combinatie met de opkomende zon geeft prachtige regenboogeffecten.

De enige geluiden zijn van de vogels en de golven die op de kust beuken.

Na gezwommen te hebben in een zwembad tussen de rotsen gaan we op pad naar Sydney.

Al na anderhalf uur arriveren we in Ramsgate, dat 15 km van het centrum van Sydney ligt, maar er gaan bussen en treinen.

Sydney

Het beklimmen van de Sydney Harbour Bridge

Met alle wachten op bussen en treinen duurt het een uur voor we in de haven van Sydney zijn, bij de Circular Quay waar de veerboten liggen. Hier hebben we uitzicht op het operagebouw en de Sydney Harbour Bridge.

We nemen er de Sydney Explorer, een bus langs alle bezienswaardigheden van de stad. We bezoeken het Sydney Aquarium, vlakbij het eindpunt, dat met zijn enorme haaien, roggen, reuzeschildpadden en andere grote vissen indrukwekkend is.

Daarna gaan we naar het Queen Victoria Building, het mooiste winkelcentrum van de wereld. Het is in 1898 in Byzantijnse stijl gebouwd als de centrale fruit- en groentenmarkt van de stad. Geheel in de oude stijl is er een winkelcentrum van gemaakt met 200 winkels.

De volgende ochtend nemen we de veerboot naar Manly, een plaatsje met mooie stranden aan de doorgang naar de oceaan. De veerboot zet er goed de sokken in, maar de reis duurt toch nog 35 minuten. We hebben uitzicht op de natuurlijke haven van Sydney.

We gaan met dezelfde boot terug, nemen de monorail die door de stad slingert en stappen uit bij Paddy’s Market. Dit is een overdekte markt: kleding, schoenen, etenswaren, vis, bloemen en allerlei prullaria.

Later in de middag melden we ons bij de Sydney Harbour Bridge voor de Bridge Climb. Het is de langste en hoogste brug met één brugboog ter wereld, gebouwd tussen 1924 en 1932, met een spanwijdte van 503 meter, lengte inclusief opritten 1149 meter, 49 meter breed en hoogste punt 134 meter boven het wateroppervlak.

De tocht duurt drie en een half uur, waarvan anderhalf uur voorbereiding. We moeten een alcoholtest doen, een verklaring tekenen betreffende onze gezondheid, dat we geen hoogtevrees hebben en dat wat we doen voor eigen risico is.

Alles is gedaan om het risico te beperken. We mogen niets meenemen en krijgen een overall van de organisatie aangemeten (winddicht en zonder zakken). We krijgen een gordel om waaraan een koord bevestigd is met aan het einde een ingenieus apparaat dat het mogelijk maakt om langs alle bevestigingspunten te komen van de stalen kabel waaraan wij worden gezekerd.

We oefenen eerst en beginnen dan met hartkloppingen aan het echte parcours. De eerste 30 meter, tot aan het begin van de boog, gaat via steile, smalle trappen omhoog. Het verkeer raast op enkele meters met een snelheid van 100 km per uur langs je, de treden zijn open (rooster) en beneden zie je, meer dan 70 meter lager, het water onrustig heen en weer gaan.

Vervolgens komt het relatief gemakkelijke gedeelte, de boog, het is minder steil en je kunt niet door de treden heen kijken. Het uitzicht is adembenemend. Op een schip van 40 meter lengte dat onder de brug door vaart, lijken de matrozen kleiner dan legopoppetjes.

Boven kunnen we Manly zien, waar we vanmorgen heen gevaren zijn. We steken boven op de brug over, waar de vlaggen van Australië en New South Wales wapperen, om aan de andere kant de brug weer af te dalen.

Van die kant zien we dat het havengebied nog veel verder het land in loopt. Het laatste gedeelte is weer erg steil, maar dan naar beneden.

Blue Mountains

Bergen, watervallen en uitgestrekte eucalyptuswouden

Het heeft de hele nacht geregend en geknetterd. Vandaag trekken we westwaarts het binnenland in naar National Park The Blue Mountains. Katoomba is ons einddoel, slechts 110 km van Sydney, maar een heel andere omgeving: bergen, steile diepten, watervallen, uitgestrekte eucalyptuswouden.

Katoomba ligt helemaal in de wolken, de temperatuur is gedaald tot beneden de 20 graden en het miezert.

Na het ontbijt de volgende ochtend begint het weer te regenen. Voor we gaan wandelen, beklagen we ons over het weer bij de eigenares, die zegt dat we geluk hebben: ‘This is real Blue Mountain weather, mates.’

Toch doen we de Prince Henry Cliff Walk (7 km), met vergezichten, watervallen, smalle wandelpaden, dwars door het regenwoud en ontmoetingen met vogels.

Eerst dalen we met het steilste treintje ter wereld (Scenic Railway) onder een hoek van 45 graden, 200 meter de diepte in. Beneden wandelen we langs de berghelling door prachtig regenwoud. Het pad wordt smaller, steiler en onbegaanbaar.

We lopen letterlijk met het hoofd in de wolken en horen onzichtbare vogels. De prachtige omgeving is rustgevend. De wolkenflarden die proberen over het gebergte heen te stijgen, zijn van een adembenemende schoonheid.

Na ongeveer een uur lopen we vast, de afstanden tussen de stenen ‘treden’ waarop we lopen worden te groot, een halve meter.

Terug bij ons uitgangspunt lopen we via een ‘boardwalk’ (een houten pad van 2,2 km) naar de kabelbaan die ons terugbrengt naar boven. Het is opgehouden met zachtjes regenen, het komt nu met bakken uit de hemel, de camping ligt volledig in de wolken.

De volgende dag regent het watergordijnen. En een depressie duurt hier vier dagen, zonder opklaringen. We vluchten de Blue Mountains uit.

Byron Bay

Het meest oostelijke puntje van Australië

We rijden via de toeristische route naar het noorden door het Wollemi National Park. Zoals we tot nu toe gewend zijn, voert de weg ons 170 km slingerend door een schitterend bergachtig landschap.

Halverwege rijdt Ton bijna een schildpad aan flarden: een flinke ruk aan het stuur naar links en het intrekken van een schildpadhoofd voorkomen een fatale aanrijding. Verder durven wij geen Australische dollar op het leven van de schildpad te zetten: in de achteruitkijkspiegel zien wij twee grote vrachtwagens van Australisch formaat naderen.

Na een lange dag reizen belanden we in Bulahdelah, een klein plaatsje aan de Pacific Highway, 250 km ten noorden van Sydney, waar we overnachten.

Vandaag volgen we de Pacific Highway verder naar het noorden. Het regent nog steeds, al ziet de lucht er minder grijs uit. Reeds na enkele kilometers verruilen wij de vierbaansweg voor een toeristische route. Deze voert ons over bergen, langs moerassen, meren, uitgestrekte bossen en eenzame boerderijen (vaak te koop).

Zo rijden we uren door totdat de Pacific weer verschijnt. Vlak voor Nambucca Heads (ons einddoel vandaag) bezoeken we een tuin met veel inheemse dieren, waarvan de koala de hoofdmoot vormt. We komen op het juiste moment binnen, want de koala’s zijn ook hier maar enkele uren per dag actief.

Vreemd dat er hier een broedprogramma voor koala’s is, terwijl koala’s op Kangaroo Island juist gesteriliseerd worden.

Laat in de middag arriveren we op een camping. Als we buiten zitten te eten, komen kookaburra’s (lachvogels) bedelen; brood hoeven ze niet, alleen vlees.

Na het ontbijt rijden we verder naar het noorden over de Pacific Highway door een gevarieerd landschap. Onderweg eten we een sandwich in Ulmarra, een 300 inwoners tellend dorp waar de tijd 50 jaar heeft stilgestaan. De huizen zijn van hout met een veranda en de grote reclameborden zijn van 50 jaar terug.

Ons einddoel is Byron Bay, het meest oostelijke puntje van Australië. Het is hier altijd hoogseizoen, er zijn duizenden, vooral jonge, surfers. De golven zijn imponerend hoog; het is een prachtig gezicht de surfers op de golven te zien.

Deze reis van 6503 km door Australië ging verder Van Brisbane naar Cairns. Op de heen- en terugreis werd Maleisië aangedaan: Kuala Lumpur en Penang

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win