Het zuidoosten van Australië, tussen Adelaide en Sydney, wijkt sterk af van het beeld dat we van dit continent hebben. Hier geen woestijnen maar een gevarieerd landschap met bossen, bergen, grotten, zoutmeren, prachtige kusten en zelfs regenwouden. En naast de twee grote steden vooral kleine dorpjes.
Mijn reis door het zuiden Australië start in Adelaide, waar mijn Australische vriendin en reisgenote Lizzy woont. Het is begin maart nog lekker warm, zo’n 35 graden. Adelaide heeft een relaxte sfeer, maar is niet echt indrukwekkend. Er is een uitgaansstraat met veel verschillende bars en restaurants. De bars zijn een beetje in Europese stijl, in tegenstelling tot veel andere plaatsen waar de pubs grote lichte ruimtes zijn, met meestal erg weinig sfeer.
De omgeving van Adelaide is mooi. Grappig is het plaatsje Hahndorf, een redelijk oud Duits plaatsje. Heb je 20.000 km gereisd en een van de eerste plaatsen waar je komt is mini Duitsland. Een erg bizarre ervaring. De rest van de omgeving bestaat vooral uit wijngaarden. Je kunt bijna overal wijnproeven en ik moet zeggen dat ze hier erg lekkere wijnen hebben.
Vanuit Adelaide trekken we naar het zuiden om de rondreis te beginnen. De eerste stop is Victor Harbour, een mooie kustplaats. Als we Point Bluff beklimmen krijgen we een mooi uitzicht op de kustlijn.
Op Granite Island ligt een goed en gezellig restaurant. Bij zonsondergang komen de pinguïns het eiland op. Je mag ze niet fotograferen, omdat ze daar blind van kunnen worden, maar het is zeker leuk om te zien.
Nadat we verder zijn getrokken en met een klein pontje de Murrayriver (een van de grotere rivieren van Australië) zijn overgestoken, komen we in een streek met veel zoutmeren.
We ontdekken dat je erop kunt lopen, maar vooral ook dat je er doorheen kunt zakken, zoals mijn reisgenote tot haar schande en mijn hilariteit ondervindt. Gelukkig is het niet diep, dus er is geen gevaar.
We stoppen in een lieflijk klein plaatsje, Robe genaamd. Het is zowaar een stadje met een beetje geschiedenis en oudere gebouwen, van voor 1900. Hier wordt de trend voor de rest van de vakantie gezet: zoveel mogelijk in heel kleine plaatsjes overnachten.
Verder trekkend langs de kustlijn komen we uiteindelijk terecht in Mount Gambier, is een voormalig vulkanisch gebied. De kraters van de oude vulkanen zijn nu meren, een erg mooi gezicht. Het schijnt dat de kleur van het water verandert met de seizoenen. We overnachten in een hostel dat vijf jaar terug nog een gevangenis was. Erg origineel moet ik zeggen.
In de buurt van Mount Gambier ligt een klein maar redelijk compleet wild life park. Daar lopen de emu’s (soort vogel) en de kangoeroes gewoon vrij rond. Je kunt ze van dichtbij zien, zonder dat ze tam zijn.
Niet ver voorbij Mount Gambier stoppen we alweer, bij een bordje ‘seal colony’. Hier start een anderhalf uur durende wandeling door geaccidenteerd terrein. Aan het eind word je beloond met een goed zicht op een grote zeehondenkolonie. De wandeling zelf is eigenlijk al de moeite waard.
We gaan onderweg ook nog even een ander wildlife park in, waar je beter rustig met de auto doorheen kunt rijden. Hier zie ik mijn eerste (en jammer genoeg enige) koala.
De emu’s zijn hier zo tam dat je ze kunt aanraken. Dat levert een paar grappige situaties op, want ze komen zelfs zo dicht bij de auto dat het raam dicht moet.
Hierna komen we bij het doel van onze eerste anderhalve week: de ‘Great Ocean Road’. Dit is een oude highway die langs de zuidkust van Victoria leidt. Hier kun je maar beter bij elk toeristenbordje stoppen, want de kust lijn is echt adembenemend mooi.
Alleen maar ‘limestone’ (kalksteen) en aangezien dat een redelijk zachte steensoort is, slijt de kust 2 centimeter per jaar. Dit levert bizarre rotsformaties op met namen als 12 Apostels en London Bridge, waarbij vergeleken de kustlijn van Dover saai is.
Er is ook een gebied met een versteend bos. Ooit zijn de boomstammen door de wind met mergel bedekt en daardoor dood gegaan, waardoor je nu een bizar beeld hebt van allemaal boomstammen van steen. Een erg apart gezicht.
Onderweg overnachten we in het superkleine plaatsje Peterborough. Daar het een lokale vakantiedag is krijgen we met veel pijn en moeite een slaapplaats. Het is wel een caravan die te vies voor woorden is, maar we kunnen er achteraf gelukkig wel om lachen.
Na de Great Ocean Road gaan we op weg naar Lorne. Voor het plaatsje hoef je er niet naar toe (hoewel er een heel leuk backpackers hostel ligt), want het is erg toeristisch. Het is de weekend strandplaats voor mensen uit Melbourne.
In de omgeving van Lorne is wel veel moois te zien, zoals een waterval (spring fall) en een klein regenwoud (maids rest) waar gigantische bomen groeien. Het is er erg rustig en je kunt er heerlijk wandelen. Tevens staat bij Lorne een echte ansichtkaart-vuurtoren.
Van Lorne rijden we door naar Geelong, een echte suburb van Melbourne. Aardige sfeer, maar niets indrukwekkends.
Melbourne kan wat mij betreft ook overgeslagen worden. Het backpackers-hostel is erg massaal, dus daar voelen we ons niet thuis. In Melbourne is een modern entertainmentcenter (the Crown), maar verder zijn we blij dat we maar een nacht blijven.
Meteen maar doorgereden naar de Dandenongs, een regenwoudgebied met veel heuvels. Een erg mooi gebied om wandelingen te maken. We overnachten hier in Olinda in een lieflijk hotel, een oude watermolen die tot hotel is omgebouwd.
De kamers zijn erg romantisch, met een eigen tuintje en een hemelbed. In Olinda vinden we ook de perfecte souvenirshop, met alleen maar mooie handgemaakte dingen. Ik moet moeite doen om niet teveel geld uit te geven.
Vanaf Dandenongs rijden we zigzaggend naar de kust van Sydney, via verschillende nationale parken en door de skigebieden van Victoria. Heel veel bossen en heuvels, je wordt er gewoon stil van als je er doorheen rijdt. Door het Lake Eidon National Park loopt alleen maar een dirtroad. Je hebt daar een fantastische blik op de bossen en het betreffende meer kun je in de verte zien liggen.
De vegetatie verandert ongeveer per park waar je doorheen rijdt. Het Mount Buffalo National Park is niet zozeer indrukwekkend maar je krijgt er wel een paar hele mooie vergezichten te zien met een heuvellandschap waarin de heuvels langzaam achter elkaar verdwijnen.
De Great Alpine Road voert door de skigebieden van Victoria. De omgeving ziet er op het eerste gezicht steeds een beetje hetzelfde uit, maar het geeft een lekker gevoel om door dit soort grote bosgebieden te kunnen trekken. Je ziet hier geen echte bergen zoals in Zwitserland, het zijn meer uit de kluiten gewassen heuvels.
Wij nemen zoveel mogelijk ongeasfalteerde wegen, omdat je dan veel meer ziet. Zo komen we zelfs een paar keer kangoeroes in het wild tegen. De wegen zijn wel af en toe wel een uitdaging. Ze zijn vaak niet breder dan anderhalve keer je auto, maar erg mooi om overheen te rijden. Als het mistig is met 25 meter zicht of als er allemaal kuilen in de weg zitten kan het soms wel heel erg lang duren voordat je op je bestemming aankomt (2,5 uur voor 50 kilometer).
Midden in de skigebieden ligt Jindabyne, een echt wintersportplaatsje. Sinds kort is hier een heel mooi nieuw hostel, Snowy Mountains Backpackers.
We hadden bijna de luxe om het hele hostel voor ons alleen te hebben, maar na een uurtje kwam er nog een gaste (toevallig Nederlands)
Een ander grappig plaatsje is Omeo, waar een bed and breakfast wordt gerund door een Nederlander die hier 40 jaar geleden naar toe is gekomen. Hij vindt het leuk om een keer een Nederlander op bezoek te hebben. Het ligt niet echt op een doorgaande route dus hij heeft nog niet zoveel Nederlanders gehad. Het bevalt hem erg goed om hier te wonen.
In het Wabbilliga National Park zijn een paar watervallen die zeker de moeite waard zijn om te gaan bekijken. In de omgeving ervan is ook een mooie wandeling uitgezet.
Na de heuvels gaan we even een dagje naar de kust ver ten zuiden van Sydney. Mooie stranden en een lekkere temperatuur. We rijden wat verder langs de kust en stoppen bij het plaatsje Bundamee voor een dagje strand.
Bundamee is zo klein dat er niet eens een pub is. Dat is hier echt uitzonderlijk. Dus wij naar de bowlingclub. Daar mogen we niet eens zomaar in, we moeten eerst lid worden en ik krijg zelfs een trui omdat ik niet aan de dresscode voldoe. We kunnen er hartelijk om lachen. Waarschijnlijk was ons als ik geen toerist was geweest de toegang geweigerd.
Van de kust gaan we naar de Blue Mountains, een erg mooi gebied maar het begrip ‘mountains’ moet je niet te letterlijk nemen. Het zijn meer afgetopte hoge heuvels. Wij hadden er eigenlijk meer van verwacht.
Wel bezoeken we een spectaculaire grot, een van de Jenolan Caves. Rond alle grotten is een thema verzonnen. De grot die wij bezoeken heet de Temple of Baal. Alle druipsteen-sculpturen passen inderdaad in het verhaal over de tempel, compleet met Baal zelf, een engelenvleugel, altaren, enzovoorts.
Ook zijn er een paar leuke rotsformaties te zien, zoals de Three Sisters, dus het is geen verloren tijd om naar de Blue Mountains te gaan.
We hebben een beetje moeite om budgetaccommodatie te vinden en overnachten uiteindelijk maar in een pub. Het komt hier wel meer voor dat een pub ook beschikt over een paar kamers. Goedkoop, maar niet echt gezellig.
Na al dit natuurgeweld wordt het weer eens tijd voor een stad, dus brengen we een weekend door in Sydney. Om de stad binnen te komen is een hel.
Na zoveel rust in de natuur het drukke stadsverkeer weer in. We worden er echt nerveus van. Als we eenmaal gesetteld zijn gaat het allemaal weer goed. We hebben een hotel in het midden van de stad.
Sydney is een heerlijke stad om doorheen te lopen met verschillende sferen. Vrijdags gaan we naar Bondi om uit te gaan, twintig minuten rijden met de taxi. Bondi is een beetje het Renesse van Sydney, maar wel met een heel relaxte sfeer. Dus je kunt er een goed avondje toeven. Naar verhouding is alles wel duur in Sydney, veel duurder dan elders, maar dat is te verwachten in een grote stad.
Na het avondje stappen lopen we door Sydney rond en maken de bekende foto’s. Vooral the rocks, het gebied bij de Harbour Bridge, is een heerlijke wijk om wat rond te lopen en op terrasjes te zitten. Hoewel the rocks heel dicht bij het centrum ligt, ongeveer 15 minuten lopen van ons hotel, heeft het een heel rustig atmosfeer.
De twee dingen die je moet doen in Sydney zijn het beklimmen van de Harbour Bridge en het maken van een tocht met een boot door de haven. Het beklimmen van de brug is niet echt goedkoop (A$ 140), maar wel de moeite waard. Het uitzicht is fantastisch en ze hebben erg leuke gidsen. Het varen door de haven laat je Sydney pas echt goed zien.
Tot besluit van de vakantie gaan we twee dagen aan de kust ten zuiden van Sydney. We verblijven in het Imperial hotel, een 100 jaar oud hotel (de muren bewegen zelfs als het wat hard waait), met de perfecte gastheer en een terras dat uitkijkt over het water.
Het hotel staat in Clifton, een onooglijk klein plaatsje op een uur van Sydney, dichtbij het Royal National park en met lekkere stranden. Het is wel oppassen voor de zeer sterke onderstroom in de zee. Een perfecte plaats om de vakantie af te sluiten en aan de goede kant van Sydney om het vliegveld makkelijk te bereiken.